ECLI:NL:GHSGR:2010:BN6696

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.032.449/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van terugvorderingsrecht en bewijsopdracht bij geldlening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 25 februari 2009 geoordeeld over een geldlening die in 1999 was verstrekt door [geïntimeerde] aan [appellant] en zijn vader. De lening van f 92.000,- was in februari 2000 opeisbaar verklaard. [geïntimeerde] had in 2004 aanmaningen gestuurd om terugbetaling te eisen, maar [appellant] ontkende dat deze brieven hem hadden bereikt. De rechtbank verwierp het verweer van [appellant] en wees de vordering van [geïntimeerde] grotendeels toe, wat leidde tot het hoger beroep.

Het hof heeft de grieven van [appellant] beoordeeld, waarbij de focus lag op de vraag of de aanmaningen van [geïntimeerde] de verjaring van zijn vordering rechtsgeldig hebben gestuit. Het hof oordeelde dat het bewijs dat de stuitingsbrief [appellant] heeft bereikt, op [geïntimeerde] rust. Het hof heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat de aanmaningen [appellant] hebben bereikt, en heeft de verdere beslissing aangehouden in afwachting van dit bewijs. De getuigenverhoren zijn gepland voor 28 oktober 2010, waarbij de raadsheer-commissaris mr. J.C.N.B. Kaal de leiding zal hebben. Het hof heeft de procedure voortgezet met de nodige waarborgen voor beide partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.032.449/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 312386 / HA ZA 08-1914
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 31 augustus 2010
inzake
[Naam],
wonende te [woonplaats], gemeente […],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.B. van den Ouden te Oude Tonge, gemeente Oostflakkee,
tegen
[Naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. H.E. Borgman te Rotterdam.
Het geding
Bij exploot van 24 april 2009 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het op 25 februari 2009 door de rechtbank in Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis. Bij memorie van grieven (met producties) heeft hij twaalf grieven aangevoerd. Deze zijn door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord bestreden. Daarna heeft [geïntimeerde] fotokopieën van de processtukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1 De rechtbank heeft in het beroepen vonnis sub 2.1 tot en met 2.3 de belangrijkste feiten geresumeerd. Partijen hebben daartegen geen grieven aangevoerd, zodat deze samenvatting ook het hof tot uitgangspunt dient. Met inachtneming hiervan gaat het in dit geding in hoofdzaak om het volgende.
1.1 [appellant] heeft gezamenlijk met zijn vader in de vorm van een vennootschap onder firma een bedrijf gehad. Ten behoeve van de bedrijfsvoering heeft [geïntimeerde] in 1999 een bedrag van f 92.000,- (afgerond € 41.748,-) beschikbaar gesteld en op de rekening van de vader betaald. Omdat [geïntimeerde] het geld terug wilde krijgen is in februari 2000 tussen hem enerzijds en vader en zoon [appellant] anderzijds een leningsovereenkomst opgemaakt, waarin onder meer is bepaald dat de lening vanaf 1 januari 2000 opeisbaar was.
1.2 [geïntimeerde] heeft in der minne terugbetaling van de lening gevraagd. Hiertoe heeft hij in april en mei 2004 aanmaningen gezonden, waaronder een brief die is gedateerd op 29 april 2004 en is geadresseerd aan J.B. […] en R. […], p/a Cafè Kralingse Hoek, [adres]... Rotterdam. Deze brief wordt hierna de stuitingsbrief genoemd. Op een door [geïntimeerde] overgelegde retourkaart is vermeld dat deze brief op 4 mei 2004 in ontvangst is genomen door [S].
1.3 Terugbetaling heeft niet plaatsgevonden. De dagvaarding in eerste aanleg is uitgebracht op 7 juli 2008.
1.4 [appellant] heeft ontkend dat de brieven van [geïntimeerde] hem en/of zijn vader hebben bereikt, ook niet de stuitingsbrief. Naast andere weren, waarop het hof zo nodig in een later stadium van het geding zal terugkomen, beroept [appellant] zich erop dat de vordering van [geïntimeerde] is verjaard en dat de verjaring niet tijdig is gestuit.
1.5 De rechtbank heeft het verweer van [appellant], waaronder het beroep op verjaring, grotendeels verworpen en de vordering van [geïntimeerde] grotendeels toegewezen, met veroordeling van [appellant] in de gedingkosten.
2 Het hof zal eerst de grieven II en IX behandelen. Deze komen, in samenhang gelezen, op tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] met de genoemde brieven de lopende verjaring van zijn vordering rechtsgeldig heeft gestuit omdat het voor rekening van [appellant] komt dat hij de brieven niet heeft gezien.
2.1 Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Wanneer dat niet bereiken het gevolg is van een omstandigheid die voor rekening van de geadresseerde komt sorteert de verklaring niettemin effect. Het hof kan uit het vonnis van de rechtbank niet opmaken waarom zij hier een dergelijke omstandigheid aanwezig heeft geacht.
2.2 [appellant] heeft niet ontkend dat hij met zijn vader de exploitant van het café Kralingse Hoek is geweest. Uit de door [geïntimeerde] overgelegde retourkaart valt voorshands op te maken dat de stuitingsbrief op het adres van het café is aangeboden door TPG Post en daar in ontvangst is genomen door een zekere [S]. [appellant] heeft gesteld dat hij geen persoon met deze naam kent en dat deze brief heeft hem noch zijn vader bereikt. In een café kunnen allerlei mensen aanwezig zijn, zodat de enkele vermelding van de naam [S] op de retourkaart niet behoeft te betekenen dat deze namens [appellant] en/of zijn vader de desbetreffende brief in ontvangst mocht nemen dan wel dat zij de brief aan [appellant] ter hand heeft gesteld. De andere door [geïntimeerde] in het geding gebrachte brieven zijn gericht aan adressen waar [appellant] mogelijk niet of niet meer woonde.
2.3 Bij deze stand van zaken kan het hof niet vaststellen dat de stuitingsbrief dan wel een van de andere brieven [appellant] heeft bereikt. Het bewijs dat dat wel het geval is geweest rust op [geïntimeerde]. [geïntimeerde] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld bewijs te leveren dat dat wel het geval is, en wel in voege als hierna te melden.
2.4 In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
Beslissing
Het hof:
* laat [geïntimeerde] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat een of meer van zijn in april en mei 2004 gezonden aanmaningen [appellant] heeft bereikt dan wel dat, indien geen van deze brieven [appellant] heeft bereikt, dat het gevolg is van een omstandigheid of omstandigheden die voor rekening van [appellant] komt/komen;
* bepaalt dat, indien [geïntimeerde] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. J.C.N.B. Kaal op donderdag 28 oktober 2010 om 13.30 uur;
* bepaalt dat, indien één der partijen binnen drie weken na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden november 2010 tot en met januari 2011, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
* verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
* houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, G. Dulek-Schermers en J.C.N.B. Kaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2010 in aanwezigheid van de griffier.