ECLI:NL:GHSGR:2010:BP3641

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.051.518/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling tussen grootmoeder en kleinkind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen een grootmoeder en haar kleinkind. De verzoekers, de grootmoeder en haar neef, waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin hun verzoek tot een omgangsregeling was afgewezen. De moeder van de minderjarige, die momenteel in een penitentiaire inrichting verblijft, heeft het beroep bestreden en verzocht om de eerdere beschikking te bekrachtigen. De Stichting Bureau Jeugdzorg stadsregio Rotterdam heeft zich als belanghebbende aangemeld en heeft ook verweer gevoerd tegen het verzoek van de grootmoeder en haar neef.

Het hof heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de huidige leefsituatie van de minderjarige, die in een pleeggezin is geplaatst, en de belangen van alle betrokken partijen. Het hof heeft vastgesteld dat er een nauwe persoonlijke relatie bestaat tussen de verzoekers en de minderjarige, en dat het in het belang van de minderjarige is om contact te hebben met haar grootmoeder. Het hof heeft besloten dat de minderjarige begeleid contact kan hebben met haar grootmoeder, met een frequentie van één tot twee keer per kwartaal, en dat deze contacten dienen plaats te vinden in een veilige omgeving, onder begeleiding van Jeugdzorg.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking wordt vernietigd en dat er een nieuwe regeling wordt vastgesteld voor de omgang tussen de grootmoeder en de minderjarige. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen die door de moeder of Jeugdzorg kunnen worden aangewend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 oktober 2010
Zaaknummer : 200.051.518/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 09-602
1. [de grootmoeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de grootmoeder,
2. [de neef]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de neef,
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de verzoekers,
advocaat mr. C.E. van der Starre te Brielle,
tegen
[de moeder]
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in de penitentiaire inrichting [X],
verweerster in hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
advocaat mr. A.C. van Seventer.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De verzoekers zijn op 8 december 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 september 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 28 januari 2010 een verweerschrift ingediend.
Jeugdzorg heeft op 28 januari 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de verzoekers is bij het hof op 19 januari 2010 een aanvullend stuk ingekomen.
Van de zijde van Jeugdzorg zijn bij het hof op 13 september 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 15 september 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens Jeugdzorg is verschenen: mevrouw J. van Geemert, bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad is verschenen: de heer J. Kühn. Voorts zijn verschenen de pleegouders van na te noemen minderjarige, de heer en mevrouw [Y]. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de verzoekers tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hen en de na te noemen minderjarige afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vaststelling van een omgangsregeling tussen de verzoekers en de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige).
2. De verzoekers verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de minderjarige gedurende tenminste een dag per maand omgang mag hebben met hen, althans een zodanige omgangsregeling vast te stellen als het hof in goede justitie vermeent te behoren.
3. Volgens verzoekers heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat een omgangsregeling tussen de verzoekers en de minderjarige niet verantwoord en niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Zij zijn van mening dat er een nauwe persoonlijke betrekking tussen hen en de minderjarige bestaat en dat er voor het niet vaststellen van een omgangsregeling geen reden is.
4. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans het verzoek van de verzoekers af te wijzen. Zij betwist niet dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de verzoekers en de minderjarige maar stelt dat het op dit moment nog te vroeg is voor een omgangsregeling tussen hen.
5. Jeugdzorg bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep af te wijzen. Jeugdzorg stelt dat de minderjarige in beginsel omgang dient te hebben met haar familie maar dat deze omgang wel passend dient te zijn voor de minderjarige, hetgeen betekent dat met haar draagkracht rekening dient te worden gehouden. Verschillende factoren spelen hierbij volgens Jeugdzorg een rol:
- de minderjarige dient allereerst een goedlopende bezoekregeling met haar moeder en zusje te hebben;
- de minderjarige is een beschadigd kind met een beperkte draagkracht;
- alle betrokkenen dienen zich aan de gemaakte afspraken te houden.
Voorts stelt Jeugdzorg oog te hebben voor de belangen van verzoekers en toe te werken naar omgang zodra dit, gezien de belangen van de minderjarige, mogelijk is.
6. Het hof overweegt als volgt.
7. Het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling zal in volle omvang worden beoordeeld. Daarbij wordt rekening gehouden met hetgeen in hoger beroep is gesteld en met de huidige leefsituatie van de minderjarige en haar belang op dit moment bij vaststelling van een omgangsregeling met haar grootmoeder en/of haar neef. De minderjarige is geplaatst in een pleeggezin en in het uit te voeren persoonlijkheidsonderzoek, waarvan een rapport eind oktober 2010 verwacht wordt, wordt onderzocht of dat in de gegeven situatie, de beste plek is voor de minderjarige.
8. Ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de minderjarige, toen zij nog bij haar moeder thuis woonde, veel contact had met de verzoekers Verzoekers hebben een grote rol gespeeld in het leven van de minderjarige en, zoals door de rechtbank onbestreden is vastgesteld, staan zij in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarige.
9. Na de plaatsing van de minderjarige in het pleeggezin heeft er, tot een paar maanden geleden, via MSN en een enkele keer een webcam contact plaatsgevonden tussen de verzoekers en de minderjarige. Volgens de pleegouders verliepen deze contacten goed en heeft de minderjarige behoefte aan contact met de verzoekers.
De moeder heeft verklaard dat zij begrijpt dat de grootmoeder contact wil hebben met de minderjarige en dat zij weet dat de grootmoeder belangrijk is voor de minderjarige. Verder heeft de moeder te kennen gegeven dat zij weet dat het de minderjarige gerust zou stellen als zij samen met grootvader (moederszijde) bij de grootmoeder thuis zou kunnen gaan kijken hoe de grootmoeder woont. Anderzijds ontbreekt op dit moment het vertrouwen tussen moeder en verzoekers. Ook speelt volgens moeder een rol dat het contact met de familie van moederszijde nog hersteld moet worden en dat de toekomst van de minderjarige nog vol onzekerheden is. Dit brengt voor de minderjarige de nodige spanning met zich.
10. De raad heeft ter terechtzitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen het vaststellen van een omgangsregeling tussen de minderjarige en de verzoekers, zeker nu ook de hulpverleners rond en de dagelijkse verzorgers van de minderjarige verklaard hebben dat een omgangsregeling mogelijk zou moeten zijn. Voorts heeft de raad betoogd dat omgang goed voor de minderjarige zou zijn teneinde de gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden een plaats te kunnen geven. De raad benadrukt dat het leven van de minderjarige is stilgevallen sinds de inhechtenisneming van de moeder. Het leven van de minderjarige staat op losse schroeven en er bestaat onzekerheid over haar toekomst, ook bij de minderjarige. Het is dan niet vreemd dat de minderjarige haar leven wil organiseren en contact wenst en zoekt met haar familie.
11. Gelet op het voorgaande, met name op de verklaring van de raad en de pleegouders, alsmede op de verklaring van de moeder dat de grootmoeder belangrijk is voor de minderjarige, is het hof van oordeel dat op termijn, zodra er meer zekerheid bestaat over de - al dan niet - plaatsing in een nieuw (netwerk)pleeggezin, een omgangsregeling tussen de minderjarige en de grootmoeder in het belang is van de minderjarige. Thans dient een aanvang te worden gemaakt met het herstellen van het contact. Daartoe zal het hof bepalen dat de minderjarige begeleid de grootmoeder kan ontmoeten, een à twee keer in het komende kwartaal. De contacten dienen plaats te vinden in een voor de minderjarige veilige omgeving, door Jeugdzorg te bepalen en onder begeleiding van Jeugdzorg. Een verdergaande regeling acht het hof op dit moment niet in het belang van de minderjarige.
12. Het hof zal aldus beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
bepaalt door Jeugdzorg begeleide contactmomenten tussen de grootmoeder en [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats], van een à twee keer in het komende kwartaal;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Van Dijk en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2010.