ECLI:NL:GHSGR:2011:BP6979

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002788-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van de moeder door de verdachte met psychische stoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van zijn moeder. De verdachte heeft op 21 september 2009 in Rotterdam zijn moeder in haar eigen woning van haar vrijheid beroofd door haar sleutels en telefoon af te nemen, alle ramen en deuren op slot te doen en haar te dwingen op de bank te blijven zitten. Tijdens deze vrijheidsberoving heeft hij haar ook mishandeld door haar bij de keel vast te pakken en haar polsen te grijpen, wat leidde tot pijn en letsel. De verdachte heeft een lange geschiedenis van gewelddadig gedrag en is meermalen veroordeeld voor agressieve misdrijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis, namelijk een schizoaffectieve stoornis, die zijn gedrag beïnvloedde. De deskundigen hebben geadviseerd de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en hebben de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aanbevolen. Het hof heeft deze maatregel opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar. De verdachte is niet strafbaar verklaard, maar zal onder toezicht van de overheid worden behandeld.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002788-10
Parketnummer: 10-691241-09
Datum uitspraak: 8 maart 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 mei 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
thans gedetineerd in de [naam Penitentiaire Inrichting].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 september 2010, 7 december 2010 en 22 februari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. Aan de verdachte is tevens de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2009 te Rotterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet
- de sleutel(s) en/of telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] met kracht bij het bovenlichaam heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] de woning heeft ingetrokken en/of
- (vervolgens) alle ramen en/of deuren van die woning op slot heeft gedaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft gedwongen om op de bank te (blijven) zitten door (telkens) aan de pols van die [slachtoffer] te trekken en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat zij moest blijven zitten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of vervolgens de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of aldus die [slachtoffer] heeft belet de woning te verlaten, althans die [slachtoffer] heeft belet te gaan en staan waar zij wilde;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2009 te Rotterdam opzettelijk zijn moeder, althans een persoon, te weten B. [slachtoffer], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte opzettelijk die [slachtoffer], meermalen
- (met kracht) met beide/zijn hand(en) bij de keel gepakt en/of vastgehoudenen/of
- (met kracht) bij haar pols(en) vastgepakt en/of aan haar pols(en) getrokken en/of is verdachte op die [slachtoffer] gaan zitten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot een bevestiging van het vonnis van de eerste rechter.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is door de raadsman - overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota - ten aanzien van de bewezenverklaring aangevoerd dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
In de kern weergegeven heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaringen die de familieleden van de verdachte in deze zaak hebben afgelegd niet als onafhankelijk en overtuigend kunnen worden gezien, nu deze verklaringen met elkaar samenhangen en er al jaren lang familiaire ruzies zijn waarbij geprobeerd wordt de verdachte zwart te maken. Ook blijkt volgens de verdediging niet uit objectieve feiten dat verdachte de handelingen heeft verricht die in de tenlastelegging vermeld staan en kan het feit dat de aangeefster hevig geëmotioneerd de woning verliet niet als bewijs worden gebuikt, nu deze emoties ook een andere verklaring kunnen hebben.
Ten aanzien van feit 2 is de raadsman van mening dat er geen bewijs voorhanden is die de aangifte van het slachtoffer ondersteund.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
Op 21 september 2009 was het [slachtoffer] thuis in Rotterdam met haar zoon, zijnde de verdachte. Zij zag dat haar zoon op haar af kwam stormen. Zij voelde dat haar zoon haar telefoon uit haar broekzak pakte tezamen met haar huissleutels. Zij rende weg, de achtertuin in. Haar zoon pakte haar bij haar bovenlichaam vast. Hij greep haar beide bovenarmen en trok haar weer de woning in en gooide haar op de bank in de woonkamer. Hij zei tegen haar: "Jij zit hier!". Zij hoorde dat haar zoon alle deuren en ramen op slot deed. Zij liep naar de badkamer en toen pakte haar zoon haar keel vast en kneep deze dicht. Zij voelde een pijnscheut in haar keel. Zij moest terug naar de woonkamer van hem en zij moest op de bank zitten. Haar zoon kwam vervolgens bovenop haar zitten en begon te wiegen. Hierdoor voelde zij veel pijn in haar lichaam. Als zij naar de wc ging, hield haar zoon haar in de gaten. Toen zij wilde opstaan pakte haar zoon met veel kracht haar pols beet en duwde haar terug op de bank. Haar pols deed zeer van de greep. Zij wilde ontsnappen door uit een raam te springen, maar dat lukte niet doordat verdachte achter haar aan kwam en haar volgde. Zij mocht niets eten of drinken, terwijl zij als suikerpatiënte wel op tijd moest eten.
Omstreeks 19.00 uur kwam haar dochter langs. Verdachte is op de voordeur afgestormd en voordat de dochter binnen kon komen gooide hij de voordeur in haar gezicht en deed hij de voordeur van binnen op slot. Omstreeks 21.00 uur stapte aangeefster van de bank, omdat zij wilde gaan slapen. Haar zoon pakte haar echter vast bij haar polsen en duwde haar op de bank.
Zij heeft van 13.00 uur tot 22.00 uur opgesloten gezeten. Zij kon niet weg want alles zat op slot. Tijdens haar aangifte op 22 september 2009 had de aangeefster nog steeds pijnlijke armen omdat verdachte haar zo stevig vastpakte en had zij een zere nek omdat hij tijdens de vrijheidsberoving haar keel dichtkneep.1
De [getuige 1] heeft verklaard dat zij met haar broer en [getuige 2] naar de woning van haar moeder is gegaan. De deur ging open en zij zag haar moeder ineengedoken zitten. Zij hoorde haar moeder zeggen: "Help me, hij laat me niet gaan",of woorden van gelijke strekking. Nog voordat zij de woning binnen kon stappen zag zij dat haar broer [naam verdachte] op de voordeur af kwam stormen. Hij gooide de voordeur voor haar neus dicht. Zij hoorde vervolgens dat hij de voordeur op het nachtslot draaide.2
De [getuige 2] heeft verklaard dat hij door het raam vanuit de achtertuin zag dat zijn schoonmoeder van de bank opstond en vervolgens hardhandig door [naam verdachte] met zijn beide handen om haar nek werd gepakt en met een harde ruk werd weggesleurd bij het raam. Hij was alsof zijn schoonmoeder een pop was, zo hard werd zij naar de gang meegesleurd door [naam verdachte].3
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen zag verbalisant Van der Moezel dat de verdachte een persoon in de woonkamer beetpakte en uit het zicht wegduwde. Hierna werden door de verdachte de lamellen in de woonkamer gesloten. Verbalisant Van den Eng zag dat de verdachte het geopende keukenraam dicht trok en op slot deed. De toegangsdeur van de woning bleek aan de binnenzijde geblokkeerd te zijn.4
Bewijsoverweging
Gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vrijheidsberoving en mishandeling van zijn moeder. Het hof acht het - in tegenstelling tot de raadsman - niet aannemelijk dat de familieleden slechts belastend hebben verklaard om de verdachte zwart te maken en acht deze verklaringen betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs. Het hof overweegt daartoe dat de verklaringen op elkaar aansluiten en tevens steun vinden in het proces-verbaal van bevindingen waarin twee verbalisanten - zijnde geen familieleden - hun waarnemingen hebben neergelegd. Ter zake van het onder 2 tenlastegelegde is het hof bovendien van oordeel dat de aangifte van het slachtoffer voldoende wordt ondersteund door de verklaring van de [getuige 2] en het proces-verbaal van bevindingen, zodat ook het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 september 2009 te Rotterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet
- de sleutels en telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en
- die [slachtoffer] met kracht bij het bovenlichaam heeft vastgepakt en
- vervolgens die [slachtoffer] de woning heeft ingetrokken en
- alle ramen en deuren van die woning op slot heeft gedaan en
- die [slachtoffer] heeft gedwongen om op de bank te (blijven) zitten door (telkens) aan de pols van die [slachtoffer] te trekken en
- daarbij tegen die [slachtoffer] heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat zij moest blijven zitten en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en aldus die [slachtoffer] heeft belet de woning te verlaten, althans die [slachtoffer] heeft belet te gaan en staan waar zij wilde;
2.
hij op 21 september 2009 te Rotterdam opzettelijk zijn moeder, heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte opzettelijk die [slachtoffer], meermalen
- (met kracht) met zijn handen bij de keel gepakt en vastgehouden en
- (met kracht) bij haar polsen vastgepakt en aan haar polsen getrokken en is verdachte op die [slachtoffer] gaan zitten, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van de verdachte hebben J.B. Seinen, psycholoog, en R.J.P Rijnders, psychiater, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, op 16 april 2010 gerapporteerd.
Deze deskundigen zijn - verkort en zakelijk weergegeven - tot de conclusie gekomen dat het psychiatrische toestandsbeeld zoals dat in het Pieter Baan Centrum (PBC) is waargenomen zich laat omschrijven als manisch, met als kenmerken een verhoogd denktempo, neiging tot ontsporing in zijn denken en van de hak-op-de-tak te springen, alsmede drukke gedragingen, waanachtig achterdocht- en grootheidsdenken en een uitdijende, eufore stemming die plots kan omslaan in sterke dysforie wanneer hij wordt geconfronteerd met de beperkingen van de afdeling of met kritische vragen. Het valt op dat zijn psychiatrische toestand achteruit gaat nadat hij eigenstandig zijn antipsychotische medicatie vermindert. Ondanks de herstart van de oorspronkelijke dosering van zijn antipsychotische medicatie blijft verdachtes psychiatrisch toestandsbeeld op het einde van het onderzoek van zorgwekkende aard.
Het kader waarin het manische toestandsbeeld van betrokkene kan worden geplaatst is de schizoaffectieve stoornis, een chronisch psychiatrische stoornis waarbij symptomen uit het spectrum van schizofrenie worden afgewisseld met die van de bipolaire stemmingsstoornis, om op andere momenten weer samen te vallen. In differentiaaldiagnostische zin dient rekening te worden gehouden met een eigenstandige bipolaire stoornis met psychotische verschijnselen of met een eigenstandige schizofrenie - beide eveneens ernstige psychiatrische stoornissen met een chronisch verloop.
De schizoaffectieve stoornis betreft een ernstige psychiatrische stoornis die qua ernst en omvang het wezen van betrokkene doordringt. De deskundigen menen dat er - gegeven de chronische psychotische toestand zoals deze onder andere uit politiemutaties blijkt- argumenten bestaan die wijzen op een overduidelijke doorwerking van de psychose van de verdachte in het tenlastegelegde. De deskundigen adviseren dan ook de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de tenlastegelegde feiten. De deskundigen sluiten bovendien niet uit dat bij een uitgebreider analyse van het delictscenario tot een sterkere vermindering van de toerekeningsvatbaarheid zouden hebben geadviseerd.
De deskundigen achten de kans op herhaling groot. Op zichzelf betreft het een ernstige chronische psychiatrische stoornis waarvan de symptomen behandelbaar zijn middels trouwe, jarenlange inname van medicijnen in samenhang met het volgen van een supportieve (ondersteunende) therapie. Volgens de deskundigen kan echter, gegeven het nauwelijks tot niet aanwezige ziektebesef van de verdachte, afgezet tegen zijn voorgeschiedenis waarin hij als zorgmijdende patiënt kan worden gekenschetst en tijdens welke hij ook gedwongen diende te worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat hij een dergelijke medicamenteuze en supportieve therapie niet op vrijwillige basis zal volgen c.q. blijvend zal volgen.5
Uit de behandelgeschiedenis en vroegere rapportages blijkt dat verdachte in 1994 tegen advies met ontslag is gegaan uit een psychiatrisch ziekenhuis, waarna zijn psychiatrische gezondheid in de loop der jaren is verslechterd. Er is sprake van crisiscontacten, het niet nakomen van nazorgafspraken, afhankelijkheid van verscheidene middelen en gedwongen opnamen in het kader van de wet BOPZ (inbewaringstelling, rechterlijke machtiging).6
Gezien de verminderde toerekeningsvatbaarheid in samenhang met het hoge recidiverisico, menen de deskundigen dat een gedwongen juridische behandeling noodzakelijk is teneinde het recidiverisico te verkleinen en adviseren zij de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.7
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 7 december 2010 heeft het hof, gezien de rapportage die reeds was uitgebracht over de verdachte en gezien diens gedrag ter terechtzitting in hoger beroep, opdracht gegeven tot een nader onderzoek naar de psychische gesteldheid van de verdachte en daarbij met name te onderzoeken of zich de situatie voordoet dat de verdachte ten gevolge van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet in staat is om zijn belangen in deze strafzaak te behartigen.
Deze opdracht heeft geresulteerd in de Pro Justitia rapportage, d.d. 18 februari 2011 opgemaakt en ondertekend door E.P.K. Sikkens, psychiater. Deze deskundige is met betrekking tot de persoon van de verdachte tot de conclusie gekomen dat - verkort en zakelijk weergegeven- de verdachte nu in een manisch psychotische fase verkeert, gezien de achterdocht, de grootheidsideeën en de bij vlagen dysfore stemming. De verdachte lijkt hierdoor voor een belangrijk deel los te zijn gekomen van de realiteit en gesproken kan worden van oordeels- en kritiekstoornissen en een gestoorde realiteitstoetsing. Dit alles is passend bij een schizo-affectieve stoornis en deze stoornis lijkt een belangrijk invloed te hebben op het denken van de verdachte. De verdachte lijkt dan ook onvoldoende in staat om zijn eigen strafvorderlijke belangen te behartigen. Volgens de deskundige betreft het wel een stoornis die over het algemeen goed behandelbaar is middels medicatie en een adequate structurerende begeleiding.
Gelet op de bevindingen en de adviezen van voornoemde deskundigen met betrekking tot de persoon van de verdachte is het hof van oordeel dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde lijdende was aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat de tenlastegelegde feiten onder invloed van deze ziekelijke stoornis zijn gepleegd. Voorts is het hof van oordeel dat, gelet op het oordeel van de deskundigen van het PBC die een sterkere vermindering van de toerekeningsvatbaarheid niet uitsluiten, de abnormale geestesgesteldheid van de verdachte zodanig is dat hij als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en de onderhavige feiten niet aan hem kunnen worden toegerekend.
De verdachte is derhalve ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde niet strafbaar en zal mitsdien van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Motivering van de op te leggen maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, wordt opgelegd, alsmede dat de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden gelast.
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van feit 1 en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn moeder in haar eigen woning. De verdachte heeft haar sleutels en haar telefoon afgenomen en alle ramen en deuren van de woning afgesloten en haar belet om te gaan en staan waar zij wilde. Terwijl de verdachte zijn moeder van haar vrijheid beroofd hield heeft hij haar tevens mishandeld door haar onder meer bij haar keel vast te pakken en vast te houden. De verdachte heeft door aldus te handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid en de lichamelijke integriteit van zijn moeder.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 februari 2011 is de verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare agressieve feiten, als hierna vermeld.
In 1998 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en een diefstal door middel van verbreking. Hij is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. In 1999 is de verdachte ter zake van diefstal, gevolgd door bedreiging met geweld, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De verdachte heeft zich in 2001 vervolgens schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Hij is hiervoor veroordeeld tot een maand gevangenisstraf.
Daarna is de verdachte in 2004 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voor (onder meer) een poging tot zware mishandeling en een mishandeling (blijkens het voornoemde PBC-rapport8 betroffen deze misdrijven de ex-vriendin van de verdachte en haar broer). In 2004 werd hij bovendien veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden ter zake van twee andere mishandelingen. In 2005 is de verdachte wederom veroordeeld voor diefstal, gevolgd door bedreiging met geweld, tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Voorts is de verdachte in 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, ter zake van drie mishandelingen, twee bedreigingen en een eenvoudige belediging van een ambtenaar.
In 2008 is de verdachte veroordeeld ter zake van afpersing, mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (meermalen gepleegd) en belediging van een ambtenaar tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tot slot is de verdachte in 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 dagen ter zake van mishandeling.
De hiervoor vermelde straffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij het bepalen van de na te noemen maatregel heeft het hof in aanmerking genomen de inhoud van de bovengenoemde rapportages Pro Justitia, de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens ernstige misdrijven. Voorts heeft het hof in overwegende mate gewicht toegekend aan de volgende omstandigheden. Op grond van de conclusies zoals neergelegd door de deskundigen in voornoemde rapportages acht het hof behandeling van de verdachte in verband met het recidivegevaar noodzakelijk. Blijkens deze rapportages toont de verdachte evenwel gebrekkig inzicht in zijn ziektebeeld en stelt zich ten aanzien van behandeling weinig coöperatief op. In het verleden is bovendien reeds meermalen gepoogd om de verdachte te behandelen in het kader van een minder streng regime dan de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Deze pogingen zijn niet succesvol gebleken.
Het hof is dan ook - alles overwegende - van oordeel dat de aard en de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, mede gelet op het door de voornoemde gedragsdeskundigen geconstateerde gevaar voor recidive, momenteel eisen dat de maatregel terbeschikkingstelling van de verdachte wordt opgelegd, met bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Naar het oordeel van het hof kan niet anders worden gereageerd dan met oplegging van deze maatregel.
Nu bovendien de door de verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarvoor een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, is aan alle wettelijke voorwaarden voldaan.
Door de verdediging is aangevoerd dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging gelet op de (geringe) ernst van de ten laste gelegde feiten niet gerechtvaardigd is. Een lichter middel zoals een voorwaardelijke straf of een terbeschikkingstelling met voorwaarden is volgens de raadsman toereikend om het recidivegevaar terug te dringen. Gelet op de verschillende rapportages en de voorgestelde behandelingen meent de raadsman dat verdachte wellicht beter op zijn plaats zou zijn in een BOPZ-instelling dan in een strafrechtelijke setting.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt. Uit voornoemde overwegingen is genoegzaam gebleken dat de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit, in samenhang met de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen van (impulsieve) agressieve misdrijven en het gevaar van recidive, de tbs maatregel met dwangverpleging eist. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Het hof beveelt aan dat bij de beslissing omtrent de verlenging van ter beschikkingstelling met dwangverpleging en de daarmee gepaard gaande inschatting van het recidiverisico, onderzocht dient te worden of de verdachte kan worden overgeplaatst naar een inrichting met een civielrechtelijk regime, bijvoorbeeld naar een inrichting met behandeling in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Het hof overweegt daartoe dat de deskundigen concluderen dat de stoornis van de verdachte en de symptomen daarvan op zich behandelbaar zijn middels medicatie en met een adequate structurerende en steunende begeleiding. Onder die omstandigheden is de prognose over het algemeen goed en is verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wellicht niet meer geïndiceerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 282, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde en ontslaat deze van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt aan dat bij de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling acht wordt geslagen op hetgeen hiervoor in het arrest is overwogen met betrekking tot de verlenging daarvan.
Dit arrest is gewezen door A.L.J. van Strien,
mr. B.A. Stoker-Klein en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. C. Bossema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 maart 2011.
1 Het proces-verbaal van aangifte nr. 2009328018-1, d.d. 22 september 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, gevoegd in het dossier met nummer 2009328018.
2 Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] nr. 2009328018-8, d.d. 22 september 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, gevoegd in het dossier met nummer 2009328018.
3 Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] nr. 2009328018-9, d.d. 22 september 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, gevoegd in het dossier met nummer 2009328018.
4 Het proces-verbaal van bevindingen nr. 2009328018-4, d.d. 22 september 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, gevoegd in het dossier met nummer 2009328018.
5 Rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 16 april 2010 opgemaakt en ondertekend door J.B. Seinen, psycholoog, en R.J.P Rijnders, psychiater (hierna te noemen PBC-rapport), p. 58-64.
6 P. 51 van het PBC-rapport
7 P. 63 van het PBC-rapport.
8 P. 19 van het PBC-rapport.