2. In deze procedure vordert het Tribunaal voor de Vrede c.s., na herformulering van de eis in hoger beroep:
primair:
I. te verklaren voor recht dat, doordat de Hoge Raad (…) in onderdeel 3.4.3 van het Arrest (...) de extreem misdadige, en daarmee tevens onrechtmatige uitspraak tot stand heeft gebracht dat (zelfs) een (eerste) gebruik van strategische kernwapens (rechtstreeks tegen bevolkingscentra) ‘niet zonder meer en onder alle omstandigheden onrechtmatig is’ de Hoge Raad jegens het Tribunaal voor de Vrede c.s. onrechtmatig handelt welke onrechtmatigheid dan rechtens valt toe te rekenen aan de Staat;
II. te verklaren voor recht dat de Hoge Raad (…) middels dit extreem misdadige leerstuk, onrechtmatigerwijs jegens het Tribunaal voor de Vrede c.s. volstrekt in strijd handelt met de (internationale) strafrechtelijke normen en met de fundamentele regels van internationaal humanitair recht, nu het immers onder alle omstandigheden verboden is een militaire aanval te richten tegen de burgerbevolking, terwijl het uitroeien van bevolkingsgroepen bovendien als genocide is aan te merken en dusdoende de rechtsorde omverwerpt alsmede dusdoende aanzet tot misdadig handelen, waarbij een en ander dan eveneens rechtens wordt toegerekend aan de Staat;
subsidiair
met betrekking tot I en II te verklaren voor recht dat door het onder I en II gestelde, door de Staat (de Hoge Raad) althans jegens bepaalde in de onderhavige procedure onderscheiden categorieën van appellanten onrechtmatig wordt gehandeld;
III. de Staat, waaronder met name ook het Openbaar Ministerie (OM) te verbieden om, in welk rechtsgeding voor welk rechterlijk college dan ook, (nog langer) jegens appellanten een beroep te doen op deze in vorenbedoelde zin misdadige uitspraak van de Hoge Raad (…), een en ander op verbeurte van een dwangsom;
IV te bepalen dat de Staat op controleerbare wijze publiekelijk zal dienen te maken dat, in weerwil van deze in vorenbedoelde zin misdadige uitspraak van de Hoge Raad (…), het internationaal publiekrecht te allen tijde en onder alle omstandigheden een (eerste) gebruik van strategische kernwapens tegen bevolkingscentra als fundamenteel misdadig verbiedt (…), een en ander op verbeurte van en dwangsom;
V. de Staat te gelasten om alles in het werk te stellen de tot misdadig handelen uitlokkende jegens appelanten onrechtmatige werking, die van het onderhavige extreem misdadige leerstuk van de Hoge Raad (…) op aan bevelsstructuren onderworpenen uitgaat (…) te neutraliseren, een en ander op een daartoe door de regering aan de Tweede Kamer kenbaar te maken wijze;
VI de Staat te bevelen de uitspraak jegens de Tweede Kamer, gedaan in de bijlage ‘De Kernbewapening’ behorend bij de Defensiebegroting 1979, luidende:
“Inzet van alle nucleaire middelen, waarbij zowel militaire als stedelijke en industriële doelen kunnen worden aangewezen, vormt de uiterste, meest extreme mogelijkheid. Deze mogelijkheid vormt zowel het fundament als het sluitstuk van de afschrikking (Kamerstukken II, 1978-79, 15300, hoofdstuk X, nr. 2, blz. 109).”
te herroepen als een optie tot militair optreden die door de Nederlandse Staat wordt onderschreven dan wel rechtens onderschreven zou mogen worden;
een en ander met veroordeling van de Staat in de kosten van de procedure.