ECLI:NL:GHSGR:2010:BN6690

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.006.901/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering en geschiktheid van geleverde tegels in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van Brachot-Hermant Nederland B.V. tegen Tegelhuis Rotterdam B.V. De zaak betreft de geschiktheid van door Brachot geleverde tegels voor gebruik in woningen met vloerverwarming. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 8 december 2009, waarin het hof al had geoordeeld dat de tegels niet voldeden aan de verwachtingen van Tegelhuis. Brachot werd toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. In het vervolg van de procedure heeft Brachot getuigen en deskundigen gehoord, terwijl Tegelhuis ook deskundigen heeft laten horen. Het hof heeft de verklaringen van de deskundigen en getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat Brachot het voorshands door Tegelhuis geleverde bewijs heeft ontzenuwd. Het hof oordeelde dat de geleverde tegels wel degelijk geschikt waren voor gebruik in woningen met vloerverwarming, mits zorgvuldig gelegd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en wees de vordering van Tegelhuis in reconventie af, terwijl het de vordering van Brachot in conventie toewijsde. Tegelhuis werd veroordeeld in de proceskosten van Brachot.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.006.906/01
Rolnummer (oud) : 07/1041
Zaak-/rolno rechtbank : 197719 / HA ZA 03-1417
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 7 september 2010
inzake
BRACHOT-HERMANT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
appellante in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Brachot,
advocaat: mr. E. Grabandt te 's-Gravenhage,
tegen
TEGELHUIS ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Tegelhuis,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.
Het geding
Voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 8 december 2009 wordt verwezen naar die uitspraak (LJN: BK9804). Naar aanleiding daarvan heeft Brachot drie personen als getuige of deskundige doen horen. In tegenverhoor heeft Tegelhuis één persoon als deskundige doen horen. Tot slot hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1 Het hof blijft bij hetgeen het in het tussenarrest van 8 december 2009 heeft overwogen.
2 Bij dat arrest heeft het hof met betrekking tot de vordering in reconventie voorshands door Tegelhuis bewezen geacht dat de door Brachot in 1999 geleverde tegels niet beschikten over de eigenschappen die Tegelhuis daarvan mocht verwachten, meer in het bijzonder dat deze geschikt waren voor toepassing als vloertegels in een woning op een cementvloer, waarin een vloerverwarming was aangebracht. Het hof heeft Brachot evenwel toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
3 Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft Brachot haar werknemer [C] als getuige en daarnaast [N] en [A.L.] als deskundigen doen horen. In tegenverhoor heeft Tegelhuis [R] als deskundige doen horen. Deze personen worden hierna met hun achternaam aangeduid.
4 Het hof heeft het op Tegelhuis rustende bewijs voorshands geleverd geacht op grond van de door haar in het geding gebrachte stukken, te weten het bindend advies van de geschillencommissie Wonen en het daaraan ten grondslag gelegde deskundigenrapport van drs. [L], indertijd verbonden aan Rockview gesteente-expertisebureau te Amsterdam. Van dit bureau is [R] mede-vennoot. Hij heeft in het tegenverhoor de stellige opvattingen van genoemde [L] op een essentieel punt, te weten de geschiktheid van de geleverde tegels voor toepassing in een woning, genuanceerd. Daarmee is een belangrijke bouwsteen aan het voorshands door Tegelhuis geleverd geachte bewijs ontvallen.
5 De door [N] en [A.L.] afgelegde verklaringen laten zich, voor zover hier van belang, als volgt beknopt samenvatten. Tegels van het type Jerusalem Gold zijn geschikt voor toepassing op een vloer in een woning, ook wanneer daarin een vloerverwarming is aangebracht. Dat wordt bevestigd door het feit dat dit type tegel in Nederland en elders in grote hoeveelheden als vloertegel is en wordt verkocht, zonder dat dat tot veel klachten aanleiding heeft gegeven. Bij het leggen van de tegels moet wel zorgvuldig te werk gegaan worden, speciaal in die zin dat de (dek)vloer onder de tegels lang genoeg heeft kunnen drogen en dat de specielaag waarin/waarmee de tegels worden gelegd eveneens zo droog mogelijk is. Na het leggen moet zo lang mogelijk gewacht worden met het voegen van de tegels, zodat zo veel mogelijk vocht uit de specielaag (en eventueel de dekvloer) kan verdampen. De tegels bestaan uit organoclastische kalksteen en daaraan is inherent dat er styolieten in voorkomen. Dat kan ertoe leiden dat, wanneer onder de tegels vocht is achtergebleven, een opwaartse druk op de samenstelling van de tegels ontstaat, waardoor kleine deeltjes aan het oppervlak naar buiten treden en putjes en groefjes ontstaan. Dat maakt de tegel niet ongeschikt voor verwerking als vloertegels in woningen. Bij een zorgvuldige verwerking van de tegels zal dit verschijnsel niet of nauwelijks optreden.
6 De in deze samenvatting vervatte conclusies worden ondersteund door de verklaring van [C]. Ook [R] heeft gewezen op het belang van het leggen van de tegels op zodanige wijze dat daaronder geen of weinig vocht meer achterblijft.
7 Het hof is van oordeel dat Brachot op grond van deze verklaringen het voorshands door Tegelhuis geleverd geachte bewijs ontzenuwd heeft, en wel in die mate dat thans geconcludeerd moet worden dat de vordering in reconventie zonder goede grond is toegewezen. Het kan er niet voor gehouden worden dat de door Brachot geleverde tegels niet de eigenschappen hadden die Tegelhuis mocht verwachten. De door Brachot tegen de toewijzing van de vordering in reconventie aangevoerde grieven slagen. Het beroepen eindvonnis, voor zover in reconventie gewezen, kan niet in stand blijven.
8 Voormelde overwegingen leiden er ten aanzien van de vordering in conventie toe dat het beroep op verrekening van Tegelhuis niet slaagt. Het beroepen eindvonnis, voor zover in conventie gewezen, kan daardoor eveneens niet in stand blijven.
9 Het hof zal het beroepen eindvonnis vernietigen, de vordering in conventie toewijzen overeenkomstig hetgeen in rechtsoverweging 4.7 van het tussenarrest van 8 december 2009 is overwogen en de vordering in reconventie afwijzen. Bij deze uitkomst van het geding past dat Tegelhuis wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Brachot, zowel in conventie als in reconventie, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, met dien verstande dat de door Brachot gemaakte beslagkosten voor haar rekening worden gelaten.
Beslissing
Het hof:
* vernietigt het vonnis van 27 juni 2007, door de rechtbank te Rotterdam tussen partijen gewezen, behoudens voor zover daarbij het door Brachot ten laste van Tegelhuis gelegde derdenbeslag is opgeheven;
en, in zoverre opnieuw recht doende,
* veroordeelt Tegelhuis tegen kwijting aan Brachot te voldoen een bedrag van € 7.009,09, vermeerderd met een niet-samengestelde vertragingsrente daarover ten bedrage van 1,5% per maand vanaf 21 juni 2002 tot de dag van betaling, en vermeerderd met een bedrag van € 662,52;
* wijst de vordering in reconventie af;
* veroordeelt Tegelhuis in de proceskosten aan de zijde van Brachot, tot aan deze uitspraak begroot op: in eerste aanleg € 313,20 voor verschotten en € 1.830,- voor salaris advocaat, en in hoger beroep € 1.872,85 voor verschotten en € 2.235,- voor salaris advocaat;
* verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
* wijst het door partijen meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, G. Dulek-Schermers en J.C.N.B. Kaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2010 in aanwezigheid van de griffier.