ECLI:NL:GHSGR:2011:BP6083

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006662-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel geweld tegen minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het seksueel misbruik van een minderjarige, geboren in 1994, in de periode van 1 tot 9 mei 2008 te Sliedrecht. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster en het gebruik van geweld en bedreiging. Tijdens de rechtsgang werd er gediscussieerd over de toelaatbaarheid van de verhoren van de verdachte en de aangeefster, waarbij het hof oordeelde dat de opsporingsambtenaren niet in strijd met de vormvoorschriften hadden gehandeld. Het hof concludeerde echter dat de verklaringen van de aangeefster te veel tegenstrijdigheden vertoonden om tot een veroordeling te komen. De verdachte verklaarde de aangeefster niet te kennen, en de getuigenverklaringen konden de aangifte niet ondersteunen. Gezien de ontstane twijfel over de schuld van de verdachte, werd hij vrijgesproken van het tenlastegelegde. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in de procedure, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006662-09
Parketnummer: 11-500134-09
Datum uitspraak: 25 februari 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 10 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 16 november 2010 en 11 februari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof de splitsing van de aan de verdachte onder de inleidende dagvaarding tenlastegelegde feiten bevolen, in dier voege dat het hof de tenlastegelegde feiten voor wat betreft het feit gepleegd terwijl de verdachte meerderjarig was, te weten het onder 1 tenlastegelegde feit, en de feiten gepleegd in de tijd dat de verdachte de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft gesplitst.
In de onderhavige zaak, is slechts het feit aan de orde dat is gepleegd ten tijde dat de verdachte meerderjarig was, te weten het onder 1 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van de feiten die zijn gepleegd ten tijde dat de verdachte de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten het onder 2 en 3 tenlastegelede, heeft dit hof op 25 februari 2011 onder rolnummer 22-005785-10 arrest gewezen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2008, althans in mei 2008, te Sliedrecht door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] (geboren [geboortedag] 1994) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar lichaam,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,
- [aangeefster] getongzoend en/of
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal,
- de deuren van zijn woning heeft afgesloten en/of
- tegen [aangeefster] heeft verteld dat hij bij de politie was geweest in verband met de verkrachting van [aangeefster andere zaak] en/of
- tegen [aangeefster] heeft gezegd:
* "Nee, jij blijft hier!" en/of
* "Je moet meewerken. Toe nou!" en/of
* "Nee, nu!" en/of "Doe het nu!" en/of
- [aangeefster] met kracht bij haar armen, althans haar lichaam, heeft vastgepakt en/of in haar armen heeft geknepen en/of
- [aangeefster] richting/op zijn bed heeft geduwd en/of
- met zijn lichaam op haar is gaan liggen en/of
- haar kin, althans hoofd stevig heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of vervolgens haar hoofd naar zijn gezicht toe heeft gedraaid en/of
- aan haar broek heeft getrokken, waardoor deze kapot ging en/of haar kleding uit- en/of naar beneden heeft getrokken en/of
- haar benen uit elkaar heeft geduwd
en/of (aldus) voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 9 mei 2008 te Sliedrecht en/of Hardinxveld-Giessendam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [aangeefster] (geboren [geboortedag] 1994), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, hebbende verdachte
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of
- haar getongzoend en/of
- haar gevingerd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman - overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotitie - het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu tijdens het voorbereidend onderzoek een aantal formaliteiten niet is nageleefd welke zijn voorgeschreven in de Aanwijzing opsporing en vervolging van seksueel misbruik van het College van procureurs-generaal van 30 november 2004. De raadsman heef tevens bepleit dat de neutraliteit aan de zijde van de opsporingsambtenaren uit het oog is verloren tijdens het verhoor van de aangeefster.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de verbalisanten op sommige momenten tijdens de verhoren weliswaar de grenzen van het toelaatbare hebben opgezocht, maar dat zij die grenzen niet hebben overschreden.
Het hof heeft ten aanzien van zijn oordeel over het optreden van de opsporingsambtenaren acht geslagen op de genoemde aanwijzing en is met de raadsman van oordeel dat door de opsporingsambtenaren in de onderhavige strafzaak niet geheel conform die aanwijzing is gehandeld. Bij de beantwoording van de vraag of handelen in strijd met vormvoorschriften dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is echter doorslaggevend of er doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Het hof is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een zodanig ernstige schending van de vormvoorschriften dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke procesgang. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat er audiovisuele opnames zijn gemaakt van de verhoren van de verdachte en de aangeefster. Het hof is van oordeel dat door deze opnames de in zedenzaken vereiste bijzondere zorgvuldigheid in acht is genomen.
Het hof verwerpt het verweer.
Vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van de verdachte - overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotitie - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn. Tevens heeft de raadsman een print van een aantal Hyves-pagina's overgelegd met de kop [kop] waarvan de getuige [getuige A] ter terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd dat die van haar afkomstig zijn en zijn gericht tegen de verdachte.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verklaringen van aangeefster enerzijds en van de verdachte anderzijds lopen geheel uiteen. De verdachte verklaart immers dat hij aangeefster niet kent. Naar het oordeel van het hof bevatten de verklaringen van de aangeefster bij de politie en bij de rechter-commissaris te veel tegenstrijdigheden en ongerijmdheden om tot een veroordeling te komen. Naast de verklaringen van aangeefster bevinden zich weliswaar verklaringen in het dossier die de aangifte zouden kunnen ondersteunen, echter de bron van die verklaringen is steeds aangeefster zelf.
Daarbij komt dat de verklaringen van getuigen [getuige B] en [getuige A] ter terechtzitting in hoger beroep niet hebben kunnen bijdragen aan de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Onder voormelde omstandigheden is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem is tenlastegelegd. Deze twijfel moet in het voordeel van de verdachte uitvallen, zodat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 2.500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.000,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van € 1.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam, mr. C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. A. Vasak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 februari 2011.