Rolnummer: 22-001541-10
Parketnummers: 10-633106-09 en 10-632948-09
Datum uitspraak: 13 december 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
11 maart 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon (te weten [aangeefster]), meermalen, althans éénmaal in/op/tegen haar gezicht heeft getrapt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon (te weten [aangeefster]), meermalen, althans éénmaal in/op/tegen haar gezicht, althans op/tegen haar hoofd heeft geslagen en/of heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 20 september 2009 te Rotterdam [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster] (middels het toezenden van een sms-bericht) dreigend de woorden toegevoegd/toegezonden: "Ik ga jou kapot maken je hoeft niet meer te komen want ik maak alles wat je nog hebt kapot en als ik jou tegen kom dan maak ik jou ook kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 30 september 2009 te Rotterdam [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en/of "Praat niet over mij, ik maak je dood" en/of "Ik ga jou dood maken want je praat veel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit stelt het hof vast dat de door aangeefster [aangeefster] tegenover de politie afgelegde verklaringen op essentiële onderdelen uiteenlopen. Immers, aangeefster verklaart in haar aangifte afgelegd op 23 maart 2009 rond 9.11 uur dat zij omstreeks 03:00 wakker werd van harde muziek. De verdachte die naar alcohol zou hebben geroken, zou tegen haar gezegd hebben dat hij seks met haar wilde, waarop aangeefster te kennen zou hebben gegeven hier geen zin in te hebben. Vervolgens zou er een woordenwisseling zijn ontstaan over een door verdachte leeggedronken fles whisky, over geld dat zij van hem tegoed had en over een schop die verdachte haar eerder zou hebben gegeven. Vervolgens zou aangeefster opnieuw afwijzend hebben gereageerd op zijn voorstel om seks met haar te hebben. Hierop zou verdachte aangeefster tot wel zes keer toe in het gezicht hebben geslagen. Echter, op een eerder moment die dag op straat omstreeks 7:45 uur heeft aangeefster tegenover de politie verklaard dat zij rond 07:15 uur ruzie kreeg met de verdachte over een door hem leeggedronken fles whisky, waarbij de verdachte haar met zijn vuist op haar linkerwang zou hebben geslagen en haar vervolgens een klap op haar neus zou hebben gegeven. De verklaringen van aangeefster zijn derhalve op essentiële punten, te weten de aanleiding tot en de intensiteit van de ruzie en het geweld inconsistent. Het hof acht deze verklaringen daarom onvoldoende betrouwbaar. Het hof zal deze verklaringen derhalve niet voor het bewijs van het tenlastegelegde onder 2 bezigen. Dit leidt ertoe dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 2 tenlastegelegde mishandeling, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde feit kan het hof op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet vaststellen dat het verdachte is geweest die het bedoelde sms-bericht naar de mobiele telefoon van aangeefster heeft gestuurd. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is tevens van oordeel dat gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit buiten redelijke twijfel kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 4 tenlastegelegde bedreiging. In dit verband wijst het hof op de, op essentiële onderdelen wisselende verklaringen van aangeefster. Zo verklaart aangeefster bij proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009339148-4, dat de verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij haar af zou maken, terwijl zij blijkens het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009339148-7, heeft verklaard dat verdachte tegen haar zou hebben geroepen dat hij haar nog gaat pakken. Nu ook de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen op dit essentiële onderdeel niet eensluidend zijn en de verdachte het hem tenlastegelegde van meet af aan heeft ontkend, is naar 's hofs oordeel niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 maart 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, (te weten [aangeefster]), éénmaal tegen haar gezicht heeft getrapt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 november 2010 is de verdachte reeds eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies van de Stichting Reclassering Nederland, d.d. 28 oktober 2010.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.A. de Groot, mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. G.N. Roes, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 december 2010.
Mr. G.N. Roes is buiten staat dit arrest te ondertekenen