Rolnummer: 22-005402-09
Parketnummer: 11-711534-09
Datum uitspraak: 19 juli 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 13 oktober 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Zuid West, Huis van Bewaring "De Torentijd" te Middelburg.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 juli 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2009 te Zwijndrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (27,96 liter benzine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell station [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 januari 2009 te Zwijndrecht opzettelijk 27,96 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan Shell station [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [adres] (2), had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op of omstreeks 18 januari 2009 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (34,24 liter benzine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BP [naam tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2009 te Dordrecht opzettelijk 34,24 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan BP [naam tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [weg], had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op of omstreeks 22 februari 2009 te Hendrik-Ido-Ambacht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (38,20 liter benzine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell [naam tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 februari 2009 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk 38,20 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan Shell [naam tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan Rijksweg A16 [straat], had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op of omstreeks 04 maart 2009 te Ridderkerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (39,97 liter benzine), in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan Shell [naam tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 maart 2009 te Ridderkerk opzettelijk 39,97 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan Shell [naam tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan Rijksweg A15, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op of omstreeks 17 maart 2009 te Zwijndrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft wegge-nomen een hoeveelheid brandstof (23,94 liter benzine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell station [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2009 te Zwijndrecht opzettelijk 23,94 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan Shell station [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [adres], had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en zijn schadever-goedingsmaatregelen opgelegd als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair,
4 primair en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 januari 2009 te Zwijndrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (27,96 liter benzine), toebehorende aan Shell station [adres];
hij op 18 januari 2009 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (34,24 liter benzine), toebehorende aan BP [naam tankstation];
hij op 22 februari 2009 te Hendrik-Ido-Ambacht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (38,20 liter benzine), toebehorende aan Shell [naam tankstation];
hij op 04 maart 2009 te Ridderkerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (39,97 liter benzine), toebehorende aan Shell [naam tankstation];
hij op 17 maart 2009 te Zwijndrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft wegge-nomen een hoeveelheid brandstof (23,94 liter benzine), toebehorende aan Shell station [adres].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Anders dan door de raadsvrouw is betoogd, acht het hof het oogmerk tot wederrechtelijke toeëigening bij de verdachte al voor het feitelijk tanken aanwezig. Het hof leidt zulks in het bijzonder af uit de verklaring van de verdachte dat hij geen inkomen had en ook niet in staat was de -betrekkelijk geringe- schade te vergoeden.
Het hof wijst in dit verband ook op de verklaring van de verdachte dat hij eerder voor een dergelijk feit met justitie in aanraking was gekomen en de omstandigheid dat het in casu om een reeks van gelijksoortige feiten gaat, hetgeen het naar het oordeel van het hof buitengewoon onwaarschijnlijk maakt dat verdachte telkens eerst na het tanken het besluit nam zich de benzine toe te eigenen.
Door de verdediging is betoogd dat er sprake is van een (onherstelbaar) vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De verklaring van de verdachte die door dit verzuim is verkregen moet primair worden uitgesloten voor het bewijs, althans dient het verzuim te worden gecompenseerd in de straf. Ter onderbouwing van het verweer wordt, kort gezegd, aangevoerd dat aan de verdachte is verhoord tijdens vrijheidsbeneming en hem is geen juridische bijstand door een advocaat verleend voorafgaand aan het verhoor, noch is hem op het recht daartoe gewezen. Voorts is niet gebleken dat de verdachte onmiskenbaar afstand heeft gedaan van dit recht.
Zelfs indien dit verzuim geen concreet nadeel heeft opgeleverd, dan nog heeft de verdachte geen eerlijk proces gehad, aldus de verdediging.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte op 5 april 2009 is verschenen aan het bureau van politie te Zwijndrecht teneinde te worden gehoord als verdachte terzake van het onder 1, 2 en 4 tenlaste-gelegde. Nadat hem de cautie is verleend, heeft hij een hemzelf belastende verklaring afgelegd.
Het verweer van de verdediging voor zover betrekking hebbende op de verklaring van de verdachte terzake van deze tenlastegelegde feiten mist derhalve feitelijke grondslag en dient reeds daarom te worden verworpen.
Voorts is uit de stukken gebleken dat kort na het verhoor van de verdachte opnieuw twee aangiften bij de politie zijn binnengekomen. De verdachte was inmiddels van zijn vrijheid beroofd en heeft op 28 mei 2009 een verklaring afgelegd terzake van de tenlastegelegde feiten 3 en 5.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft een verdachte die is aangehouden, op de voet van het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, een aanspraak op rechtsbijstand die inhoudt dat hem aan de gelegenheid wordt aangeboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Behoudens het geval dat hij uitdrukkelijk danwel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van bepaalde dwingende redenen, zal hem, de verdachte, binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dit recht te verwezenlijken. Dat de verdachte ten tijde van zijn verhoor terzake van de onder 3 en 5 tenlastegelegde feiten hiervoor niet was aangehouden, maar kennelijk uit anderen hoofde gedetineerd was, maakt het vorenstaande naar het oordeel van het hof niet anders.
Indien een aangehouden verdachte niet danwel binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvor-dering. Vooropgesteld zij evenwel dat het wettelijk stelsel aldus moet worden opgevat dat een vormverzuim in de zin van dat artikel niet steeds behoeft te leiden tot een van de daar omschreven rechtgevolgen. Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering formuleert een bevoegdheid en niet een plicht daartoe. De strekking van de regeling van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is immers niet dat een vormverzuim hoe dan ook moet leiden tot enig nadeel voor de verdachte.
Niet is gebleken dat de verdachte voorafgaande aan zijn verhoor van 28 mei 2009, in welk verhoor hij zich heeft belast, de gelegenheid is geboden met een raadsman te overleggen, noch dat hem op zijn consultatierecht is gewezen. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dit recht. Daartegenover staat dat uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 5 april 2009 is gebleken dat aan de verdachte de cautie is gegeven en hij in aansluiting daarop tevens heeft verklaard dat hij begrijpt dat hij niet tot antwoorden verplicht is, hetgeen naar het oordeel van het hof betekent dat hij geacht kan worden vrijwillig afstand te hebben gedaan van zijn zwijgrecht. Het hof betrekt hierbij dat de verdachte, die blijkens de op zijn naam staande justitiële documentatie, reeds vele malen eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en derhalve niet onbekend mag worden verondersteld met de gevolgen van het (vrijwillig) afstand doen van zijn zwijgrecht.
Het hof wijst er in dit verband bovendien op dat de verdachte feitelijk niet terzake van de tenlastegelegde feiten 3 en 5 op 28 mei 2009 is aangehouden.
Onder deze omstandigheden ziet het hof, ondanks de inbreuk die is gemaakt op verdachtes recht op rechtsbij-stand, geen reden voor bewijsuitsluiting als door de verdediging bepleit. Wel geeft dit vormverzuim, gelet op het belang van het geschonden vormvoorschrift en de ernst van het verzuim, het hof aanleiding de verdachte daarvoor te compenseren in de vorm van strafvermindering, in dier voege dat in plaats van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, een vrijheidsstraf van na te melden duur zal worden opgelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en dat de verdachte.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tot vijfmaal toe schuldig gemaakt aan diefstal van benzine, door telkens na het tanken weg te rijden zonder te betalen. Diefstal geeft blijk van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen, veroorzaakt doorgaans financiële schade en bezorgt als regel de benadeelde(n) veel ergernis en overlast.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 juni 2010, is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden een passende en geboden reactie zou vormen.
Gelet op vorenomschreven toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zal het hof evenwel na te melden straf opleggen.
Vorderingen tot schadevergoeding
1. In het onderhavige strafproces heeft Beckers Retail Company BV tav [verdachte] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair en 5 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 64,88.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij genoegzaam aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 5 primair bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroor-deeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 64,88 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair en 5 primair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
2. In het onderhavige strafproces heeft BP [naam tankstation] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 45,03.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij genoegzaam aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroor-deeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 45,03 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
3. In het onderhavige strafproces heeft Exploitatie Maatschappij Vogel BV zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 50,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij genoegzaam aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 50,00 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 primair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair tenlaste-gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Beckers Retail Company BV tav [naam] tot het bedrag van EUR 64,88 (vierenzestig euro en achtentachtig cent),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van Beckers Retail Company BV tav Patrick Jozef aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 64,88 (vierenzestig euro en achtentachtig cent)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij BP [naam tankstation] tot het bedrag van EUR 45,03 (vijfenveertig euro en drie cent),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van BP [naam tankstation] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 45,03 (vijfenveertig euro en drie cent)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van1 (één) dag,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Exploitatie Maatschappij Vogel BV tot het bedrag van EUR 50,00 (vijftig euro),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van Exploitatie Maatschappij Vogel BV aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 50,00 (vijftig euro)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van1 (één) dag,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof, mr. R.A.Th.M. Dekkers en mr. L. Bakker-Splinter, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 juli 2010.
Mr. L. Bakker-Splinter is buiten staat dit arrest te ondertekenen.