ECLI:NL:GHSGR:2010:BO9729
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Dusamos
- A. Pannekoek-Dubois
- J. van der Burght
- Rechtspraak.nl
Verdeling van kosten DNA-onderzoek naar vaderschap in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de kosten van een DNA-onderzoek naar de afstamming van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking gekregen waarin beide partijen gelijkelijk in de kosten van het DNA-onderzoek werden veroordeeld. De vrouw was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om de man volledig verantwoordelijk te stellen voor de kosten van het onderzoek, dat in totaal € 750,- bedroeg.
De man, verweerder in hoger beroep, had in eerste aanleg gesteld dat hij de minderjarige lange tijd niet had gezien en daarom niet kon beoordelen of de minderjarige zijn kind was. In hoger beroep heeft hij echter geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zijn stelling onderbouwen. Het hof heeft vastgesteld dat de man in het verleden heeft erkend dat de minderjarige zijn kind zou kunnen zijn, maar dat hij later is gaan twijfelen aan zijn vaderschap, vooral na de komst van een nieuwe partner van de vrouw.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2010 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft benadrukt dat zij nooit aan het vaderschap van de man heeft getwijfeld en dat het DNA-onderzoek niet noodzakelijk was voor haar. De man heeft aangevoerd dat hij door de houding van de vrouw geen omgang met de minderjarige heeft kunnen hebben, wat zijn twijfels over het vaderschap heeft aangewakkerd.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de kosten van het DNA-onderzoek nodeloos zijn gemaakt en heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de kosten betreft. De man is veroordeeld om de volledige kosten van het deskundigenonderzoek te dragen, en dient € 750,- aan de griffier van de rechtbank te betalen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M. Dusamos, A. Pannekoek-Dubois en J. van der Burght, en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2010.