GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.046.871/01
Rolnummer rechtbank : 971930 \ CV EXPL 09-2269
arrest van de negende civiele kamer d.d. 7 december 2010
[Naam],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. B.F. Desloover te Rotterdam,
Irado N.V.,
gevestigd te Schiedam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Irado,
advocaat: mr. M.Bonarius te Rotterdam.
Bij exploot van 19 oktober 2009 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 22 september 2009 door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Schiedam tussen partijen gewezen. Bij memorie van grieven heeft [appellant] vijf grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Irado de grieven bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de volgende enerzijds gestelde en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwiste feiten.
1.1 Met ingang van 1 juni 2000 is [appellant], geboren op [datum], voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Irado in de functie van chauffeur/belader bij de afdeling inzameling. Daarvoor vervulde hij deze functie sinds 1987 op basis van een aanstelling bij de reinigingsdienst van de gemeente Vlaardingen, die de activiteiten van deze dienst per 1 juni 2000 heeft overgedragen aan Irado. Laatstelijk bedroeg het bruto maandsalaris van [appellant] € 2.277,00 exclusief vakantietoeslag.
1.2 Op enig moment is het voor de functie van chauffeur op grote voertuigen (>7500 kg) wettelijk verplicht gesteld om naast het rijbewijs in het bezit te zijn van een chauffeursdiploma. Irado heeft aan haar chauffeurs, waaronder [appellant], een opleiding aangeboden voor het behalen van het chauffeursdiploma. Na drie onsuccesvolle pogingen van [appellant] om voor het examen voor chauffeursdiploma te slagen, heeft Irado hem vervangende werkzaamheden aangeboden, hetgeen hem bij brief van 1 maart 2004 is bevestigd. Bij brief van 16 augustus 2004 heeft Irado aan [appellant] medegedeeld dat indien hij op 1 oktober 2004 zijn chauffeursdiploma niet zou behalen, zijn salaris naar beneden zou worden aangepast naar het niveau passend bij de vervangende werkzaamheden die hij in afwachting van het behalen van het chauffeursdiploma verrichtte. [appellant] heeft op 1 oktober 2004 niet aan het examen meegedaan.
1.3 Nadat [appellant] op 6 en 7 oktober 2004 verschillende malen geweigerd had vervangende werkzaamheden te verrichten, heeft Irado hem bij brief van 8 oktober 2004 gewaarschuwd voor de mogelijke arbeidsrechtelijke gevolgen daarvan. Op 8 oktober 2004 heeft [appellant] zich ziek gemeld. De bedrijfsarts van Irado, Argo Advies Verzuimmanagement, heeft [appellant] per 10 december 2004 arbeidsgeschikt verklaard. Irado heeft [appellant] bij brief van 22 december 2004 gesommeerd om de volgende dag zijn werkzaamheden te hervatten. [appellant] heeft hieraan geen gehoor gegeven, waarna Irado per 23 december 2004 de loonbetaling heeft stopgezet. In februari 2005 heeft het UWV het oordeel van de bedrijfsarts dat [appellant] arbeidsgeschikt is bevestigd, waarna [appellant] zijn werkzaamheden heeft hervat.
1.4 Op 14 augustus 2007 heeft [appellant] zich wederom ziek gemeld. De verzuimconsulent van Argo Advies heeft [appellant] hierop uitgenodigd voor een re-integratiegesprek. Daarbij is afgesproken dat [appellant] op 7 september 2007 met de consulent de werkplek zou bezoeken om aangepaste werkzaamheden te bespreken en dat [appellant] op 10 september 2007 een aanvang zou maken met de aangepaste werkzaamheden. [appellant] heeft zich niet aan deze afspraak gehouden, waarna hij bij brief van 11 september 2007 is gewaarschuwd. Na een gesprek met zijn personeelschef op 12 september 2007 heeft [appellant] zich op 25 september 2007 ziek gemeld. Op 27 september 2007 is [appellant] gezien door de bedrijfsarts die heeft geoordeeld dat [appellant] in staat was zijn werk te hervatten. [appellant] is vervolgens bij brief van 28 september 2007 opgeroepen om op 2 oktober 2007 weer te beginnen. [appellant] heeft aan deze oproep geen gehoor gegeven, waarop Irado bij brief van 2 oktober 2007 aan [appellant] heeft meegedeeld dat de betaling van zijn salaris werd opgeschort en dat hij zich tot het UWV kon wenden om desgewenst een deskundigenoordeel te vragen. Bij brief van 29 oktober 2007 heeft het UWV aan [appellant] meegedeeld dat naar het oordeel van het UWV [appellant] vanaf 2 oktober 2007 volledig arbeidsgeschikt is. [appellant] heeft hierop zijn werk een korte tijd hervat, maar op 15 november 2007 is [appellant] wederom niet op werk verschenen. Op 15 en 16 november 2007 heeft Irado waarschuwingsbrieven aan [appellant] verzonden. Per 15 november 2007 heeft Irado de salarisbetalingen stopgezet. [appellant] heeft hierop wederom een deskundigenoordeel van het UWV aangevraagd, dat in een rapport van 13 december 2007 heeft geoordeeld dat [appellant] op 15 november 2007 geschikt was voor het verrichten van het eigen werk. [appellant] heeft hierop zijn werkzaamheden hervat.
1.5 Op 4 februari 2008 heeft [appellant] zich weer ziek gemeld. Op 14 april 2008 heeft [appellant] met een re-integratieadviseur van Argo Advies gesproken. [appellant] is eveneens uitgenodigd bij de bedrijfsarts van Argo Advies, maar is daar zonder opgaaf van reden niet verschenen. De re-integratieadviseur komt in een verslag van 24 april 2008 tot de conclusie dat [appellant] niet volledig belastbaar is in uren, maar zeker geschikt is om gedeeltelijk lichte werkzaamheden te verrichten waarbij hem de mogelijkheid wordt geboden afwisselend te staan, zitten en lopen. Geadviseerd wordt te starten met drie maal vier uur per week lichte werkzaamheden, waarna geleidelijk opbouw plaatsvindt naar een volledige werkweek. Alsdan kan gekeken worden of (gedeeltelijke) terugkeer in eigen werk weer mogelijk is, aldus de re-integratieadviseur. Ondanks daartoe te zijn opgeroepen is [appellant] op 29 april 2008 niet op werk verschenen om de aangepaste werkzaamheden te verrichten. [appellant] heeft hierop de salarisbetaling opnieuw stopgezet. Op 26 mei 2008 heeft [appellant] zijn werkzaamheden hervat, maar op 24 juni 2008 heeft hij zich weer ziek gemeld. Bij brief van 26 juni 2008, met als bijlage een rapport van de bedrijfsarts, heeft de re-integratieadviseur van Argo Advies aan Irado bericht dat [appellant] kan aanvangen met aangepast werk waarbij rekening wordt gehouden met de rijonvaardigheid van [appellant] ten gevolge van het gebruik van - nieuwe - medicatie die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. Bij brief van 4 juli 2008 is [appellant] opgeroepen om op 8 juli 2008 zijn werkzaamheden te hervatten. Hier heeft hij geen gehoor aan gegeven, en op 9 juli 2008 heeft hij zich weer ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft hierop overleg gevoerd met [appellant], waarbij is afgesproken dat [appellant] op 11 juli 2008 weer aan het werk zou gaan. Op 11 juli 2008 is [appellant] wel op werk verschenen, maar is na een half uur weer naar huis gegaan omdat hij zich naar eigen zeggen niet lekker voelde. Bij brief van 11 juli 2008 heeft Irado [appellant] dringend verzocht zijn werkzaamheden te hervatten en hem gewezen op de mogelijkheid tot het aanvragen van een deskundigenoordeel van het UWV. Per 20 juli 2008 heeft Irado de loonbetaling aan [appellant] gestaakt. Nadien is geen loon meer voldaan.
1.6 Irado heeft op 25 augustus 2008 een deskundigenoordeel van het UWV gevraagd ten aanzien van de vraag of de aan [appellant] aangeboden werkzaamheden passend zijn en of de re-integratie-inspanningen van Irado als voldoende te beschouwen zijn. Het rapport van de arbeidsdeskundige van het UWV van 27 oktober 2008 luidt, voor zover relevant:
"3. Beschouwing
Na bestudering van de dossiergegevens, het gesprek met de werkgever en werknemer moet worden geconcludeerd dat er bij de werknemer sprake is van beperkingen die hem beperken in de maatgevende werkzaamheden van reiniger container ruimten. Dit doordat de werknemer niet in staat kan worden geacht om beroepshalve deel te nemen aan het verkeer.
De werkgever heeft hierop adequaat gereageerd door hem passende werkzaamheden aan te bieden op de centrale vestiging te Bergschenhoek. In Schiedam was wellicht de mogelijkheid om papier te prikken, dat heeft men hem niet willen aandoen.
Hierbij is tevens gesteld dat de werknemer zijn eigen werkzaamheden weer kan hervatten, zodra hij weer beroepshalve mag deelnemen aan het verkeer.
Door de bedrijfsarts is gesteld dat er, buiten de klachten voortkomende uit de diabetes, geen fysieke beperkingen zijn die de werknemer belemmeren een beperkt aantal uren werkzaamheden te verrichten in passende werkzaamheden met een geleidelijke uitbreiding. Deze stelling van de bedrijfsarts is nog een herhaald op 18-08-2008.
Dit betekent dat er geen discussie is over de vraag wel of niet ziek. Het ziek zijn van de werknemer is immers erkend.
Aan de hand van de gegevens van de bedrijfsarts kan worden gesteld dat de werknemer in staat moet worden geacht de aangeboden werkzaamheden te verrichten. Zeker als vervoer van en naar het werk is geregeld. Er zijn immers geen fysieke beperkingen die de werknemer belemmeren de aangeboden werkzaamheden te verrichten.
Toen de werknemer deze werkzaamheden heeft geweigerd heeft de werkgever besloten om de werknemer te sanctionering door middel van het stoppen van de loondoorbetaling.
Dit beleid is conform het beleid wat de Wet Verbeterde Poortwachter voorstaat.
Naar aanleiding van het gestelde door de verzekeringsarts moet worden geconcludeerd dat de werkzaamheden in Bergschenhoek, wellicht niet duidelijk gestructureerd, zijn maar kunnen naar geheel eigen inzicht worden verricht en is er voldoende mogelijkheden om op collegae en leidinggevend worden teruggevallen.
Werknemer hoeft om deze werkzaamheden te bereiken niet deel te nemen aan het verkeer. Daarom kan worden gesteld dat de werkzaamheden zoals deze aan de werknemer zijn aangeboden als passend kunnen worden beschouwd.
Echter, door de bedrijfsarts is gesteld dat er bij de werknemer, van lieverlede, spraken is van een conflictsituatie. Bestudering van de dossiergegevens leert dat dit zijn oorsprong vindt, nadat de werknemer zijn certificaat niet heeft kunnen halen. Om het conflict op een adequate manier aan te pakken is mediation aanbevolen. Dit geeft werknemer en werkgever de gelegenheid om te bezien of een opleiding tot een chauffeursdiploma nog in de lijn der verwachtingen ligt, hoe men uiteindelijk verder moet gaan en of het inzetten van spoor 2, zijnde begeleiding naar werkzaamheden bij een andere werkgever, aan de orde is.
Dit advies is door de werkgever niet overgenomen, waardoor keuzen voor de toekomst uitblijven. Hierdoor moet worden geconcludeerd dat de werkgever niet alles heeft gedaan om een geslaagde reïntegratie te bewerkstelligen.
In de toekomst zal, bij een beoordeling van het reïntegratieverslag, meegewogen worden.
4. Conclusie / advies
Er is een oordeel mogelijk over de passendheid van de gewenste het aangeboden werk.
De werknemer is te belasten met werkzaamheden.
De werkgever heeft adequaat gereageerd op de aanbevelingen van de bedrijfsarts door het aanbieden van de tijdelijke werkzaamheden.
De werkzaamheden die aan de werknemer zijn aangeboden zijn als passend te beschouwen
De werkgever heeft niet adequaat gereageerd op de aanbeveling van de bedrijfsarts om over te gaan tot mediation.
Door het nalaten van dit laatste moet worden gesteld dat de werkgever geen optimale inspanningen verricht om een geslaagde reïntegratie te bewerkstelligen.
De werkgever wordt daarom geadviseerd om, na overleg met de werknemer, alsnog mediation aan te bieden, door middel van een onafhankelijk mediator.
1.6 Bij brief van 5 november 2008 heeft Irado [appellant] opgeroepen om op 6 november 2008 weer op werk te verschijnen. Hieraan heeft [appellant] geen gehoor gegeven. Bij brief van 6 november 2008 heeft Irado aan [appellant] meegedeeld dat indien hij op 7 november 2008 zijn werk niet zou hervatten, hij met ingang van die dag op staande voet zou worden ontslagen. Op 7 november 2008 is [appellant] niet op het werk verschenen. Bij brief van 7 november 2008 heeft Irado het dienstverband met [appellant] met onmiddellijke ingang opgezegd. De opzeggingsbrief luidt, voor zover hier relevant:
"Zoals eergisteren en gisteren al naar u is geschreven vinden wij uw gedrag niet acceptabel. U kunt volgens Argo Advies en het UWV het door ons aangeboden werk uitvoeren. Wij zien het feit dat u niet bent verschenen als werkweigering. Al lange tijd hebben wij met elkaar zowel per brief als in verschillende gesprekken (met Arbodienst, leidinggevenden en/of P&O) dezelfde discussies. Telkens wordt door de deskundigen gezegd dat u werk kunt verrichten. Telkens zegt u dat dit niet zo is. Telkens weigert u dan langere tijd uw werk te verrichten en blijft u ongeoorloofd afwezig. Vervolgens hebben bij vier gelegenheden externe deskundigen van het UWV gezegd dat het bedrijf gelijk heeft en dat u inderdaad moet werken.
De vorige drie keren heeft u na de rapportage van het UWV waarin stond dat u kon werken alsnog uw werk hervat. Deze keer weigert u ook na het oordeel van het UWV om op uw werk te verschijnen. Terwijl geen sprake is van andere of nieuwe medische beperkingen. Wij beschouwen dit als een ernstige vorm van plichtsverzuim. U benadeelt ons bedrijf door uw onaanvaardbare gedrag. Om die reden zeggen wij het dienstverband met onmiddellijke ingang op."
1.7 [appellant] heeft, via zijn advocaat, tegen het ontslag op staande voet geprotesteerd. Middels een brief van zijn advocaat heeft Altuntaas zich bereid verklaard vanaf 1 maart 2009 weer passende werkzaamheden voor Irado te verrichten.
1.8 [appellant] is in de periode november 2007 t/m juli 2008 onder behandeling geweest bij de Riagg Rijnmond, afdeling Transculturele Hulpverlening wegens depressiviteit. Vanaf juli 2008 staat [appellant] onder behandeling van psychiater drs. […]. In een brief van 23 december 2008 aan de advocaat van [appellant] schrijft drs. […], voor zover hier relevant:
"De DSM-IV- classificatie luidt als volgt:
As I : 296.24 Depressieve stoornis, in engere zin, chronisch, geagiteerde type
As II : 799.9 Uitgestelde diagnose (trekken van narcistische persoonlijkheidskenmerken)
As III : Diabetus Mellitus. Musculaskletale klachten. Algehele maleis.
As IV : Problemen binnen de primaire steungroep en secondaire maatschappelijke instanties
De vitaal depressieve kenmerken van de depressieve stoornis, de vegetatieve symptomen en verschijnselen ervan, zoals algehele vermoeidheid, aandacht- en concentratieproblemen, insomnia, beletten patiënt deel te nemen in de dagelijkse werkzaamheden.
Om de passiviteit en depressiviteit te bestrijden wordt gebruik gemaakt van psychofarmaca, namelijk:
Wellbutrin XR 300 mg. S: 1 dd 1 (antidepressivum)
Zyprexa 5 mg. S: 1 dd 1 a.n. (antipsychoticum, ter slaapregulatie en tegen nihilisism)
Bromezapam 3 mg. S: 3 dd 1 z.n. (kalmering en angstreductie)
naast de gedragstherapie aan patiënt en de psychoeducatie en -adviezen aan de familieleden/verzorgers over de begeleiding.
Gelet op de chronische beloop en magere therapeutische reactie tot op heden luidt de prognose ongunstig.
(...)"
1.9 In eerste aanleg heeft [appellant] na wijziging van eis gevorderd, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet d.d. 7 november 2008 nietig is, alsmede veroordeling van Irado tot betaling aan [appellant], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van € 2.277,00 bruto per maand, primair vanaf 20 juli 2008 en subsidiair vanaf 1 maart 2009, totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze is geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, en met veroordeling van Irado in de kosten van het geding. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en [appellant] uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de proceskosten.
1.10 Bij brief van 7 december 2009 heeft drs. [...] in aanvulling op zijn brief van 23 december 2008 aan de advocaat van [appellant] geschreven, voor zover hier relevant:
"Na de behandelperiode van ruim half jaar bij de RIAGG tussen november 2007 tot juni 2008 is patiënte inmiddels bijna 2 jaar bij onze instelling onder behandeling geweest en nog steeds is wegens een geagiteerde depressieve stoornis, in engere zin.
Ik heb vernomen dat mijn voorgaande rapportage werd bevonden als "zeer summiere melding van de psychiater, die overigens geen toelichting geeft op zijn melding".
Wellicht licht de kritiek aan het gebruik van de intercollegiale terminologie mijnerzijds; als je het in die sfeer hebt over "de vitaal depressieve kenmerken en vegetatieve symptomen en verschijnselen" wordt door de andere medicus al begrepen dat er sprake is van klachten en beperkingen op nagenoeg alle functie gebieden bij de persoon. Meest relevant hieronder in casu zijn de klachten en beperkingen op vitaliteit, aandacht en concentratie, voldoende kracht, initiatief- en doorzettingsvermogen hebben om verschillende dagelijkse activiteiten te starten, onderhouden en voltooien, om kunnen gaan met en zich enigszins aanpassen op onvermijdelijke ontregelingen in het leven.
Op nog eenvoudige niveau is zoal problemen op dag-en-nacht-ritme door slaapstoornis, apathie, constant vermoeidheid en zingeving.
Zelfs op de zgn. ADL-functies zijn er problemen, van zelfverwaarlozing tot verminderde zelfzorg."
2. In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende, alsnog toewijzing, uitvoerbaar bij voorraad, van zijn vorderingen in eerste aanleg, met veroordeling van Irado in de proceskosten van beide instanties. Gegeven de vordering als geformuleerd in de appeldagvaarding leest het hof, waar in het petitum van de memorie van grieven onder meer wordt gevorderd: "(...) de vorderingen van geïntimeerde in eerste aanleg alsnog integraal af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.", hiervoor "(...) de vorderingen van appellant in eerste aanleg alsnog integraal toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.", nu hier sprake is van een kennelijke (en kenbare) vergissing, waardoor geïntimeerde ook niet in haar verweer is bemoeilijkt of beschaad.
2.1 [appellant] heeft vijf grieven tegen het bestreden vonnis opgeworpen, die zich in samenhang bezien richten tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van ziekte niet tot het uitvoeren van zijn aangepaste werkzaamheden bij Irado in staat was, en dat hij terecht op 7 november 2008 op staande voet is ontslagen. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
2.2 Tussen partijen staat ter discussie of er ten tijde van het ontslag sprake was van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW als gevolg waarvan van Irado redelijkerwijze niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In de brief van 7 november 2008, waarin aan [appellant] de onverwijlde opzegging wordt aangezegd, voert Irado in dat verband kort gezegd aan dat [appellant] sinds 2004 gedurende meerdere perioden heeft geweigerd de door Irado aangeboden aangepaste werkzaamheden te verrichten, ondanks het feit dat zowel de bedrijfsarts als het UWV telkens van oordeel was dat er geen fysieke beperkingen waren die [appellant] belemmerden de aangeboden werkzaamheden uit te voeren. Alhoewel [appellant] in eerdere gevallen zijn werk weer hervatte nadat het UWV had geoordeeld dat hij kon werken, heeft [appellant] in november 2008 ook na het deskundigenoordeel van het UWV geweigerd op werk te verschijnen. Dit was voor Irado de directe aanleiding om het dienstverband met [appellant] met onmiddellijke ingang op te zeggen. Irado ziet haar standpunt dat [appellant] arbeidsgeschikt was bevestigd in de omstandigheid dat [appellant] in maart 2009 heeft gewerkt bij een garagebedrijf te Vlaardingen. In dat verband heeft Irado een rapport van een particulier onderzoeker van Safety & Security Solutions in het geding gebracht die [appellant] gedurende een aantal dagen in maart 2009 heeft geobserveerd.
2.3 Het hof overweegt als volgt. [appellant] richt terecht een grief tegen de overwegingen op pagina 4 van het bestreden vonnis waarin de kantonrechter betekenis toekent aan de bevindingen in het rapport van Safety & Security Solutions. In dat rapport worden gedragingen van [appellant] beschreven die zich ruimschoots na de datum van het ontslag hebben voorgedaan. Na het ontslag op staande voet intredende - nieuwe - omstandigheden kunnen alleen in aanmerking worden genomen voor zover zij aanwijzingen opleveren voor wat niet later dan op het tijdstip van ingang van het ontslag kon worden verwacht. De in het rapport beschreven gedragingen kunnen, nu niet is gebleken dat deze de hiervoor genoemde aanwijzingen kunnen opleveren, niet bijdragen aan de inhoud van de dringende reden zelf. Dat rapport bevat immers niet meer dan observaties van een afstand gedurende een korte periode door een medische leek, en ondersteunt niet in relevante mate de stelling dat [appellant] ruim een half jaar voordien in staat was de aangepaste werkzaamheden bij Irado te verrichten. Het hof zal dan ook bij de verdere beoordeling het rapport van Safety & Security Solutions buiten beschouwing laten.
2.4 Het uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of [appellant] terecht op staande voet is ontslagen, is dat Irado dient te stellen en bij gemotiveerde betwisting dient te bewijzen dat er ten tijde van het ontslag sprake was van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW. Irado, die het ontslag op staande voet heeft gegrond op herhaalde werkweigering, dient aan te tonen dat [appellant] redelijkerwijs niet heeft mogen aannemen dat hij arbeidsongeschikt was op de momenten dat hij weigerde de door Irado aangeboden aangepaste werkzaamheden uit te voeren (zie bijvoorbeeld HR 14 december 2001, JAR 2002/17 (Halverstad/BN International)). Het hof is van oordeel dat Irado dit voorshands, behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs, heeft bewezen. [appellant] heeft immers niet betwist dat hij zich meerdere malen met dezelfde verschijnselen ziek heeft gemeld, dat de bedrijfsarts telkens van oordeel was dat hij, al dan niet gedurende een beperkt aantal uren in de week, in staat was de aangeboden werkzaamheden te verrichten en dat de verzekeringsarts van het UWV het oordeel van de bedrijfsarts telkens heeft bevestigd, zodat een en ander in rechte vaststaat.
2.5 Het hof acht de door [appellant] in het geding gebrachte verklaringen van drs. [...] onvoldoende om de voorshands bewezen geachte stelling, dat [appellant] redelijkerwijs niet mocht aannemen dat hij arbeidsongeschikt was, te ontkrachten. De verklaringen van drs. [...] spreken in te algemene bewoordingen over de beperkingen die [appellant] ondervindt als gevolg van het door hem gediagnosticeerde ziektebeeld, en geven onvoldoende inzicht in de vraag of en in hoeverre de geconstateerde beperkingen hem specifiek belemmeren in de door Irado aangeboden aangepaste werkzaamheden. De verklaringen van drs. [...] geven het hof wel aanleiding om, in het kader van het door [appellant] te leveren tegenbewijs, een deskundigenbericht te bevelen om op voormelde vragen antwoord te krijgen. Het hof denkt daarbij aan benoeming van een psychiater teneinde, voor zover dit nog mogelijk is, de medische beperkingen van [appellant] in de periode oktober 2004 tot en met november 2008 in kaart te brengen, en vervolgens benoeming van een arbeidsdeskundige om een oordeel te krijgen over de gevolgen van de eventuele medische beperkingen voor zijn deelname aan het arbeidsproces. Aangezien [appellant] op deze punten tegenbewijs dient te leveren, zal hij het nader te bepalen voorschot voor het honorarium van de deskundigen dienen te voldoen.
2.6 Het hof zal een comparitie van partijen gelasten teneinde met partijen te overleggen over de precieze vraagstelling aan deskundigen, de personen van de te benoemen deskundigen en de eventuele andere modaliteiten van het deskundigenbericht. Partijen wordt in overweging gegeven om voorafgaande aan de comparitie met elkaar in overleg te treden om hierover tijdens de comparitie met een gezamenlijk voorstel te komen. De comparitie zal eveneens worden benut om een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
2.7 Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
- beveelt partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat, deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. V. Disselkoen in één der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage op donderdag 13 januari 2011 om 14:00 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de maanden januari 2011 tot en met maart 2011, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de comparitie zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor de comparitie niet nodig is;
- bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze uiterlijk twee weken vóór de comparitie in kopie aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.C. Schlingemann, R.S. van Coevorden en V. Disselkoen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 in aanwezigheid van de griffier.