ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6735

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.058.688-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van Computer Futures Solutions B.V. tegen VDA Informatiebeheersing B.V.

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Computer Futures Solutions B.V. (CFS) tegen VDA Informatiebeheersing B.V. (VDA) naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde. CFS had in hoger beroep vier grieven ingediend tegen dit vonnis. Het hof diende ambtshalve te toetsen of CFS ontvankelijk was in het hoger beroep. Volgens het hof was dit niet het geval, omdat artikel 110 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat tegen een vonnis waarbij de zaak wegens relatieve onbevoegdheid naar een andere rechter wordt verwezen, geen hogere voorziening is toegelaten. Het hof oordeelde dat dit appelverbod ook van toepassing is op een tussenvonnis, zoals in dit geval. CFS had betoogd dat de rechtbank beslissingen had genomen die relevant waren voor de inhoudelijke beoordeling van de zaak, maar het hof was van mening dat CFS niet in haar belangen was geschaad door de verwijzing naar de andere rechter.

De zaak betreft een geschil over bemiddelingskosten die CFS vorderde van VDA, na bemiddeling bij personeelswerving. VDA had de facturen onbetaald gelaten, omdat zij van mening was dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Amsterdam. Het hof bevestigde deze beslissing en verklaarde CFS niet-ontvankelijk in het hoger beroep, waarbij CFS werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het arrest werd uitgesproken op 7 december 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.058.688/01
Rolnummer rechtbank : 328506 / HA ZA 09-1046
arrest van de negende civiele kamer d.d. 7 december 2010
inzake
Computer Futures Solutions B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna te noemen: CFS,
advocaat: mr. E. Grabandt te 's-Gravenhage,
tegen
VDA Informatiebeheersing B.V.,
gevestigd te Hilversum,
geïntimeerde,
hierna te noemen: VDA,
advocaat: mr. J.W. Bouman te Utrecht.
Het geding
Bij exploot van 25 februari 2010 is CFS in hoger beroep gekomen van het vonnis in het incident tot onbevoegdverklaring van 2 december 2009, tussen partijen gewezen door de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht. In de appeldagvaarding heeft CFS vier grieven opgeworpen tegen het vonnis waarvan beroep. Bij memorie van antwoord heeft VDA de grieven bestreden. Vervolgens is er een enkelvoudig pleidooi bepaald. Ter zitting van 2 november 2010 hebben partijen hun standpunten doen bepleiten, CFS door mr. N. El Yousfi, advocaat te Rotterdam en VDA door mr. N.E. Kuijer, advocaat te Utrecht, kantoorgenoot van mr. Bouman voornoemd. Partijen hebben zich bij pleidooi beperkt tot de vraag of CFS in het hoger beroep kan worden ontvangen. Daarbij is afgesproken dat indien het hof CFS ontvankelijk verklaart in het hoger beroep, partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld de zaak verder inhoudelijk schriftelijk te bepleiten. Tot slot hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In deze zaak gaat het kort gezegd om het volgende. FCS houdt zich bezig met het bemiddelen bij personeelswerving voor ondernemingen die actief zijn in de ICT-branche. In dat kader heeft zij meerdere malen per e-mail medewerkers van VDA benaderd met geanonimiseerde CV's van potentiële kandidaten voor functies bij VDA. Als bijlage bij deze e-mails zond FCS steeds een kopie van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden, waarin onder meer een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam was opgenomen. Met een aantal voorgestelde kandidaten zijn sollicitatiegesprekken gehouden, hetgeen er in vier gevallen toe heeft geleid dat de kandidaat in dienst trad bij VDA. CFS heeft met betrekking tot deze vier kandidaten facturen aan VDA gezonden ter zake van bemiddelingskosten voor een bedrag van in totaal € 64.507,75. VDA heeft deze facturen onbetaald gelaten, kort gezegd omdat zij van mening is dat tussen VDA en FCS geen overeenkomst tot stand is gekomen.
2. In de bodemzaak vordert FCS betaling van de sub 1 genoemde facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de gefactureerde bedragen vanaf de datum dat de betalingstermijn van de respectieve facturen is verlopen. In eerste aanleg heeft VDA een incident opgeworpen waarin zij heeft gevorderd dat de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Amsterdam, waartoe zij stelt dat tussen partijen geen overeenkomst – en derhalve geen forumkeuze – tot stand is gekomen. Bij gebreke van een forumkeuze bepaalt artikel 99 Rv., nu VDA statutair is gevestigd in Hilversum, dat de rechtbank Amsterdam relatief bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De rechtbank Rotterdam heeft zich in het bestreden vonnis in incident onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevond naar de rechtbank Amsterdam verwezen, met veroordeling van CFS in de proceskosten van het incident. Daartoe heeft de rechtbank overwogen – kort samengevat – dat tussen CFS en VDA noch een overeenkomst noch algemene voorwaarden tot stand zijn gekomen, nu VDA bij de contacten met CFS onbevoegdelijk is vertegenwoordigd en CFS haar beroep op schijn van volmachtverlening naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende heeft onderbouwd.
Ontvankelijkheid in hoger beroep
3. Alvorens aan de behandeling van de grieven van CFS toe te komen, dient het hof ambtshalve te toetsen of CFS ontvankelijk is in het hoger beroep. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Artikel 110 lid 3 Rv. bepaalt immers dat tegen een vonnis waarbij de zaak wegens relatieve onbevoegdheid naar een andere rechter wordt verwezen, geen hogere voorziening is toegelaten. Niet valt in te zien waarom dit appelverbod niet van toepassing zou zijn wanneer het een deelvonnis zou betreffen, nog daargelaten dat het vonnis waarvan beroep geen deelvonnis maar een tussenvonnis betreft, nu daarin in het dictum geen einde is gemaakt aan enig deel van het ten gronde gevorderde. Daar doet niet aan af dat, zoals CFS bij pleidooi heeft betoogd, de rechtbank bij haar overwegingen in het incident beslissingen heeft genomen en oordelen heeft gegeven, onder meer met betrekking tot de totstandkoming van de door CFS gestelde overeenkomst en toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, die ook de grondslag van de vordering tot betaling van de hoofdsom zelf raken. CFS gaat er ten onrechte vanuit dat de rechter naar wie de zaak is verwezen, bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak gebonden is aan onder meer de beslissing en het oordeel van de verwijzende rechter met betrekking tot de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden (Vgl. HR 30 juni 1989, NJ 1990, 382). CFS wordt door de verwijzing dan ook in die zin niet in haar belangen geschaad.
4. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat CFS niet ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep. Als de in het ongelijk te stellen partij zal CFS worden veroordeeld, zoals door VDA gevorderd uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- verklaart CFS niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
- veroordeelt CFS in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van VDA begroot op € 1.935,00 aan griffierecht en € 2.682,00 aan salaris voor de advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. Beyer-Lazonder, M.H. van Coeverden en R.C. Schlingemann en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 in aanwezigheid van de griffier.