ECLI:NL:GHSGR:2010:BO5248

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.034.993-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van incassokosten en redelijkheid in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerden] betreffende de betaling van incassokosten. [Appellante] had een keuken verkocht aan [geïntimeerden] en vorderde betaling van incassokosten na een periode van wanbetaling. De rechtbank had eerder de vordering van [appellante] gedeeltelijk toegewezen, maar de incassokosten afgewezen. Het hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld of [appellante] redelijk gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om incassokosten te vorderen. Het hof concludeert dat de incassokosten niet redelijk zijn, omdat [appellante] te snel een deurwaarder heeft ingeschakeld zonder de termijn van twee weken, zoals vermeld in de algemene voorwaarden, af te wachten. Het hof oordeelt dat de incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [geïntimeerden] op 6 mei 2008 het verschuldigde bedrag hebben betaald, en dat de eerdere aanmaningen niet voldoende waren om de kosten te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.034.993/01
Rolnummer rechtbank : 172072 / 08-1966
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 23 november 2010
inzake
[Naam],
gevestigd te […],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. G. Janssen te 's-Gravenhage,
tegen
1. [Naam],
wonende te [Woonplaats] (gemeente […]),
2. [Naam],
wonende te [Woonplaats] (gemeente […]),
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. M. Harte te Terneuzen.
Het geding
Bij exploot van 9 maart 2009 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis dat (de kantonrechter in) de rechtbank Middelburg op 10 december 2008 heeft gewezen in conventie tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerden] als gedaagden. De bij arrest van 14 juli 2009 bevolen comparitie van partijen heeft geen doorgang gevonden. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellante] vervolgens drie grieven tegen voormeld vonnis gericht. Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] de grieven bestreden. Daarna hebben partijen de procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1.1 Hoewel het hoger beroep ziet op een bedrag gelegen beneden de appelgrens van art. 332 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan [appellante] daarin, gelet op het totaal van de vorderingen in eerste aanleg (in conventie en in reconventie), worden ontvangen.
2.1 Tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht, zodat het hof van die feiten uitgaat. Met in achtneming daarvan en van hetgeen in hoger beroep verder onbetwist naar voren is gekomen, gaat het in dit geding om het volgende.
2.2 [geïntimeerden] hebben volgens schriftelijke orderbevestiging in mei 2007 van [appellante] een keuken gekocht voor een bedrag van € 10.250,- (inclusief montage en BTW). Op de overeenkomst zijn de 'Algemene HIBIN verkoop- en leveringsvoorwaarden bouw- en afbouwmaterialen' (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Op 30 november 2007 bracht [appellante] voor de levering en de montage van de keuken € 10.249,99 in rekening. Op 26 maart 2008 is de keuken in gebruik genomen. Op 6 april 2008 schreven [geïntimeerden] aan [appellante] dat betaling zou plaatshebben op 11 april 2008. Op 15 april 2008 stuurde [appellante] een brief met daarin het bericht dat indien niet binnen een week zou worden betaald, de vordering uit handen zou worden gegeven en dat de kosten daarvan dan voor rekening van [geïntimeerden] zouden komen. Bij brief van 5 mei 2008 heeft de gemachtigde deurwaarder van [appellante] [geïntimeerden] gesommeerd tot betaling van de factuur met incassokosten en rente. Op 6 mei 2008 hebben [geïntimeerden] € 10.249,99 aan [appellante] betaald.
3.1 In dit geding heeft [appellante] - na vermindering van eis - gevorderd dat [geïntimeerden] worden veroordeeld om aan [appellante] te betalen het bedrag van € 855,74 - bestaande uit € 800,- aan incassokosten en de rest aan wettelijke rente - vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. [appellante] heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] de wettelijke rente verschuldigd zijn per 11 april 2008 omdat zij toezegden uiterlijk op die dag te zullen betalen en dat door [appellante] en haar gemachtigde werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt om buiten rechte betaling te verkrijgen en dat daarover ook wettelijke rente is verschuldigd. [geïntimeerden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2 De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en [geïntimeerden] veroordeeld om aan [appellante] te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 10.249,99 over de periode van 12 april tot en met 6 mei 2008 omdat [geïntimeerden] op 12 april 2008 in verzuim verkeerden. De incassokosten en overige wettelijke rente werden afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe - kort gezegd - dat de verrichte werkzaamheden geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten rechtvaardigen.
4.1 [appellante] heeft haar eerste grief gericht tegen de afwijzing van de incassokosten. Aangevoerd wordt dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerden] geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn. Vast staat immers dat er werkzaamheden zijn verricht ter verkrijging van voldoening buiten rechte en dat [geïntimeerden] pas hebben betaald na ontvangst van de aanmaning van de gemachtigde van [appellante]. De kantonrechter heeft bovendien niet toegelicht waarom de kosten niet voor vergoeding in aanmerking zouden komen.
4.2 Haar tweede grief richt [appellante] tegen de beslissing van de rechtbank dat [geïntimeerden] slechts rente verschuldigd zijn over de periode van 12 april tot en met 6 mei 2008. Aangevoerd wordt dat op het moment van dagvaarden nog aan hoofdsom een bedrag van € 843,81 openstond, waarover nog steeds rente verschuldigd was en indien de incassokosten niet vergoed moeten worden [geïntimeerden] ook na 6 mei 2008 rente verschuldigd zijn omdat hun betaling eerst in mindering strekt van de reeds verschenen rente.
4.3 Ter zake van deze grieven overweegt het hof het volgende.
4.3.1 [geïntimeerden] hebben zich beroepen op art. 16 lid 1 (conclusie van dupliek, pag. 4) en lid 3 (conclusie van antwoord, pag. 4) van de algemene voorwaarden. Ingevolge art. 16 lid 3 is [appellante] na verloop van de in art. 16 lid 1 bedoelde termijn van twee weken voor voldoening bevoegd zonder nadere ingebrekestelling tot invordering over te gaan van het aan hem verschuldigde bedrag en zijn de daaraan verbonden buitengerechtelijke kosten naar redelijkheid voor rekening van [geïntimeerden]. Het hof heeft aldus te beoordelen de vraag of [appellante] van deze bevoegdheid een redelijk gebruik heeft gemaakt en voorts of de onderhavige kosten naar redelijkheid voor vergoeding door [geïntimeerden] in aanmerking komen. Deze beoordeling hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde incassokosten deze redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan omdat:
- de keuken weliswaar in november 2007 is geleverd maar pas eind maart 2008 gebruiksklaar was;
- de brief van 15 april 2008 in feite het eerste verzoek van [appellante] aan [geïntimeerden] was om tot betaling over te gaan nadat de keuken gebruiksklaar was;
- de deurwaarder reeds op 29 april 2008 is ingeschakeld (conclusie van repliek onder 7), terwijl de in art. 16 van de algemene voorwaarden genoemde termijn van twee weken na de bij brief van 15 april 2008 gegeven betalingstermijn van een week op dat moment nog niet was verstreken;
- het lange wachten op de keuken niet in lijn is met het snelle inschakelen van de deurwaarder;
- [geïntimeerden] op 6 mei 2008 tot betaling van de gehele factuur zijn overgegaan;
- de incassobrief d.d. 5 mei 2008 de betaling van 6 mei 2008 kennelijk heeft gekruist en [geïntimeerden] derhalve ook zonder die brief zouden hebben betaald;
- gezien de toepasselijke algemene voorwaarden van [appellante] (artikel 16, lid 1) had mogen worden verwacht dat zij [geïntimeerden] nogmaals zou hebben verzocht om tot betaling over te gaan alvorens een deurwaarder in te schakelen.
Het gaat derhalve om incassokosten waarvan het redelijkerwijze niet verantwoord was om ze te maken voordat de in art. 16 van de algemene voorwaarden bedoelde termijn was verstreken en daarom komen de incassokosten naar redelijkheid niet voor rekening van [geïntimeerden]. De kantonrechter heeft in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden terecht overwogen dat [geïntimeerden] geen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn.
4.3.2 Het vorenstaande brengt mee dat de eerste grief ongegrond is.
4.3.3 Op 6 mei 2008 hebben [geïntimeerden] aan [appellante] betaald zodat het verzuim op die datum is opgeheven en geen vertragingsschade meer verschuldigd is. Nu niet is gegriefd tegen de door de kantonrechter aangenomen aanvangsdatum van 12 april 2008, blijft de wettelijke rente verschuldigd over de periode 12 april tot en met 6 mei 2008. Het oordeel van de kantonrechter blijft daarmee in stand omdat in de verwerping van de eerste grief besloten ligt dat geen incassokosten verschuldigd zijn en daarom ook geen rente over € 843,81 verschuldigd is.
4.3.4 Een en ander betekent dat ook de tweede grief ongegrond is.
4.4 De derde grief gericht tegen de proceskostenveroordeling deelt het lot van de vorige grieven en behoeft geen nadere bespreking.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis van de rechtbank bekrachtigd moet worden met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van de (kantonrechter in de) rechtbank Middelburg van 10 december 2008;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 894,- waarvan te voldoen:
a) aan de griffier van het hof € 828,50, te weten € 196,50 voor in debet gesteld griffierecht en € 632,- voor salaris advocaat, waarmee de griffier zal handelen overeenkomstig het bepaalde in art. 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en
b) aan [geïntimeerden] € 65,50 voor niet in debet gesteld griffierecht;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, A.E.A.M. van Waesberghe en L.A.R. Siemerink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2010 in aanwezigheid van de griffier.