Rolnummer: 22-001703-10
Parketnummer: 11-500463-09
Datum uitspraak: 21 december 2010
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 4 maart 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 september 2010 en 7 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften die worden gegeven door of namens de reclassering (Bouman GGZ), ook als dit inhoudt het volgen van een (ambulante) behandeling bij Het Dok of De Waag of Bouman GGZ en een contactverbod, inhoudende dat het de verdachte verboden is gedurende de proeftijd contact, zowel middellijk als onmiddellijk, op te nemen met [aangeefster].
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen, de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel heeft de rechtbank beslist als in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 03 november 2009 tot en met 04 november 2009 te Dordrecht opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte met dat opzet
- (terwijl die [aangeefster] lag te slapen) via een (keuken)raam de woning van die [aangeefster] ingeklommen en/of - een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangeefster] gedrukt en/of (vervolgens) die [aangeefster] een mes getoond en/of
- die [aangeefster] vastgebonden (teneinde tussendoor de sporen van inklimming uit te wissen) en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [aangeefster] gezegd dat zij niet naar de politie moest gaan met haar verhaal om aangifte te doen en/of (vervolgens) gezegd als zij dat toch zou doen hij haar moeder en haar broer met zijn vrouw zou "pakken" en/of
- tegen die [aangeefster] gezegd dat als hij opgepakt zou worden dat vrienden of collega's van verdachte haar en haar familie zouden "pakken" en/of
- die [aangeefster] niet alleen gelaten en/of (aldus) belet/belemmerd dat die [aangeefster] de woning kon verlaten en/of die [aangeefster] gewaarschuwd om niet te vluchten;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 03 november 2009 en/of 04 november 2009 te Dordrecht door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte
- zijn vinger(s) in haar vagina gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn penis in haar vagina gebracht en/of geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (die [aangeefster] in zijn macht heeft gebracht en/of gehouden op navolgende wijze)
- (terwijl die [aangeefster] lag te slapen) via een (keuken)raam de woning van die [aangeefster] is ingeklommen en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangeefster] heeft gedrukt en/of (vervolgens) die [aangeefster] een mes heeft getoond en/of
- die [aangeefster] heeft vastgebonden (teneinde tussendoor de sporen van inklimming uit te wissen) en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [aangeefster] gezegd dat zij niet naar de politie moest gaan met haar verhaal om aangifte te doen en/of (vervolgens) gezegd als zij dat toch zou doen hij haar moeder en haar broer met zijn vrouw zou "pakken" en/of
- de benen van die [aangeefster] uit elkaar heeft geduwd,
en/of (aldus) voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 03 november 2009 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon te weten: [aangeefster], zijnde zijn, verdachtes, (ex-)vriendin, meermalen, althans eenmaal,
- in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 03 november 2009 te Dordrecht [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangeefster] gezet en/of die [aangeefster] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, getoond en/of opgehouden;
5.
hij in of omstreeks 03 november 2009 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een bed en/of een nachtkastje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
- met geschoeide voet tegen (het voeteneind van) dat bed te schoppen en/of te trappen en/of
- met een mes in dat nachtkastje te steken;
6.
hij in of omstreeks de periode van 02 november 2009 tot en met 04 november 2009 te Dordrecht een wapen van categorie III, onder 1, in de vorm van een pistool of revolver, te weten een gaspistool (merk: BBM, model: ME 8 Police, kaliber 8mm), en/of munitie van categorie III, te weten:zes, in elk geval een aantal patronen kaliber 8mm, voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 7 december 2010 heeft de raadsman het verzoek gedaan, voor het geval het hof de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd bij de politie voor het bewijs zal bezigen, het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde in de gelegenheid te worden gesteld de opnames van de verhoren van de verdachte bij de politie te beluisteren, nu de verdachte heeft ontkend te hebben verklaard zoals in de processen-verbaal van de politie is gerelateerd.
Het hof wijst dit verzoek af, nu het hof geen gebruik zal maken van de bewuste verklaringen van de verdachte.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden.1
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Op 4 november 2009 heeft [aangeefster] (hierna te noemen aangeefster) bij de politie aangifte gedaan van (onder meer) vrijheidsberoving, verkrachting en mishandeling gepleegd door haar ex-vriend [verdachte] (hierna te noemen de verdachte), in de woning van aangeefster aan de [adres] te Dordrecht. Aangeefster heeft in haar aangifte tegenover de politie verklaard dat zij in de nacht van 2 op 3 november 2009 om 5 uur 's ochtends wakker werd van harde voetstappen op haar trap. Nadat ze wakker was geworden zag ze dat de verdachte in haar slaapkamer stond. Later bleek haar dat de verdachte met behulp van twee vuilcontainers door het keukenraam van haar woning was geklommen.
De verdachte begon direct nadat hij in haar slaapkamer was gekomen met zijn schoenen met stalen neuzen tegen het voorbord van haar bed te schoppen. Zij hoorde dat hierdoor haar bed kapot ging. Daarna gaf hij aangeefster een paar keiharde stompen op haar hoofd en in haar gezicht. Aangeefster heeft gegild maar de verdachte zei dat ze, als ze daar niet mee zou stoppen, nog meer klappen zou krijgen. Meteen nadat ze de klappen had gekregen zag aangeefster een pistool in de handen van de verdachte. De verdachte heeft dat pistool tegen haar hoofd gezet. Hierna heeft de verdachte het pistool op het nachtkastje gelegd. Ook heeft hij een tijd lang een mes in zijn handen gehouden en uiteindelijk in het nachtkastje van aangeefster gestoken. Vervolgens heeft de verdachte aangeefster vastgebonden met een touw. Nadat hij haar had vastgebonden zei hij dat hij het bewijs van de inbraak ging weghalen. Toen de verdachte weer terug kwam heeft hij aangeefster verschillende keren verkracht. Zij moest allerlei seksuele handelingen verrichten en ondergaan tegen haar wil.
Gedurende de tijd dat de verdachte aangeefster vasthield heeft hij meerdere malen gezegd dat ze niet naar de politie moest gaan met haar verhaal om aangifte te doen. Zou ze dat toch doen, dan zou hij haar moeder en haar broer met zijn vrouw "pakken". Ook zei hij dat, als hij opgepakt zou worden, vrienden of collega's van hem aangeefster en haar familie zouden "pakken". 's Nachts (het hof begrijpt: in de nacht van 3 op 4 november 2009) moest aangeefster naast de verdachte komen liggen. Hij hield haar in de gaten zodat ze niet weg kon komen. Wanneer aangeefster naar het toilet ging, ging de verdachte mee. Hij ging dan voor de deur staan. Op het moment dat de verdachte sliep was aangeefster zo bang, dat ze niet weg durfde te gaan. Ze was bang dat hij deed alsof hij sliep en dat zij nog meer klappen (of erger) zou krijgen als zij weg zou gaan.
De volgende ochtend (het hof begrijpt: 4 november 2009) moest aangeefster bij de dokter zijn. De verdachte is met aangeefster meegelopen maar de dokter aan de [adres], vlakbij de [straat] (het hof begrijpt: in Dordrecht). Hij heeft tegen haar gezegd dat ze niets tegen de dokter mocht zeggen. De verdachte heeft buiten staan wachten. Hierna zijn aangeefster en de verdachte naar de apotheek aan de [straat] gegaan en hebben ze boodschappen gehaald aan de [straat] (naar het hof begrijpt: telkens in Dordrecht). De verdachte heeft aangeefster steeds gewaarschuwd om niet te vluchten. Ze was zo bang van hem dat ze dat ook niet durfde te proberen. Aan het einde van de dag mocht aangeefster haar auto op gaan halen die bij haar werk stond en kreeg ze haar GSM en sleutels mee. Weer heeft de verdachte haar gezegd dat ze niet naar de politie moest gaan en heeft gedreigd haar familie en vrienden iets aan te doen. Op haar werk heeft aangeefster een collega en haar baas gesproken en is zij op advies van haar baas naar de politie gegaan.2
Aangeefster heeft in haar aanvullende verklaring tegenover de politie verklaard dat zij direct pijn voelde toen hij haar sloeg. Ook verklaarde zij dat de verdachte haar onder meer heeft verkracht door zijn penis in haar vagina te stoppen en heen en weer gaande bewegingen te maken. Ook stopte hij zijn penis zo ver in haar keel dat zij moest overgeven. De tweede keer dat aangeefster door de verdachte is verkracht was toen het donker was (het hof begrijpt: in de avond van 3 november 2009). Aangeefster heeft hierover verklaard dat zij voelde dat de verdachte boven op haar kwam liggen en met zijn penis in haar vagina kwam. Hierna ging hij van haar af en begon hij zichzelf af te trekken. De verdachte kwam klaar en zei tegen aangeefster: "lik het sperma van mijn buik af". Hij sloeg een agressieve toon aan en zei dat ze het moest doen. Zij heeft het geprobeerd maar moest toen overgeven. De volgende dag (het hof begrijpt 4 november 2009) hoorde de aangeefster de verdachte zeggen dat ze hem moest pijpen. Ze is hem gaan pijpen omdat ze bang van hem was. Na een paar minuten hoorde ze de verdachte zeggen dat ze op haar rug moest gaan liggen. Aangeefster voelde dat hij met een hand haar benen uit elkaar duwde. De verdachte zei daarbij: "verder wijd". Vervolgens voelde aangeefster dat de penis van de verdachte in haar vagina ging.
Volgens de aangeefster wist de verdachte dat zij geen seks wilde, omdat zij heeft zitten janken, zij over haar nek is gegaan en hij haar heeft moeten vasthouden. Zij voelde zich beide dagen dat hij bij haar was vies. De stemming van de verdachte wisselde volgens de aangeefster. Soms deed hij alsof zij een stelletje waren, maar op andere momenten verscheen er weer een rare blik in zijn ogen en begon hij te dreigen. Ook kwam in zo'n situatie weer het pistool tevoorschijn.3
Op 6 november 2009 wordt bij aangeefster het volgende letsel waargenomen: een verkleuring om het linkeroog, zijnde een onderhuidse bloeduitstorting, ontstaan door uitwendig botsend geweld. Voorts is een kleine zwelling zichtbaar bij de binnenzijde van de bovenlip, zijnde een kneuzing, ontstaan door uitwendig stomp botsend geweld. Onderhuidse bloeduitstortingen op de rechter bovenarm ontstaan door drukkend geweld van duim en vingers ter plaatse.4
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op 3 november 2009 te Dordrecht een woede-uitbarsting heeft gehad. Hij heeft aangeefster met zijn vlakke hand tegen haar achterhoofd geslagen en hij heeft een pistool tegen haar hoofd gezet. Hij heeft haar toen ook bedreigd. De verdachte heeft verklaard dat hij twee papiercontainers op elkaar heeft gezet en door het raam naar binnen was geklommen. In de slaapkamer van aangeefster zag de verdachte aangeefster in bed liggen. Hij heeft tegen haar bed geschopt met zijn schoenen met stalen neuzen. Hij heeft aangeefster bij haar hoofd vastgepakt, een hand over haar mond gelegd en een hand op haar achterhoofd. Hij heeft haar met vlakke hand op haar achterhoofd geslagen. Hij heeft haar vastgebonden aan het bed. Hij heeft haar polsen aan de spijlen van het bed vastgemaakt met een touw. Hij bond haar vast omdat hij de papiercontainers wilde weghalen die nog voor de voordeur stonden. Hij is vervolgens naast haar gaan zitten en heeft haar bedreigd. Voorts heeft hij verklaard dat hij een paar keer seksueel contact met aangeefster heeft gehad. Hij heeft verklaard dat hij de eerste keer niet heel rustig was en dat hij tot bepaalde hoogte wel boos was. Hij liet aangeefster zichzelf vingeren om haar te vernederen. De seks was niet uit lust. Toen hij deed alsof hij anale seks met haar wilde, was dat meer pesten. Op 4 november 2009 is de verdachte met aangeefster naar de dokter gegaan. Hij had toen een pistool bij zich. Nadat aangeefster naar de dokter was geweest zijn zij naar de supermarkt en de apotheek geweest.5
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij om kwart over vier (het hof begrijpt: in de ochtend van 3 november 2009) naar aangeefster is gegaan. Hij wilde via het keukenraam naar binnen (het hof begrijpt: bij het huis van aangeefster) om daar op aangeefster te wachten. Hij heeft verklaard dat hij een pistool tegen haar hoofd heeft gezet uit woede en frustratie. Hij heeft tegen haar gezegd dat ze geen aangifte mocht doen. Hij heeft het mes op het nachtkastje gegooid. Hij heeft de telefoons en sleutels (van aangeefster) gepakt "voor controle". De verdachte heeft voorts verklaard dat het "controle" was in de seks dat aangeefster tijdens de seks bepaalde dingen moest doen. Hij heeft verklaard dat, als zij het zaad van zijn buik af moest likken, hij dat best wel geil vond. Tevens heeft hij verklaard dat aangeefster heeft overgegeven toen ze het zaad van zijn buik af moest likken.6
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2010 verklaard dat hij in de periode van 2 november 2009 tot en met 4 november 2009 te Dordrecht een gaspistool voorhanden heeft gehad. 7
Op 8 november is er een onderzoek ingesteld naar het op 4 november 2009 in het onderzoek tegen de verdachte in beslag genomen voorwerp. Uit dit onderzoek is gebleken dat het voorwerp een gaspistool is van het merk BBM, model ME 8 Police. Het kaliber van dit vuurwapen is 8 mm. Tevens was bij dit vuurwapen een houder met 6 patronen aanwezig. Het gaspistool is een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.8
Aangezien de verdachte de onder 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten ter terechtzitting in hoger beroep heeft bekend, zal het hof voor wat betreft het bewijs van deze feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2010;
2. het proces-verbaal met nummer 2009012522-1, d.d. 4 november 2009, inhoudende de aangifte van [aangeefster], p. 024-029.
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2010;
2. het proces-verbaal met nummer 2009012522-16, d.d. 5 november 2009, inhoudende een sporenonderzoek in de woning aan de [adres] te Dordrecht, p. 147;
3. het proces-verbaal met nummer 2009012522-1, d.d.
4 november 2009, inhoudende de aangifte van [aangeefster], p. 024-029.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 7 december 2010 bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde, nu de verklaringen van de aangeefster ter zake van die feiten niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd en daarvan dienen te worden uitgesloten en er derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring daarvan.
Ter adstructie van zijn betoog heeft de raadsman -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat
- de verklaringen van aangeefster inconsistent zijn en dat daarmee onvoldoende overtuigend is komen vast te staan dat zij tegen haar zin en uit angst voor de verdachte de tenlastegelegde seksuele handelingen heeft verricht;
- er vrijspraak dient te volgen nu de onder de verdachte inbeslaggenomen onderbroek is vernietigd, zodat onderzoek naar de eventueel daarop aan te treffen sporen van seksueel vocht van aangeefster onmogelijk is geworden, waardoor de verdachte niet meer kan bewijzen dat de seksuele handelingen -zoals de verdachte stelt- zonder dwang en met instemming van aangeefster hebben plaatsgevonden.
Standpunt advocaat-generaal
Ten aanzien van de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten heeft de advocaat-generaal -overeenkomstig zijn requisitoir- geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring daarvan.
Volgens de advocaat-generaal is het niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van vrijwillige seks tussen [aangeefster] en de verdachte, nu de verdachte onaangekondigd de woning van [aangeefster] is binnengedrongen, haar heeft vastgebonden, haar -door haar een pistool tegen haar hoofd te zetten- heeft bedreigd en ook een mes en een pistool op haar nachtkastje heeft gelegd. Tevens heeft hij haar gedreigd haar familie iets aan te zullen doen.
In aanvulling op zijn requisitoir heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat bij penetratie altijd vocht pleegt vrij te komen, ook indien de penetratie tegen de zin en met geweld plaatsvindt en dat eventueel van aangeefster aangetroffen seksueel vocht niets zou hebben gezegd over de vrijwilligheid waarmee de seks heeft plaatsgevonden. Dat dit onderzoek niet meer kan plaatsvinden doet derhalve niets af aan de bruikbaarheid van de verklaringen van de aangeefster voor het bewijs.
Ten aanzien van het bewijsverweer
Het hof heeft de door de aangeefster afgelegde verklaringen afzonderlijk bezien en in onderlinge samenhang vergeleken. In onderlinge samenhang bezien zijn deze in voldoende mate consistent en eenduidig, terwijl de afzonderlijke verklaringen bovendien gedetailleerd zijn. De feitelijke gang van zaken waarover aangeefster heeft verklaard, vindt bovendien op belangrijke punten steun in de overige bewijsmiddelen, waaronder in belangrijke mate in de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep. Het hof ziet derhalve geen reden deze verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte, gelet op de hierboven genoemde door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, een zodanig bedreigende situatie heeft gecreëerd dat de aangeefster gedurende de tenlaste- gelegde periode niet durfde te ontsnappen en tegen haar wil de seksuele handelingen heeft ondergaan. Dat de aangeefster, zoals door de verdediging is gesteld, gedurende deze seksuele handelingen een fysieke reactie heeft gehad, doet hier niet aan af. Het is immers niet uit te sluiten dat een vrouw ook bij seksuele contacten die tegen haar zin plaatsvinden en waardoor zij zich derhalve (psychisch) gekwetst voelt lichamelijk kan reageren. Dat deze door de verdediging gestelde eventueel bij de aangeefster ontstane fysieke reactie niet meer te achterhalen valt, nu de onder de verdachte inbeslaggenomen onderbroek is vernietigd, is derhalve niet van invloed op het oordeel van het hof dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 03 november 2009 tot en met 04 november 2009 te Dordrecht opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte met dat opzet
- terwijl die [aangeefster] lag te slapen via een keukenraam de woning van die [aangeefster] ingeklommen en - een pistool tegen het hoofd van die [aangeefster] gedrukt en vervolgens die [aangeefster] een mes getoond en
- die [aangeefster] vastgebonden en
- meermalen tegen die [aangeefster] gezegd dat zij niet naar de politie moest gaan met haar verhaal om aangifte te doen en vervolgens gezegd als zij dat toch zou doen hij haar moeder en haar broer met zijn vrouw zou "pakken" en
- tegen die [aangeefster] gezegd dat als hij opgepakt zou worden dat vrienden of collega's van verdachte haar en haar familie zouden "pakken" en
- die [aangeefster] niet alleen gelaten en aldus belet/belemmerd dat die [aangeefster] de woning kon verlaten en die [aangeefster] gewaarschuwd om niet te vluchten;
2.
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 03 november 2009 en 04 november 2009 te Dordrecht door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [aangeefster] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte
- meermalen zijn penis in haar vagina gebracht en geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte (die [aangeefster] in zijn macht heeft gebracht en gehouden op navolgende wijze)
- terwijl die [aangeefster] lag te slapen via een keukenraam de woning van die [aangeefster] is ingeklommen en
- een pistool tegen het hoofd van die [aangeefster] heeft gedrukt en (vervolgens) die [aangeefster] een mes heeft getoond en
- die [aangeefster] heeft vastgebonden en
- meermalen tegen die [aangeefster] gezegd dat zij niet naar de politie moest gaan met haar verhaal om aangifte te doen en gezegd als zij dat toch zou doen hij haar moeder en haar broer met zijn vrouw zou "pakken" en
- de benen van die [aangeefster] uit elkaar heeft geduwd,
en aldus voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op 03 november 2009 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon te weten: [aangeefster], zijnde zijn, verdachtes, ex-vriendin, meermalen
- in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 03 november 2009 te Dordrecht [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool tegen het hoofd van die [aangeefster] gezet en die [aangeefster] een mes getoond;
5.
hij op 03 november 2009 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een bed en een nachtkastje, toebehorende aan [aangeefster], heeft beschadigd door
- met geschoeide voet tegen dat bed te schoppen en
- met een mes in dat nachtkastje te steken;
6.
hij in de periode van 02 november 2009 tot en met 04 november 2009 te Dordrecht een wapen van categorie III, onder 1, in de vorm van een pistool, te weten een gaspistool (merk: BBM, model: ME 8 Police, kaliber 8mm), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bovenstaande bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad d.d.
2 november 2010, met een proeftijd van vier jaren en met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden worden gesteld als door de rechtbank is gedaan.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 7 december 2010 bepleit dat de door de advocaat-generaal gevorderde proeftijd is strijd is met artikel 14b, het tweede lid, van het Wetboek van strafrecht nu het rapport Pro Justitia d.d. 16 november 2010, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, daartoe geen aanleiding geeft.
Het hof heeft de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan vrijheidsberoving, verkrachting, mishandeling, zaaksbeschadiging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens zijn ex-vriendin. De verdachte is het huis van zijn ex-vriendin via het keukenraam binnengegaan terwijl zij lag te slapen. Hij is naar haar slaapkamer gegaan en heeft tegen haar bed geschopt, heeft haar een mes getoond en dit mes in haar nachtkastje gestoken. Hij heeft een pistool tegen haar hoofd gedrukt. Voorts heeft hij haar vastgebonden. Vervolgens heeft hij haar gedurende twee dagen van haar vrijheid beroofd, haar in die periode meermalen verkracht en mishandeld en haar bedreigd met geweld voor het geval zij naar de politie zou gaan. Het hoeft geen betoog dat de vrijheidsberoving, de verkrachting, de mishandeling en de bedreiging voor het slachtoffer bijzonder angstige en traumatische ervaringen moeten zijn geweest. De verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van een jonge vrouw. Hij heeft haar vernederd en misbruikt. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden, naar de ervaring leert, veelal langdurig de psychisch nadelige gevolgen van het gebeurde. Misdrijven als de onderhavige dragen voorts in hoge mate bij aan het ontstaan en in stand houden van gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof rekent het de verdachte daarnaast aan dat hij op geen enkele wijze heeft getoond zich in te leven in (de gevoelens van) het slachtoffer. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij fout is geweest in die zin dat hij bij het slachtoffer naar binnen is gegaan en haar heeft bedreigd met een pistool en haar schrik heeft aangejaagd, maar dat zijn woede op dat moment terecht was, omdat zij hem op dat moment niet als een normaal mens behandelde. Hij heeft er ook geen berouw over.9 Dat het slachtoffer hem zo behandelde was volgens de verdachte de aanleiding om te handelen zoals bewezenverklaard.
De verdachte heeft voorts onbevoegd een vuurwapen voorhanden gehad. Ongecontroleerd vuurwapenbezit brengt een gevaar voor de veiligheid van anderen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Vuurwapens worden daarnaast in toenemende mate gebruikt bij het plegen van strafbare feiten, zoals in de onderhavige zaak wordt aangetoond. Daarom dient hiertegen streng te worden opgetreden.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval ongeveer vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan heeft het hof voor de verkrachting een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden als uitgangspunt genomen.
Als bijzondere omstandigheden die in dit geval strafverhogend werken heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
* De verdachte was de ex-vriend van het slachtoffer en dus iemand die zij had moeten kunnen vertrouwen.
* Het slachtoffer is, terwijl zij lag te slapen, onverhoeds in haar eigen woning overvallen en moest vervolgens de misdrijven zoals bewezenverklaard ondergaan. De eigen woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet kunnen weten.
* De verdachte heeft het slachtoffer twee dagen lang van haar vrijheid beroofd en meermalen verkracht.
* De verdachte heeft, door het slachtoffer vast te binden, haar een vuurwapen en een mes te tonen, haar met geweld te bedreigen en haar te mishandelen, een voor het slachtoffer uiterst angstige en vernederende situatie geschapen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de volgende rapporten:
* het rapport Pro Justitia d.d. 16 november 2010, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog;
* het reclasseringsadvies (beknopt) van Bouman GGZ d.d. 16 februari 2010, opgemaakt door G. Koelink, reclasseringswerker;
Als omstandigheid die strafverminderend werkt heeft het hof in aanmerking genomen dat uit het genoemde Pro Justitia rapport blijkt dat de verdachte vanwege de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis -te weten: trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis- als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen.
De omstandigheid dat de verdachte nog niet eerder voor dergelijke delicten is veroordeeld, acht het hof geen strafverminderde omstandigheid. Een uitgangspunt voor straftoemeting gaat er immers van uit dat er nog geen strafblad is.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft daarbij, anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd, een proeftijd van twee jaren bepaald.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen zal worden beslist zoals dat door de rechtbank is gedaan.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 7 december 2010 aangegeven dat hij zich ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen refereert aan het oordeel van het hof.
De onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een zakmes en een touw, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan.
Ten aanzien van de onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een gaspistool en patroonhouder inclusief munitie, met behulp waarvan het 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, zal het hof onttrokken aan het verkeer verklaren, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten schoeisel en een telefoon, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven onderbroek van de verdachte overweegt het hof dat, nu is gebleken dat deze onderbroek reeds is vernietigd, de teruggave daarvan niet kan worden gelast.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 8.375,97, te vermeerderen met wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 4.275,97, te vermeerderen met wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het in eerste aanleg toegewezen deel van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist. De verdachte heeft aangegeven de schade die hij heeft toegebracht aan het bed te willen vergoeden.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade tot een bedrag van
EUR 275,97 is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 tot en met 5 bewezenverklaarde.
Naar het oordeel van het hof is tevens aannemelijk geworden dat er immateriële schade tot een bedrag van
EUR 4.000,- is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor volledige toewijzing.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot het totaalbedrag van EUR 4.275,97 worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal EUR 4.275,97 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 tot en met 5 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57, 242, 282, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt het volgen van een (ambulante) behandeling bij Het Dok of De Waag of Bouman GGZ, en een contactverbod, inhoudende dat het de verdachte verboden is gedurende de proeftijd contact, zowel middellijk als onmiddellijk, op te nemen met [aangeefster].
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: een zakmes en een touw.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een gaspistool en patroonhouder inclusief munitie.
Gelast de teruggave van twee schoenen, merk Bata en een telefoon, merk Nokia aan de verdachte.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] tot het gevorderde bedrag van EUR 4.275,97 (vierduizend tweehonderdvijfenzeventig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 4.275,97 (vierduizend tweehonderdvijfenzeventig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over genoemd bedrag vanaf 3 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 (tweeënvijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein, mr. A.L.J. van Strien en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Voor zover gebruik is gemaakt van geschriften zijn deze in samenhang met de overige bewijsmiddelen gebruikt.
2 Proces-verbaal nr. 2009012522-1, d.d. 4 november 2009, inhoudende de aangifte van [aangeefster], p. 024-029.
3 Proces-verbaal nr. 2009012522-32, d.d. 9 november 2009, inhoudende de aanvullende verklaring van [aangeefster], p. 032-049.
4 Een Letselrapportage GGD zhz, d.d. 6 november 2009, opgemaakt en ondertekend door dhr. E.M. Bakker, forensisch arts, p. 052-053.
5 Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 14 september 2010.
6 Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 18 februari 2010.
7 Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 september 2010.
8 Proces-verbaal nr. 2009012522-29, d.d. 8 november 2009, inhoudende het onderzoek naar het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen, p. 139.
9 Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 18 februari 2010.