GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00856
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 6 oktober 2010
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Breda van 19 oktober 2009, nr. AWB 09/3018, betreffende na te noemen aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2003.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Zuidwest, heeft aan belanghebbende voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.181.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2008 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband hiermee is door de griffier een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft hierop gerepliceerd bij brief van 12 mei 2010. De Inspecteur heeft hierop gedupliceerd bij brief van 28 mei 2010.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het gerechtshof van 25 augustus 2010. Daar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende werkte in 2003 voor [A] B.V. en genoot hier een fiscaal loon van € 22.529. Ook werkte hij in 2002 voor [B] Ltd in Hong Kong en genoot hier een fiscaal loon van € 30.652.
3.2. In het 'Employment Contract' van belanghebbende is zijn werkgebied als volgt omschreven:
'Far East: All countries East of India with exception of Hongkong, Macau, China, Singapore and Indonesia
Western Europe: France, Greece, Ireland, Portugal
Elsewhere: Canada
Herein after called the TERRITORY; this TERRITORY may be extended to other countries upon request by management'
3.3. Belanghebbende woont in [Z] en is binnenlands belastingplichtig.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2003 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.181. In zijn aangifte heeft hij aftrek ter voorkoming van dubbele belasting gevraagd voor buitenlands inkomen uit werk en woning ten bedrage van € 30.652.
3.4. Nederland heeft in het jaar 2003 geen overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met Hong Kong.
3.5. Het belastingjaar van Hong Kong loopt van 1 april - 31 maart. Over het belastingjaar 2002/2003 is belanghebbende geen belasting in Hong Kong verschuldigd. Over het belastingjaar 2003/2004 is HK $ 2.844 (ca. € 295) verschuldigd.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In geschil is of belanghebbende met betrekking tot het uit Hong Kong afkomstige inkomen recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
4.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij terecht aanspraak maakt op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
4.3. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting kan worden verleend.
5.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag.
5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. In het jaar 2003 is er geen belastingverdrag tussen Nederland en Hong Kong. De overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en de Volksrepubliek China van 13 mei 1987 is in Hong Kong niet van toepassing (besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 4 juli 1997, IFZ97/670M, onder meer gepubliceerd in V-N 1997/2584, 4).
6.2. Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kunnen bij algemene maatregel van bestuur ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen waarin daaromtrent niet op andere wijze is voorzien, regelen worden gesteld ten einde gehele of gedeeltelijke vrijstelling of vermindering van belasting te verlenen, indien en voor zover het voorwerp van de belasting is onderworpen aan een belasting die vanwege een ander land van het Koninkrijk, een andere Mogendheid, een bestuurlijke eenheid of een volkenrechtelijke organisatie wordt geheven. In het onderhavige geval is er geen belastingverdrag tussen Nederland en Hong Kong en daarom is het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 van toepassing. Anders dan belanghebbende meent, is in deze situatie het Nederlands Standaard Verdrag (hierna: NSV), alsmede de interpretatie daarvan niet van belang. Het NSV betreft een model voor een belastingverdrag waarvan de betekenis hierin is gelegen dat het helderheid kan verschaffen over het Nederlands beleid inzake belastingverdragen.
6.3. Artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 bepaalt dat het buitenlandse inkomen uit werk en woning uit een andere Mogendheid bestaat uit het gezamenlijke bedrag van hetgeen de belastingplichtige als bestanddeel van het inkomen uit werk en woning uit die Mogendheid geniet als belastbaar loon ter zake van het binnen het gebied van de andere Mogendheid in privaatrechtelijke dienstbetrekking verrichten of hebben verricht van arbeid.
6.4. Belanghebbende stelt dat indien hij aannemelijk heeft gemaakt dat inkomen in het buitenland is belast, de Inspecteur vervolgens dient te bewijzen dat het inkomen toch in Nederland is belast. Deze zienswijze van belanghebbende is niet juist.
Belanghebbende dient om in aanmerking te komen voor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting aannemelijk te maken in privaatrechtelijke dienstbetrekking arbeid te hebben verricht binnen het gebied van de andere mogendheid, zijnde Hong Kong. Belanghebbende heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Uit zijn arbeidsovereenkomst blijkt dat belanghebbende zijn werkzaamheden in diverse landen zou gaan verrichten maar niet in Hong Kong. In de procedure is niets overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat en gedurende welke tijd belanghebbende daadwerkelijk werkzaamheden in Hong Kong heeft verricht.
6.5. Artikel 9, vierde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, bepaalt dat bij arbeid die korter dan dertig dagen aaneengesloten binnen het gebied van een andere Mogendheid is verricht, het loon alleen beschouwd wordt te zijn onderworpen aan een belasting naar het inkomen die vanwege die Mogendheid wordt geheven indien blijkt dat ter zake hiervan aan die Mogendheid belasting is betaald. Deze bepaling is bedoeld als een aanscherping van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.
Aan eerstvermelde bepaling wordt echter niet toegekomen omdat in deze procedure niet vaststaat waar en gedurende welke tijd belanghebbende zijn werkzaamheden in het Verre Oosten heeft verricht.
6.6. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt het Hof tot het oordeel dat belanghebbendes hoger beroep ongegrond is. Beslist dient te worden als volgt.
Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. B. van Walderveen , Th. Groeneveld en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.H.R. Massmann. De beslissing is op 6 oktober 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.