ECLI:NL:GHSGR:2010:BO7015
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- A.V. van den Berg
- G. Dulek-Schermers
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen [appellante] en de Gemeente Leiden. [appellante] heeft op 8 maart 1991 een perceel verkregen waarop een loods staat en heeft een deel van dit perceel aan de Gemeente verkocht. De erfgrens van het verkochte deel loopt door de loods. De Gemeente heeft vergunningen verkregen om de loods te slopen, wat leidt tot een geschil over de uitvoering van deze vergunningen. [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunningen, maar deze hebben geen schorsende werking gekregen. De Milieudienst West-Holland heeft ingestemd met een verzoek tot deelsanering van de bodemverontreiniging op het gemeentelijke perceelsgedeelte.
Het hof overweegt dat bij de beoordeling van een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, het belang van de veroordeelde moet worden afgewogen tegen het belang van degene die de veroordeling verkreeg. [appellante] heeft aangevoerd dat de werkzaamheden aan de loods een onomkeerbare situatie creëren en dat de vergunningen nog niet onherroepelijk zijn. Echter, het hof oordeelt dat [appellante] geen gerechtvaardigd belang heeft om zich tegen de uitvoering van de vergunningen te verzetten. De afspraken die in de akte van levering zijn opgenomen, wijzen erop dat de sloop en sanering al eerder zijn voorzien.
Het hof wijst de incidentele vordering van [appellante] af en verwijst de zaak naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de Gemeente. De beslissing omtrent de kosten van dit incident wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit arrest is gewezen op 2 november 2010.