Rolnummer: 22-004579-09
Parketnummer: 09-530478-08
Datum uitspraak: 28 oktober 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
8 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 27 mei 2010 en 14 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2007 tot en met 30 juni 2008 te Katwijk en/of te Eindhoven, althans in Nederland opzettelijk een (mini)graafmachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan JCB Finance en/of de Lage Landen Vendorlease, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder en/of huurkoper, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair:
Hij op of omstreeks 2 december 2007 te Katwijk en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten zich in strijd met de waarheid voor te doen als rechtmatige eigenaar van een graafmachine, die deze graafmachine wilde verkopen, een ander, NN, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 december 2007 tot en met 30 juni 2008 te Katwijk opzettelijk een (mini)graafmachine, toebehorende aan JCB Finance welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurkoper, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Het hof neemt in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat de graafmachine in Duitsland is gestolen en dat hij daarvan aangifte heeft gedaan en deze aangifte aan de politie Katwijk heeft overgelegd.
Bij zijn verhoor op 2 juni 2008 heeft verdachte tegenover de politie in Katwijk echter verklaard: "Ik heb de graafmachine nu in gebruik in Edam en werk hier dagelijks mee".
Naar het oordeel van het hof zijn deze verklaringen met elkaar zo onverenigbaar dat aan de ter terechtzitting afgelegde verklaring geen andere uitleg kan worden gegeven dan dat deze door verdachte kennelijk is verzonnen om te bemantelen dat hij de graafmachine zich op 2 juni 2008 reeds had toegeëigend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Enerzijds geldt ten nadele van verdachte dat hij blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2010, reeds meermalen wegens verduistering en/of oplichting door de strafrechter is veroordeeld en zich er desondanks niet van heeft weerhouden het in het handelsverkeer noodzakelijke vertrouwen te schaden door misbruik te maken van hetgeen krachtens een huurkoopovereenkomst in zijn macht kwam. Anderzijds neemt het hof ten gunste van verdachte in aanmerking dat een vrijheidsstraf van passende duur de maatschappelijke positie van verdachte, zelfstandige zonder personeel, onevenredig zou kunnen schaden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat een op 40 (veertig) uren bepaald gedeelte van de taakstraf, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, mr. R.M. Bouritius en mr. A.W. Beelaerts van Blokland, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 oktober 2010.
Mr. M.P.J.G. Göbbels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.