ECLI:NL:GHSGR:2010:BN7119

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-09/00611
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding verontreinigingsheffing

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen belanghebbende en de Inspecteur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De zaak betreft een aanslag voor verontreinigingsheffing die door de Inspecteur was opgelegd aan belanghebbende voor het tijdvak van 5 september 2007 tot en met 31 december 2007. De aanslag was aanvankelijk vastgesteld op € 56,32, maar na bezwaar door belanghebbende werd deze verlaagd tot € 18,77. Belanghebbende verzocht echter om vergoeding van proceskosten, wat door de Inspecteur werd afgewezen. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.

Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, waar de mondelinge behandeling plaatsvond op 25 augustus 2010. Tijdens deze zitting gaven zowel belanghebbende als de Inspecteur aan dat de uitspraak van de rechtbank onjuist was. Het Hof volgde deze opvatting en oordeelde dat belanghebbende recht had op een proceskostenvergoeding. Het Hof stelde vast dat belanghebbende recht had op 2 punten voor elke fase in het geding, met toepassing van een wegingsfactor van ¼. Dit resulteerde in een totale proceskostenvergoeding van € 402,50, waarvan een deel aan de griffier van het Hof moest worden betaald.

Daarnaast oordeelde het Hof dat de griffierechten die door belanghebbende waren betaald in de eerdere fasen van het geding, vergoed dienden te worden door het hoogheemraadschap. De uitspraak van het Hof vernietigde de eerdere beslissingen van zowel de rechtbank als de Inspecteur met betrekking tot de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00611
Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer d.d. 8 september 2010
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2009, nummer AWB 08/3001, betreffende de hierna vermelde beslissing.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De Inspecteur, het hoofd van de afdeling Belastingen van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, heeft bij kennisgeving, gedagtekend 15 oktober 2007, voor het tijdvak van 5 september 2007 tot en met 31 december 2007 van belanghebbende een bedrag van € 56,32 aan verontreinigingsheffing geheven naar een heffingsmaatstaf van 3 vervuilingseenheden.
1.2. Belanghebbende heeft bij gemachtigde bezwaar tegen de aanslag gemaakt en daarbij verzocht om vergoeding van proceskosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak, gedagtekend 13 juni 2008, toegewezen en de aanslag verminderd tot op € 18,77 naar een heffingsmaatstaf van 1 vervuilingseenheid. Tegelijk met zijn uitspraak op het bezwaar heeft de Inspecteur het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Het hogerberoepschrift is op 4 augustus 2009 bij het Hof ingekomen. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 augustus 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar is mr. drs. [A] namens belanghebbende verschenen en [B] namens de Inspecteur.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde zijn in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende heeft zich in bezwaar, in beroep en in hoger beroep doen vertegenwoordigen door mr. drs. [A] (hierna: de gemachtigde). Deze verleent beroepsmatig rechtshulp aan rechtzoekenden.
3.2. De gemachtigde heeft de volgende proceshandelingen verricht:
- in bezwaar bij de Inspecteur:
o het indienen van een bezwaarschrift
o het voeren van een hoorgesprek,
- in beroep bij de rechtbank:
o het indienen van een beroepschrift
o het verschijnen ter zitting.
- in hoger beroep bij het gerechtshof:
o het indienen van een beroepschrift
o het verschijnen ter zitting.
3.3 In hoger beroep is de rechtsbijstand verleend met een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand.
Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur zich alsnog aangesloten bij het standpunt van belanghebbende dat de uitspraak van de rechtbank, met name het overwogene in 4.2.4 en 4.3, onjuist is. Het Hof volgt partijen in deze opvatting.
4.2. Partijen zijn het erover eens en hebben ter zitting eenparig te kennen gegeven dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding ten laste van het hoogheemraadschap van 2 punten voor elke fase in het geding, zulks met toepassing van wegingsfactor 1/4 (gewicht van de zaak).
4.3. Dit betekent dat belanghebbende voor de bezwaarfase aanspraak heeft op 2 x € 161 x 1/4 = € 80,50, voor de beroepsfase op 2 x € 322 x 1/4 = € 161 en voor de hogerberoepsfase op 2 x € 322 x 1/4 = € 161. Omdat belanghebbende in hoger beroep procedeert met een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand, moet het laatstgenoemde bedrag worden betaald aan de griffier van het Hof.
4.4. Voorts dienen de bij de rechtbank en het Hof betaalde griffierechten aan belanghebbende te worden vergoed.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- vernietigt de beslissing van de inspecteur inzake de proceskosten,
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, thans vastgesteld op € 402,50, waarvan € 161 moet worden betaald aan de griffier van het gerechtshof,
- gelast het hoogheemraadschap de voor deze zaak in beroep en in hoger beroep betaalde griffierechten van € 39, onderscheidenlijk € 110 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. U.E. Tromp, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 8 september 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.