1.2 Het gaat in dit geding - kort samengevat - om het volgende.
(i) Bij op 1 juli 1985 onherroepelijk geworden arrest van het hof te 's-Gravenhage van 14 oktober 1984, is [appellant] veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens een schietpartij in café "Het Koetsiertje" te Delft op 5 april 1983, waarbij zes doden vielen en enkele gewonden. Sedert 7 april 1983 is [appellant] gedetineerd.
(ii) Een gratieverzoek van 11 maart 1998, afgewezen op 16 januari 2001, heeft aanleiding gevormd tot nader onderzoek van [appellant] en tot het advies om [appellant] te laten opnemen in een tbs-kliniek. Overleg tussen de minister van Justitie (hierna: de minister) en de Van der Hoevenkliniek (hierna: de kliniek) heeft geleid tot een memo van 9 juli 2001 (hierna: de memo), waarin afspraken zijn neergelegd over opname en behandeling van [appellant] in de kliniek, behandeling conform tbs-gestelden met inbegrip van een verlofbeleid, alsmede afspraken rond beëindiging van de behandeling en 'horizonbepaling gratieprocedure'.
(iii) Op 20 juli 2001 heeft de minister [appellant] meegedeeld dat hij op basis van artikel 13 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) juncto artikel 41 van de Penitentiaire maatregel wordt geplaatst in een tbs-inrichting, hetgeen heeft geleid tot zijn opname in de kliniek op 31 augustus 2001. Bij de mededeling was gevoegd een afschrift van de brief van eveneens 20 juli 2001 van de minister aan de directeur van de kliniek, waarin om plaatsing in de kliniek werd verzocht op basis van de afspraken in de memo.
(iv) Op 13 september 2002 is voor [appellant] een machtiging begeleid verlof afgegeven.
(v) Op 6 juli 2005 heeft de kliniek verzocht om de machtiging conform verlofbeleid van april 2005 met een jaar te verlengen. De machtiging begeleid verlof is gehandhaafd, in afwachting van de uitkomsten van multidisciplinair onderzoek, die nog kunnen leiden tot nadere besluitvorming.
(vi) Het multidisciplinair onderzoek is afgerond met een rapportage van 5 januari 2006, die inhoudt dat de onafhankelijke rapporteurs voortzetting van verlofbeleid verantwoord vinden en het recidiverisico gering achten, en dat zij van mening zijn dat terugplaatsing naar het gevangeniswezen voor [appellant] krenkend en teleurstellend zal zijn, maar dat eventuele depressieve en/of angstige symptomen als reactie ook daar behandeld kunnen worden, met als conclusie dat [appellant] niet detentieongeschikt is.
(vii) De kliniek heeft bij de minister een aanvraag tot onbegeleid verlof ingediend, ontvangen op 12 juni 2006. De minister heeft besloten daarmee niet akkoord te gaan, hetgeen is verwoord in een brief aan de kliniek van 2 oktober 2006.
(viii) Op 15 juni 2006 is ten aanzien van [appellant] een telefonische machtiging voor begeleid verlof afgegeven. Op grond van artikel 53, tweede lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wordt zo een machtiging verleend voor de duur van een jaar. De machtiging is niet verlengd. Bij brief van de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) van 24 augustus 2007 is de kliniek meegedeeld, dat, los van de vraag naar de status van de eerder verleende verlofmachtigingen, de kliniek op dat moment niet gemachtigd was [appellant] begeleid verlof te verlenen.
(ix) [appellant] heeft tegen de intrekking van de machtiging beroep ingesteld bij de Raad voor de strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (RSJ). De RSJ heeft op 31 maart 2008 uitspraak gedaan. De RSJ overwoog dat de beslissing tot intrekking van de machtiging als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt en oordeelde dat de intrekking van de verlofmachtiging uitsluitend was gebaseerd op veranderde inzichten ten aanzien van het verlofbeleid in het algemeen en niet op de bijzonderheden van het individuele geval. Bij de beslissing was ten onrechte niet betrokken dat de begeleide verloven van [appellant] al een aantal jaren zonder problemen was verlopen. De uitspraak van de RSJ heeft ertoe geleid dat de begeleide verloven na 31 maart 2008 zijn hervat. De uitspraak heeft de minister enerzijds genoopt tot de conclusie dat de verlofmachtiging begeleid verlof van 13 september 2002 niet is vervallen, maar nog van kracht is. Anderzijds leidde het bij de minister tot de behoefte aan verloftoetsing tegen de achtergrond van het vigerende verloftoetsingskader. Sinds 1 januari 2008 is het Adviescollege verloftoetsing TBS (Avt) belast met de inhoudelijke toetsing van aanvragen tot een verlofmachtiging. De Avt adviseert de minister aan de hand van de criteria in het verloftoetsingskader TBS.
(x) Bij brief van 18 april 2008 heeft de kliniek bij de Verlofunit TBS van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie (hierna: de verlofunit tbs) een machtiging onbegeleid verlof ten behoeve van [appellant] aangevraagd. De kliniek heeft aangegeven dat de aanvraag multidisciplinair is getoetst conform het verloftoetsingskader en dat de kliniek het aangewezen en verantwoord acht [appellant] onbegeleid verlof te geven conform de geldende voorwaarden. Deze aanvraag machtiging onbegeleid verlof is op 3 juli 2008 herhaald.
(xi) Bij brief van 12 juni 2008 heeft de kliniek de verlofunit tbs verzocht om verlenging van de machtiging begeleid verlof ten behoeve van [appellant]. Op grond van een mulitdisciplinaire toetsing op de intramurale behandeling van [appellant] van 3 april 2008 acht de kliniek het aangewezen en verantwoord het begeleide verlof van [appellant] voort te zetten.
(xii) De staatssecretaris heeft de kliniek bij brief van 11 juli 2008 meegedeeld dat eerst de procedure omtrent de evaluatie begeleid verlof diende te zijn voltooid, alvorens besluitvorming zou kunnen plaatsvinden over de aanvraag onbegeleid verlof van 3 juli 2008.
(xiii) De kwestie van het begeleid verlof is voorgelegd aan het Avt, die op 14 augustus 2008 heeft geadviseerd het begeleid verlof te verlenen conform het verlofplan. In het advies stelt het Avt tevens: "De verlofaanvraag voldoet aan de vereisten zoals deze zijn gesteld in het Verloftoetsingskader TBS van 1 juli 2007, met dien verstande dat hieruit niet blijkt van enig slachtofferonderzoek. Het zou op de weg hebben gelegen van de Minister om de nabestaanden bij de aanvang van het begeleide verlof in 2002 hierover te informeren."
(xiv) Op 28 augustus 2009 heeft de kliniek de verlofunit tbs een evaluatie van de begeleide verloven van [appellant] doen toekomen, zulks onder voorbehoud van een reactie op de verzoeken uit 2008.
(xv) Op 16 oktober 2009 is een rapport uitgebracht van Slachtofferonderzoek C. [appellant], uitgevoerd door de Dienst Justitiële Inrichtingen.
(xvi) Het Avt heeft op 29 oktober 2009 advies uitgebracht terzake het "opnieuw verlenen van een machtiging begeleid verlof" ten behoeve van [appellant], inhoudende dat de minister wordt geadviseerd verlof te verlenen conform het verlofplan.
(xvii) Vervolgens besloot de staatssecretaris op 27 november 2009 dat zij niet akkoord ging met het opnieuw verlenen van een machtiging begeleid verlof aan [appellant]. [appellant] is tegen deze beslissing in beroep gegaan bij de RSJ. Op 12 juli 2010 heeft de RSJ het beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing van de staatssecretaris vernietigd, omdat - kort samengevat - de intrekking van de machtiging voor begeleid verlof op de enkele grond van verstrekte uitkomsten van het slachtofferonderzoek uit 2009 als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.
(xviii) De minister heeft bij brief van 28 juli 2010 aan de raadsman van [appellant] meegedeeld ten eerste de uitspraak van de RSJ van 12 juli 2010 te respecteren en voorts dat geen activiteiten worden ontplooid om [appellant] terug te plaatsen in een penitentiaire inrichting zolang de civiele procedure bij het hof van 27 september 2010 loopt. Ten tweede is meegedeeld dat niet wordt voldaan aan het verzoek een beslissing te nemen op de aanvraag van een machtiging onbegeleid verlof uit 2008 om niet vooruit te lopen op de behandeling van de zaak door het hof en dat wat betreft het tweede verzoek geen aanleiding wordt gezien om tripartite overleg te voeren.
(xix) De kliniek heeft bij brief van 2 september 2010 aan de verlofunit tbs een aanvulling op de aanvraag tot machtiging onbegeleid verlof van 3 juli 2008 gestuurd met een geactualiseerde stand van zaken, inclusief risicotaxatie, met betrekking tot [appellant]. In vervolg op die brief heeft de kliniek op 14 september 2010 een nieuw vormgegeven aanvraag machtiging onbegeleid verlof ingestuurd volgens het voorgeschreven format en verloftoetsingskader 2009, dat overigens inhoudelijk niet verschilt van de eerdere versie.