ECLI:NL:GHSGR:2010:BN6769

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005514-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens verkeersconflict met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg. De verdachte, geboren in 1973, heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee personen tijdens een verkeersconflict op 8 februari 2009 in Vlissingen. De verdachte ergerde zich aan het gedrag van een andere bestuurder en zocht de confrontatie door het portier van diens auto te openen, hem aan te spreken en in zijn gezicht te spugen. Dit leidde tot een ruzie die escaleerde in een handgemeen, waarbij de verdachte de andere bestuurder en diens passagier mishandelde. Het hof oordeelt dat, hoewel de slachtoffers ook bijdroegen aan de escalatie, dit de handelingen van de verdachte niet rechtvaardigt. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het hof legt een taakstraf op van 40 uren, met een vervangende hechtenis van 20 dagen indien deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast wordt de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005514-09
Parketnummers: 12-705627-09 en 12-707123-07 (TUL)
Datum uitspraak: 25 augustus 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 15 september 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
"hij op of omstreeks 08 februari 2009 te Vlissingen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden";
2.
"hij op of omstreeks 08 februari 2009 te Vlissingen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft geduwd en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden".
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging, als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
"hij op 08 februari 2009 te Vlissingen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), eenmaal tegen het lichaam heeft geschopt waardoor deze pijn heeft ondervonden";
2.
"hij op 08 februari 2009 te Vlissingen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Mishandeling.
Feit 2:
Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep. Subsidiair heeft zij gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Omdat verdachte, terwijl hij een auto bestuurde, zich ergerde aan het gedrag van de bestuurder van een andere auto heeft hij de confrontatie gezocht met die bestuurder door het portier van diens auto te openen, hem op zijn gedrag aan te spreken en in zijn gezicht te spugen. Daarop is een ruzie ontstaan die op een handgemeen is uitgelopen, waarbij verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde mishandelingen van die andere bestuurder en diens passagier. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers. Het hof weegt wel mee dat de beide slachtoffers zelf ook een bijdrage hebben geleverd aan de escalatie van de ruzie, maar dit rechtvaardigt de bewezenverklaarde handelingen, begaan door de verdachte, niet.
Voorts heeft het hof kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 juli 2010 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat hij al eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Middelburg van 15 februari 2008 onder parketnummer 12-707123-07 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een geldboete van EUR 215,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, met bevel dat die geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Middelburg van 15 februari 2008 onder parketnummer 12-707123-07 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een geldboete van EUR 215,00 (tweehonderdvijftien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 (vier) dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.A. de Groot, mr. G.J.W. van Oven en mr. M.A. van der Ham, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 augustus 2010.