ECLI:NL:GHSGR:2010:BO2760

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003915-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bloedsporenonderzoek en DNA-analyse in geweldsdelict

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling van [benadeelde partij 1] op 24 mei 2008 in Scheveningen. De verdachte zou, samen met anderen, [benadeelde partij 1] met een ijzeren staaf en een mes hebben aangevallen. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld, met bijzondere aandacht voor de resultaten van het bloedspoor- en DNA-onderzoek uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De verdediging voerde aan dat de 'chain of custody' van de in beslag genomen schoenen was verbroken, wat zou kunnen leiden tot contaminatie van het bewijs. Het hof oordeelde echter dat er geen onherstelbaar vormverzuim was en dat de resultaten van het NFI-onderzoek betrouwbaar waren. Het hof concludeerde dat de aangetroffen bloedsporen op de schoenen van de verdachte waarschijnlijk afkomstig waren van [benadeelde partij 1] en dat de verdachte betrokken was bij het geweldsdelict. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met een gevangenisstraf van zes jaar voor de verdachte, en hefte de schorsing van de voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003915-09
Parketnummers: 09-900290-09 en 09-757860-08
Datum uitspraak: 28 juni 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 4 november 2009, 20 januari 2010 en 14 juni 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde (medeplegen van poging tot doodslag) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing tot een bedrag van € 6.990,55 en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige respectievelijk € 6.732,30 en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige, in beide gevallen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal,
- met een ijzeren staaf, althans een hard (langwerpig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals heeft gestoken en/of in de/een hand(en) heeft gesneden en/of
- in het gezicht heeft geschopt en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) geldbedrag(en) en/of een kluis, althans geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [hotel] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
- met een ijzeren staaf, althans een hard (langwerpig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals heeft gestoken en/of in de/een hand(en) heeft gesneden en/of
- in het gezicht heeft geschopt en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt,
welk geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, te weten doorgesneden pezen/zenuwen in de/een hand(en) en/of een steekwond in de hals, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (doorgesneden pezen/zenuwen in de/een hand(en) en/of een steekwond in de hals), heeft toegebracht, door die [benadeelde partij 1] opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
- met een ijzeren staaf, althans een hard (langwerpig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals te steken en/of in de/een hand(en) te snijden en/of
- in het gezicht te schoppen en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij 1], meermalen, althans eenmaal,
- met een ijzeren staaf, althans een hard (langwerpig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals heeft gestoken en/of in de/een hand(en) heeft gesneden en/of
- in het gezicht heeft geschopt en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 18 november 2009 en andermaal op 3 februari 2010 heeft het hof een tussenarrest uitgesproken.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof het vonnis waarvan beroep met het navolgende aanvult.
Gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep van 14 juni 2010 heeft de raadsman van de verdachte bepleit - overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities - dat, voorafgaand aan het tweede (forensisch) onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI), de zogenoemde 'chain of custody' met betrekking tot het inbeslaggenomen paar schoenen van de verdachte is verbroken en daarbij gewezen op het gevaar van contaminatie. Dit levert volgens de raadsman een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, als gevolg waarvan het op het tweede onderzoek van het NFI gebaseerde rapport d.d. 20 mei 2010 dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van de inhoud van het dossier, meer in het bijzonder gelet op de bevindingen van het NFI met betrekking tot het ten tweede malen aanbieden van de onderhavige schoenen voor (nader) forensisch onderzoek, in samenhang bezien met de (aanvullende) processen-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2010 en 1 maart 2010, constateert het hof, met de raadsman, dat de verpakking van de onderhavige schoenen na het eerste onderzoek van het NFI (rapport d.d. 23 maart 2009) op enig moment opengemaakt is.
Ofschoon het hof de verdediging wil toegeven dat dit een onwenselijke gang van zaken is, is het - anders dan de raadsman - van oordeel dat deze constatering geen vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dat van uitsluiting van bewijs als consequentie van een vormverzuim derhalve geen sprake kan zijn.
Overigens heeft de raadsman geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan contaminatie van de op de rechterschoen van verdachte aangetroffen bloedsporen genummerd [nummer 1] en [nummer 2], waarbij is vastgesteld dat de DNA (meng)profielen van dit bloed matchte met het DNA-profiel van het slachtoffer [benadeelde partij 1], met andere van het slachtoffer afkomstige forensische sporen aannemelijk moet worden geacht. Het hof heeft ook ambtshalve dergelijke feiten of omstandigheden niet gevonden. Daarbij dient bedacht te worden dat blijkens het rapport van het NFI d.d. 20 mei 2010 de schoenen eerst op 9 juni 2009 het NFI in gesloten verpakking hebben verlaten, zodat die verpakking niet eerder dan ruim een jaar na de datum waarop de overval is gepleegd kan zijn geopend. Gelet op het feit dat blijkens de verklaring ter terechtzitting d.d. 20 januari 2010 van de deskundige ir. Scheer een bloeddruppel in 60 uren is opgedroogd en bij nieuwe aanraking in schilfers/poedervorm uiteenvalt in combinatie met de omvang en locatie op de schoen van bloedspoor [nummer 2] - onder de losgetornde stiknaad tussen het zwarte leder en het zwarte textiel bij de ingang van de linkerbovenzijde van de schoen op het zwarte textiel over een lengte van circa 30 mm - acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat dit spoor door contaminatie, veroorzaakt door of na het openen van de verpakking op de schoen is terechtgekomen. Dat beide bloedsporen zich nagenoeg loodrecht onder elkaar bevinden, maakt dit niet anders.
Het hof ziet derhalve geen belemmeringen om de resultaten van meergenoemde onderzoeken van het NFI, in onderling verband en samenhang bezien, (mede) voor het bewijs te bezigen.
De stelling van de raadsman dat niet valt uit sluiten dat de andere bemonsterde bloedsporen, niet zijnde die waarin DNA van het slachtoffer dan wel de verdachte is aangetroffen, mede dierlijk bloed kunnen betreffen, acht het hof onaannemelijk. Het hof heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen op de bij tabel 3 in het NFI-rapport van 20 mei 2010 gegeven toelichtingen met de nummers 2, 3 en 5, waaruit naar 's hofs oordeel ontegenzeggelijk kan worden afgeleid dat de betreffende bemonsteringen DNA-kenmerken van personen bevatten.
In aanvulling op de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen neemt het hof de volgende bewijsmiddelen op:
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 4 november 2009, voor zover inhoudende:
De schoen, merk [merk], type [type], waar het bloedspoor op gevonden is, is van mij. Ik droeg die schoen ook al in mei 2008.
- het rapport van het NFI "Bloedspoorpatroon- en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in
's-Gravenhage op 24 mei 2008", d.d. 20 mei 2010, opgemaakt en ondertekend door de deskundigen A.D. Kloosterman en M.J. van der Scheer, voor zover inhoudende:
als - afzonderlijk dan wel gezamenlijk - relaas van deze deskundigen -zakelijk weergegeven-:
Van de losgetornde stiknaad tussen het zwarte leder en het zwarte textiel bij de ingang van de linkerbovenzijde van de rechtersportschoen is op het zwarte textiel, over een lengte van circa 30 mm, visueel relatief veel bloed aangetroffen. Een deel van dit bloed is als [nummer 2] veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
Uit vergelijkend DNA-onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal met identiteitszegel [nummer 2] van het slachtoffer [benadeelde partij 1] afkomstig kan zijn. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal is kleiner dan één op één miljard.
Op basis van de ontvangen informatie in deze zaak zijn de onderstaande twee hypothesen geformuleerd:
1. Het bloed van het slachtoffer [benadeelde partij 1] is op het paar sportschoenen terecht gekomen doordat de schoenen zich bij het geweldsdelict van het slachtoffer [benadeelde partij 1] bevonden.
2. Het bloed van het slachtoffer [benadeelde partij 1] is op het paar sportschoenen terecht gekomen tijdens het schoonmaken van het kastje in de keuken door [verdachte]. Op dit kastje bevond zich bloed van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Indien scenario 2, de door de verdachte geschetste gang van zaken, waar is, zijn er restanten van (verdund) bloed op het kastje achtergebleven die zijn ingedroogd. Onder invloed van schoonmaakwater zijn deze restanten weer in oplossing gebracht en dit met schoonmaakwater (sterk) verdunde bloed is vervolgens op de schoen terecht gekomen. De kans dat dergelijk verdund bloed, na te zijn opgedroogd, met het blote oog op een donkerkleurige schoen kan worden waargenomen is klein. Na een periode van acht maanden en intensief gebruik van de schoenen is de kans dat met het blote oog waarneembare verdunde bloedsporen kunnen worden waargenomen extreem klein. Omdat door de professionele schoonmaakploeg een chloorhoudend DNA-destructief middel is gebruikt en omdat slechts een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal in het met schoonmaakwater verdunde bloed aanwezig kan zijn en omdat er een periode van acht maanden van intensief gebruik van de schoenen is verstreken, is de kans dat van dergelijke sporen middels een standaard DNA-onderzoek een DNA-profiel kan worden verkregen extreem klein.
De onderzoeksresultaten van het bloedspooronderzoek en het DNA-onderzoek zijn veel waarschijnlijker als hypothese 1 waar is dan als hypothese 2 waar is. De resultaten van de onderzoeken verlenen meer steun aan de hypothese dat de aangetroffen bloedsporen door aanwezigheid bij het geweldsdelict (de mishandeling van [benadeelde partij 1]) op het paar sportschoenen terecht zijn gekomen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op na te melden beslissing acht het hof termen aanwezig de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling als voormeld te worden bevestigd.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden als voormeld het vonnis waarvan beroep.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.Th.M. Dekkers, mr. H.M.A. de Groot en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. L.E.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 juni 2010.
Mr. H.M.A. de Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.