ECLI:NL:GHSGR:2010:BP5104
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- R.C.A. Duindam
- C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen
- J.A.C. Bartels
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs voor belediging en aanzetten tot haat tijdens demonstratie
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging voor het tenlastegelegde feit van belediging en aanzetten tot haat tijdens een demonstratie op het Malieveld op 18 januari 2009. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van 6 uren en een proeftijd van 2 jaren.
Tijdens de zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de verbalisanten [A] en [B] de verdachte en zijn medeverdachten hadden waargenomen tijdens de demonstratie. De advocaat-generaal baseerde haar conclusie grotendeels op hun verklaringen, waarin werd gesteld dat de verdachte de leus 'Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas' had geroepen. Echter, de verdediging betwistte dit en voerde aan dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte deze leus had geroepen of dat hij betrokken was bij het medeplegen van de belediging.
Het hof heeft de verklaringen van de verbalisanten kritisch beoordeeld en vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de betrokkenheid van de verdachte bij de leus. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten wezen op een andere groep dan die door de verbalisanten was waargenomen. Bovendien was er onvoldoende bewijs voor de vereiste nauwe en bewuste samenwerking die nodig is voor medeplegen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had gepleegd.
Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de verklaringen van getuigen zorgvuldig te wegen.