GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 februari 2011
Zaaknummer : 200.062.164/01 en 200.062.167/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-685
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.M. Peet te Rotterdam,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W.J.J. Trooster te Vlaardingen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 7 april 2010 in hoger beroep gekomen van een beschik¬king van 7 januari 2010 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 21 mei 2010 een memorie van antwoord (het hof leest: verweerschrift) ingediend.
De man heeft op 22 december 2010 een reaktie op het verweerschrift met producties ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 20 december 2010 aanvullende stukken ingediend.
Op 6 januari 2011 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door mr. W.M. Vermeijden, kantoorgenoot van mr. Trooster, en namens de raad mevrouw A. Timmers. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. De hierna nader te noemen minderjarige [sub 1] is in raadkamer gehoord.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de man, strekkende tot wijziging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 21 juni 2007, in die zin dat hij heeft verzocht te bepalen dat:
- de hierna nader te noemen minderjarige [sub 2] bij hem zal worden ingeschreven;
- de door hem aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, hierna: partneralimentatie, op nihil wordt bepaald;
- de door hem aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, hierna: kinderalimentatie, ten behoeve van de minderjarigen [de minderjarige sub 1], geboren [in] 1998 te [geboorteplaats] en [de minderjarige sub 2], geboren [in] 2003 te [geboorteplaats] (hierna gezamenlijk: de minderjarigen) op nihil wordt bepaald;
- hij de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij
zich mag hebben:
- iedere week van dinsdag na school tot woensdag 18.00 uur,
- eens in de veertien dagen van vrijdag na school tot zondag, alsmede
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen tussen partijen in onderling overleg
te verdelen,
afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de verkoop van de voormalige echtelijke woning, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de minderjarigen en de partner- en kinderalimentatie.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover zijn verzoeken ten aanzien de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de partner- en kinderalimentatie zijn afgewezen en, in zoverre opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen op basis van co-ouderschap;
- de door hem te betalen partner- en kinderalimentatie per datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, te weten per 17 maart 2009, op nihil te bepalen;
- te bepalen dat partijen dienen over te gaan tot verkoop en levering van de woning en dat zij daar hun medewerking aan dienen te verlenen,
- met veroordeling van de vrouw in de proceskosten van beide instanties.
3. De vrouw verzoekt:
- het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie toe te kennen met ingang van de door het hof te geven beschikking;
- het verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderalimentatie af te wijzen;
- te bepalen dat de raad een onderzoek zal instellen naar de omgangsregeling/ zorgregeling/vakantieregeling tussen de man en [de minderjarige sub 2], subsidiair ook [de minderjarige sub 1] in het onderzoek te betrekken;
- te bepalen dat [de minderjarige sub 1] zich zal kunnen uitlaten over de zorgregeling;
- te bepalen dat gedurende het raadsonderzoek, de minderjarigen een maal per twee weken bij de man zullen verblijven van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 18.00 uur;
- voor het overige tot referte.
4. Ter zitting van het hof heeft de man zijn verzoek, te bepalen dat partijen dienen over te gaan tot verkoop en levering van de echtelijke woning en dat zij daar hun medewerking aan dienen te verlenen, ingetrokken.
5. De man verzoekt de verdeling van de opvoedings- en zorgtaken vast te stellen op basis van co-ouderschap, aangezien ieder der partijen de minderjarigen volgens hem feitelijk gemiddeld vijf dagen per week onder zijn of haar hoede heeft.
6. De vrouw stelt dat nooit sprake is geweest van co-ouderschap en ze verwacht niet dat dit in de toekomst wel het geval zal zijn. De vrouw stelt dat voor co-ouderschap overleg, betrokkenheid en daadwerkelijke zorg nodig is hetgeen volgens haar in de huidige situatie ontbreekt.
7. Het hof verstaat onder het begrip co-ouderschap een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op 50/50 basis dan wel een regeling waarbij de ouders ongeveer eenzelfde aandeel in de opvoeding en verzorging van de minderjarigen hebben, waarbij de kosten van de minderjarigen worden gedeeld en waarbij een goede samenwerking en verstandhouding tussen de ouders vereist is. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat er tussen partijen onvoldoende draagvlak is om van een co-ouderschap te spreken. Gebleken is dat de man een niet aflatende stroom negatieve sms-berichten aan de vrouw heeft gestuurd en dat ook tijdens het kinderverhoor zorgwekkende uitlatingen zijn gedaan over de man. Gelet hierop ziet het hof geen gronden om de bij beschikking van 21 juni 2007 vastgestelde contactregeling te wijzigen. Hoewel de vrouw stelt dat [de minderjarige sub 1] zelf kan bepalen op welke manier zij invulling aan het contact met de man wil geven is het hof van oordeel dat het aan de ouders is om op verantwoorde wijze invulling te geven aan de contactregeling tussen de man en de minderjarigen. De contactregeling loopt en zolang de ouders niet op één lijn zitten met betrekking tot de belangrijke zaken de minderjarigen betreffende, acht het hof het niet opportuun de huidige contactregeling te wijzigen. Het hof komt derhalve evenmin toe aan de door de vrouw verzochte wijziging.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek van de man derhalve afwijzen.
8. Vast staat dat de vrouw af ziet van het verkrijgen van partneralimentatie maar het houdt partijen verdeeld met ingang van welke datum die verplichting moet eindigen. De man stelt dat de alimentatie op nihil moet worden gesteld per datum indiening van het inleidend verzoekschrift en de vrouw stelt dat het redelijk is de alimentatie op nihil te bepalen vanaf de datum van de beschikking van het hof.
9. De vrouw heeft in mei 2010 aan de man kenbaar gemaakt dat zij geen behoefte meer heeft aan partneralimentatie. De vrouw heeft die mededeling echter uitsluitend gedaan in verband met de hoop op een betere communicatie tussen partijen en niet omdat zij feitelijk geen behoefte meer had aan alimentatie. Gezien het inkomen van de vrouw en haar maandlasten, waaronder de hoge woonlasten van de voormalige echtelijke woning, acht het hof het redelijk om de alimentatie ten behoeve van de vrouw met ingang van 1 januari 2011 op nihil te stellen, mede gezien het feit dat het hof de vrouw gezien haar financiële situatie niet tot terugbetalen in staat acht.
Het hof rondt af op hele bedragen.
10. De vader stelt dat de behoefte van de minderjarigen is te stellen op € 900,- per maand en de moeder stelt dat de behoefte van de minderjarigen op basis van het Nibud € 855,- per maand bedraagt. Het hof acht het redelijk de bedragen te middelen en zal uitgaan van een behoefte van € 880,- per maand.
11. Naar het oordeel van het hof behoeft de draagkracht van de man geen bespreking. Weliswaar is sprake van een wijziging van omstandigheden sinds de beschikking van 21 juni 2007, enerzijds vanwege het feit dat de man minder is gaan werken (30 uur per week) en anderzijds omdat hij inmiddels een eigen rijschool heeft, maar de man heeft zelf ter zitting gesteld dat hij een draagkrachtruimte heeft van € 602,- per maand indien geen rekening wordt gehouden met zijn onderneming. Het hof laat deze onderneming buiten beschouwing aangezien de man met betrekking tot zijn onderneming geen stukken heeft overgelegd. De stelling van de vrouw dat de man die onderneming niet op had mogen starten behoeft derhalve geen bespreking. Aangezien de kinderalimentatie bij beschikking van 21 juni 2007 op € 207,- per maand per kind is bepaald en deze thans, geïndexeerd, € 224,86 per maand per kind bedraagt, heeft de man onverminderd draagkracht om het laatstgenoemde bedrag te voldoen. Bovendien is het hof van oordeel dat een dergelijke bijdrage als eigen aandeel voor de man redelijk is, mede gezien het feit dat de vrouw afziet van partneralimentatie en haar maandlasten aanzienlijk zijn.
12. Het hof ziet geen reden, zoals door de man is verzocht, om de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, en zal dat verzoek derhalve afwijzen.
13. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud met ingang van 1 januari 2011 op nihil;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Husson en Van Wijk, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2011.