2. In haar vonnis van 4 maart 2008 heeft de rechtbank onder 2. een aantal feiten als tussen partijen zowel in conventie als in reconventie als vaststaand aangemerkt (waarbij de kantonrechter LTO Noord Verzekeringen kennelijk als LTO aanduidt). Daartegen hebben partijen (hetzij in principaal, hetzij in incidenteel appel) niet gegriefd zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Wel heeft [de voormalige werknemer] bij memorie van antwoord in incidenteel appel onder “feiten en omstandigheden” een aantal nieuwe elementen aangevoerd die evenwel, naar mr. Jaab desgevraagd ter zitting mededeelde, niet bedoeld zijn als nieuwe grieven. Het hof komt hierop onder 5.1 terug.
2.1 [de voormalige werknemer] is van [periode] in dienst geweest van LTO Noord Verzekeringen als assurantieadviseur.
2.2 Bij op 17 januari 1997 ondertekende overeenkomst zijn partijen een concurrentiebeding overeengekomen dat luidt:
“Het is de werknemers niet toegestaan tot een tijdstip van 24 maanden na beëindiging van het dienstverband commerciële contacten te onderhouden of te laten onderhouden met de bij de werkgever verzekerde cliënten/personen.
Bij overtreding van deze overeenkomst verbeurt de werknemer ten behoeve van de werkgever een direct opeisbare boete van f 5.000,00 per overtreding.”
(Partijen zijn het erover eens dat de rechtbank per abuis een boetebedrag van € 5.000,-- heeft vermeld.)
2.3 Per [datum 1] is [de voormalige werknemer] uit dienst getreden bij LTO Noord Verzekeringen en compagnon geworden van het assurantiekantoor van [X] in Alphen aan den Rijn, welk bedrijf thans heet [X] en [de voormalige werknemer].
2.4 In november 2006 werd LTO Noord Verzekeringen gebeld door een van haar cliënten, [cliënt 1], die vertelde dat zij op 3 november 2006 een wervingsbrief van [de voormalige werknemer] had ontvangen voor een nieuw spaarproduct. Uit telefonische navraag bij verschillende andere cliënten bleek LTO Noord Verzekeringen dat [de voormalige werknemer] ook hen had benaderd. Nadat één van deze cliënten [de voormalige werknemer] op de hoogte had gesteld van voormelde navraag die LTO Noord Verzekeringen had gedaan, stuurde [de voormalige werknemer] op 23 november 2006 een e-mail naar LTO Noord Verzekeringen:
“Drie weken geleden hebben wij onder relaties van [X] & [de voormalige werknemer] een kleine mailing gedaan van het spaarproduct SNS VariVast. Inmiddels is mij duidelijk geworden dat er een aantal adressen zijn aangeschreven die afkomstig zijn uit een oud LTO Noord Verzekeringen adressenbestand. Bij het overzetten van adresbestanden van [X] & [de voormalige werknemer], van een thuis-pc naar een externe locatie van waaruit de mailing is verzonden, is er abusievelijk een oud LTO-bestand van circa 20 adressen meegestuurd. Excuses daarvoor. Ik heb het betreffende bestand van de LTO inmiddels uit de thuis-pc verwijderd zodat deze fout zich niet kan herhalen. Omdat ik weet hoe gevoelig dergelijke zaken liggen benadruk ik nogmaals dat hier beslist geen sprake is van een bewuste aktie onder oud-cliënten van ondergetekende. Daar u mogelijk door aangeschreven relaties wordt aangesproken vind ik het niet meer dan gepast om u van bovengenoemd feit op de hoogte te stellen. Overigens kan ik u mededelen dat de inschrijftermijn van SNS VariVast inmiddels is verstreken en dat er vanuit het relatiebestand van LTO Noord Verzekeringen geen inschrijvingen zijn binnengekomen.”
2.5 LTO Noord Verzekeringen reageerde als volgt bij mail van 24 november 2006:
“Gezien uw toelichting op uw mailingactie verzoek ik u mij per omgaande een opgave te verstrekken van de volledige NAW gegevens van de door U aan aangeschreven cliënten van LTO Noord Verzekeringen.
Ook vragen wij per direct uw bevestiging dat alle bestanden, onverschillig op welke gegevensdrager en op welke locatie, waarin LTO Noord Verzekeringen cliënten voorkomen zijn verwijderd/vernietigd. (…)”
2.6 Aan het in 2.5 weergegeven verzoek om de NAW-gegevens van de door [de voormalige werknemer] aangeschreven cliënten op te geven, heeft [de voormalige werknemer] niet voldaan.
3.1 In eerste aanleg heeft LTO Noord Verzekeringen, na vermindering van eis, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [de voormalige werknemer]
primair
1. tot betaling van € 122.520,60, terzake van verbeurde boete, te vermeerderen met rente vanaf de verschillende data van de gestelde overtredingen,
dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, met rente zoals door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
2. tot onthouding van het onderhouden van commerciële relaties met en het benaderen van cliënten en relaties van LTO Noord Verzekeringen, op straffe van een boete van € 2.268,90 per overtreding, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen boetebedrag per overtreding tot 01 augustus 2007;
3. om binnen twee dagen na de betekening van het te wijzen vonnis de klantenbestanden van LTO Noord Verzekeringen die nog bij [de voormalige werknemer] in bezit zijn te vernietigen, zulks op straffe van een dwangsom ad € 10.000,00;
subsidiair
te verklaren voor recht dat [de voormalige werknemer] schadeplichtig is jegens eiseres LTO Noord Verzekeringen uit onrechtmatige daad en [de voormalige werknemer] te veroordelen tot betaling aan LTO Noord Verzekeringen van schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
en zowel primair als subsidiair met veroordeling van [de voormalige werknemer] in de kosten.
3.2 LTO Noord Verzekeringen legde aan haar vorderingen het in rov. 2.2 vermelde concurrentiebeding ten grondslag en stelde dat [de voormalige werknemer] voor 31 voormalige cliënten van LTO Noord Verzekeringen inmiddels als intermediair optrad en dat [de voormalige werknemer] met vier cliënten commerciële contracten onderhield, zonder dat deze van intermediair waren gewijzigd.
Volgens LTO Noord Verzekeringen heeft [de voormalige werknemer] tenminste 54 cliënten van haar na zijn vertrek op [datum 1] commercieel benaderd en daarmede even zovele keren inbreuk gemaakt op het concurrentiebeding.
3.3 In reconventie heeft [de voormalige werknemer] gevorderd, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
a. primair een verklaring voor recht dat in de verhouding tussen partijen geen concurrentiebeding geldt;
b. subsidiair gehele of gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding;
c. meer subsidiair het concurrentiebeding te matigen;
d. uiterst subsidiair LTO Noord Verzekeringen te veroordelen om aan [de voormalige werknemer] een vergoeding te betalen voor de duur van het concurrentiebeding;
e. LTO Noord Verzekeringen te veroordelen tot voldoening van een bedrag van € 24.767,44 (te weten een bonus van € 22.533,98 met rente en kosten) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 juni 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van LTO Noord Verzekeringen in de kosten van het geding.
3.4 [de voormalige werknemer] heeft daartoe aangevoerd aan dat hij op 24 augustus 2005 met [de directeur], directeur van LTO Noord Verzekeringen, is overeengekomen dat LTO Noord Verzekeringen ten aanzien van cliënten van LTO Noord Verzekeringen die op eigen initiatief zouden overstappen naar [de voormalige werknemer] geen aanspraak zou maken op het concurrentiebeding.
3.5 De kantonrechter heeft in conventie [de voormalige werknemer] veroordeeld tot betaling van (€ 45.378,00 [boeten] - € 22.533,98 [bonus]) = € 22.844,02 aan LTO Noord Verzekeringen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2006. De vorderingen in reconventie werden afgewezen. De kantonrechter overwoog daartoe dat geenszins was gebleken van wijziging van functie-inhoud en LTO Noord Verzekeringen mitsdien niet gehouden was om in de loop van het dienstverband een nieuw concurrentiebeding met [de voormalige werknemer] aan te gaan. Voorts was de kantonrechter van oordeel dat [de voormalige werknemer] in zijn e-mail van 23 november 2006 zelf had erkend ten minste 20 cliënten van LTO Noord Verzekeringen te hebben benaderd, dat de aangevoerde vergissing met betrekking tot het adressenbestand geen overmacht opleverde en de weigerachtigheid van [de voormalige werknemer] nadere informatie over het cliëntenbestand te verschaffen deed vermoeden dat het om aanzienlijk meer dan 20 cliënten ging. Het bestaan van de afspraak dat LTO Noord Verzekeringen geen beroep op het concurrentiebeding zou doen met betrekking tot cliënten die zich op eigen initiatief tot [de voormalige werknemer] zouden wenden was, aldus de kantonrechter, niet komen vast te staan. Wel zag de kantonrechter in de omstandigheden van het geval aanleiding het beroep van [de voormalige werknemer] op matiging van de boete aldus te honoreren dat deze werd beperkt tot de boete voor de 20 cliënten van LTO Noord Verzekeringen.