ECLI:NL:GHSGR:2010:BO1103
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A.D. Kiers-Becking
- M.Y. Bonneur
- G. Heevel
- Rechtspraak.nl
Bewijswaardering en ontzenuwing van vermoedens in civiele rechtszaak
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, heeft appellant [Naam] een schadevergoeding gevorderd van geïntimeerde [Naam] en [B] wegens vermeende diefstal of verduistering van een auto en kentekenbewijzen. De rechtbank had de vorderingen in eerste aanleg afgewezen, waarna appellant in hoger beroep ging. Het hof heeft in een tussenarrest van 8 december 2009 vastgesteld dat er een vermoeden bestond dat geïntimeerde de kentekenbewijzen en/of de auto had gestolen of verduisterd. Dit vermoeden was gebaseerd op verklaringen van getuigen en de omstandigheden rondom de overdracht van de auto aan appellant.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof getuigen gehoord, waaronder geïntimeerde en de dames [S] en [K]. De verklaringen van deze getuigen stonden in contrast met de eerdere verklaringen van appellant en [J], die de diefstal of verduistering hadden gemeld. Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de getuigen de stellingen van appellant ontkrachtten, waardoor het oorspronkelijke vermoeden niet langer houdbaar was. Het hof heeft vastgesteld dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van bewijswaardering en de rol van getuigenverklaringen in civiele procedures, evenals de verplichting van de eiser om zijn claims te onderbouwen met voldoende bewijs.