ECLI:NL:GHSGR:2010:BN5104

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.059.651/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep wrakingsverzoek en doorbreking rechtsmiddelenverbod in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een wrakingsverzoek door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. [Appellante] heeft op 3 februari 2010 een kort geding aangespannen tegen [de wederpartij], waarbij de voorzieningenrechter, [de rechter], de zitting leidde. Tijdens deze zitting heeft [Appellante] zich benadeeld gevoeld door de wijze waarop de voorzieningenrechter haar en haar advocaat behandelde, wat leidde tot de wraking van de voorzieningenrechter op 4 februari 2010. De wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam heeft op 19 februari 2010 het wrakingsverzoek afgewezen, evenals een verzoek tot aanhouding van de zitting. [Appellante] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zij zich beroept op schending van essentiële vormen en het recht op een eerlijke rechtsgang zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM.

Het hof heeft de zaak op 7 april 2010 behandeld, waarbij [Appellante] en haar advocaat aanwezig waren, maar de gewraakte voorzieningenrechter niet. Het hof heeft vastgesteld dat [Appellante] niet op de hoogte was gesteld van de behandeling van de wrakingszaak tegen de voorzieningenrechter, wat haar het recht op verdediging heeft ontnomen. Dit heeft het hof doen besluiten om het rechtsmiddelenverbod van artikel 39 lid 5 Rv te doorbreken, waardoor [Appellante] in haar hoger beroep wordt ontvangen. Het hof heeft de mondelinge behandeling heropend en partijen verzocht om relevante stukken tijdig in te dienen. De beslissing is genomen door de rechters M.A.F. Tan-de Sonnaville, S.A. Boele en R.M. Bouritius en is uitgesproken op 19 april 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Zaaknummer : 200.059.651
Rekestnummer rechtbank : HA RK 10-28
Zaak-/rolnummer hoofdzaak rechtbank : 345623 / KG ZA 10-66
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 19 april 2010
inzake het hoger beroep van:
[APPELLANTE],
wonende te [Woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [Appellante],
advocaat: mr. A.K. Ramdas te Rotterdam,
tegen de beschikking van de meervoudige kamer voor wrakingszaken in de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2010, waarbij het verzoek van [Appellante] tot wraking van
[de rechter]
is afgewezen.
Het geding
1. Het gaat in dit geding, voor zover thans van belang, om het volgende, verkort en zakelijk weergegeven.
(1.1) In de kort geding procedure met zaak-/rolnummer 345623 / KG ZA 10-66 tussen [Appellante] als eiseres en [de wederpartij] (verder: [de wederpartij]) als gedaagde (verder ook: de hoofdzaak) heeft op 3 februari 2010 een terechtzitting plaatsgevonden van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam [de rechter] (verder ook: de voorzieningenrechter). Als uitspraakdatum is na afloop van de zitting vastgesteld 16 februari 2010.
(1.2) Bij fax van 4 februari 2010 heeft de advocaat van [Appellante] namens [Appellante] de voorzieningenrechter gewraakt.
(1.3) [Appellante], haar advocaat voornoemd, de voorzieningenrechter, [de wederpartij] en zijn advocaat mr C.E.A. Heezemans, zijn vervolgens uitgenodigd om te verschijnen op de zitting van de wrakingskamer van 19 februari 2010 om 10.00 uur voor de behandeling van dit wrakingsverzoek. Deze wrakingskamer was samengesteld uit de rechters mrs [A], [B] en [C] (verder: wrakingskamer 1).
(1.4) Bij fax van 17 februari 2010 heeft de advocaat van [Appellante] namens [Appellante] aanhouding gevraagd van deze zitting omdat zij het noodzakelijk vond dat de alsdan verhinderde voorzieningenrechter op een nader te bepalen zitting zou worden gehoord. Nadat dit aanhoudingsverzoek was geweigerd heeft de advocaat van [Appellante] namens [Appellante] de rechters in wrakingskamer 1 bij fax van 18 februari 2010 gewraakt.
(1.5) De algemeen secretaris van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam heeft de advocaat van [Appellante] bij twee afzonderlijke faxen op 18 februari 2010 laten weten dat dit nieuwe wrakingsverzoek door een nieuw geformeerde wrakingskamer zal worden behandeld op het aanvankelijk (voor het wrakingsverzoek tegen de voorzieningenrechter) geplande tijdstip 19 februari 2010 te 10.00 uur, waarbij zowel [Appellante] en haar advocaat als de gewraakte rechters in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. De advocaat van [Appellante] heeft hierna bij fax van 18 februari 2010 (19.07 uur) onder meer aan de rechtbank laten weten dat cliënte in het licht van het voorgaande geen vertrouwen meer heeft in de rechtbank en dat hij in opdracht en namens cliënte hierbij de rechtbank wraakt. Hij heeft hier aan toegevoegd dat zowel zijn cliënte als hijzelf niet op de zitting van morgen 10.00 uur zullen verschijnen.
(1.6) Op 19 februari 2010 om 10.00 uur is de wraking van de rechters van wrakingskamer 1 behandeld (verder: wrakingszaak 1), door een wrakingskamer met als rechters mrs [X], [Y] en [Z]. Hierbij zijn verschenen [de wederpartij] met zijn advocaat, alsmede mr [A] voornoemd, die mede namens mr. [B] en mr. [C] zijn standpunt nader heeft toegelicht. [Appellante] en haar advocaat zijn daarbij niet verschenen.
(1.7) Bij beschikking van 19 februari 2010 (rekestnummer HA RK 10-37) is de wraking van de rechters in wrakingskamer 1 ( mrs [A], [B] en [C]) afgewezen (verder: wrakingsbeslissing 1). Tevens is [Appellante] niet-ontvankelijk verklaard in het wrakingsverzoek, dat gericht was tegen de rechtbank Rotterdam (afgezien van de genoemde drie rechters).
(1.8) Op enig nadien gelegen tijdstip op 19 februari 2010 is de wraking van de voorzieningenrechter behandeld (verder: wrakingszaak 2), thans door de oorspronkelijke wrakingskamer met als rechters mr. [A], mr. [B] en mr. [C].
(1.9) Bij beschikking van 19 februari 2010 (rekestnummer HA RK 10-28) heeft laatstbedoelde wrakingskamer, voor zover thans van belang, het aanhoudingsverzoek van [Appellante] afgewezen, de wraking van de voorzieningenrechter afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek van [Appellante] tot wraking in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen (verder: wrakingsbeslissing 2).
(1.10) [Appellante] is bij op 18 maart 2010 bij het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van de in rechtsoverweging 1.9 bedoelde beschikking. Zij heeft daarbij een beroep gedaan op grond voor de doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 39 lid 5 Rv wegens (kort gezegd) schending essentiële vormen. De gewraakte voorzieningenrechter heeft schriftelijk verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat zij niet berust in de wraking; voorts dat er geen grond is voor doorbreking van het rechtsmiddelen¬verbod, althans dat het wrakingsverzoek ongegrond is.
(1.11) De mondelinge behandeling van dit hoger beroep heeft, tezamen met de behandeling van het hoger beroep tegen de in rechtsoverweging 1.7 bedoelde beschikking, plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 7 april 2010. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, waarnaar wordt verwezen. [Appellante] en haar advocaat zijn bij deze mondelinge behandeling verschenen. De gewraakte voorzieningenrechter is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Beoordeling van de ontvankelijkheid.
2. [Appellante] heeft met name naar voren gebracht dat er sprake is geweest van verzuim van zodanig essentiële vormen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling (in de zin van artikel 6 EVRM) niet kan worden gesproken. Zij is niet op de hoogte gesteld van de behandeling van de wrakingszaak tegen de voorzieningenrechter en mocht ervan uitgaan dat de oorspronkelijke op 19 februari 2010 om 10.00 uur geplande zitting was vervallen/geannuleerd. Op dat tijdstip zou immers, aldus de algemeen secretaris van de wrakings¬kamer, de wrakingszaak tegen de rechters in wrakingskamer 1 worden behandeld. Uit de berichtgeving van de rechtbank viel absoluut niet af te leiden dat later op de dag (aansluitend) de wrakingszaak tegen de voorzieningenrechter zou worden behandeld. In ieder geval is [Appellante] door de berichtgeving van de rechtbank op het verkeerde been gezet. Hierdoor is zij niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord.
3. Deze stellingen van [Appellante], die steun vinden in het voorgaande en overigens niet zijn weersproken, worden juist beoordeeld, en leveren grond op voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 39, vijfde lid, Rv.
4. Dit betekent dat [Appellante] in haar hoger beroep zal worden ontvangen en dat het hof toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Verdere beoordeling
5. Als gronden voor wraking van de voorzieningenrechter heeft [Appellante] aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter ter zitting van 3 februari 2010 heeft blijk gegeven van partijdigheid en vooringenomenheid. [Appellante] heeft daartoe onder meer het volgende naar voren gebracht.
- Reeds bij de opening van de kort geding zitting heeft de voorzieningenrechter zowel [Appellante] als haar advocaat onheus, met verheven toon en aanvallend behandeld.
- De voorzieningenrechter heeft niet geverifiëerd of de door partijen tevoren toegezonden stukken ook door de wederpartij waren ontvangen. Hierbij is sprake van schending van het beginsel van “fair trial”.
- [Appellante] is door de voorzieningenrechter onder druk gezet en geïntimideerd.
- De voorzieningenrechter heeft tevoren de zaak besproken met een collega, die een eerder kort geding van [Appellante] had behandeld en wiens uitspraak inzet was van het executiegeschil (de hoofdzaak) dat voor mr. [de rechter]diende.
- Het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2010 wordt zowel door [Appellante] als door de wederpartij ([de wederpartij]) betwist. Bovendien is dit proces-verbaal pas opgemaakt na de zitting nadat de voorzieningenrechter al was gewraakt.
6. De voorzieningenrechter heeft inhoudelijk verder geen verweer gevoerd, maar heeft volstaan met de schriftelijke opmerking dat zij van mening is dat het wrakingsverzoek ongegrond is op gronden zoals weergegeven in de bestreden beschikking.
7. Het hof heeft evenwel behoefte aan nadere inlichtingen, met name nu er een duidelijk verschil van mening bestaat over de gang van zaken op de kort geding zitting van 3 februari 2010 en nu de inhoud van het daarvan opgemaakte proces-verbaal gemotiveerd wordt betwist. Hiertoe wenst het hof de voorzieningenrechter te horen, terwijl ook de wederpartij van [Appellante] in dit kort geding ([de wederpartij]) in de gelegenheid zal worden gesteld om ter zitting te worden gehoord.
Daarom zal de mondelinge behandeling worden heropend en een nieuwe zittingsdatum worden bepaald.
8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
Het hof:
- heropent de mondelinge behandeling;
- gelast:
[de rechter]in persoon,
[Appellante] en haar advocaat mr A.K. Ramdas te Rotterdam,
[de wederpartij] en zijn advocaat mr C.E.A. Heezemans te Eindhoven,
te verschijnen bij de voorzetting van de mondelinge behandeling van het hof in een der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage en wel op een nader te bepalen tijdstip in mei 2010, te weten ófwel vrijdag 21 mei 2010 te 9.30 uur ófwel dinsdag 25 mei 2010 te 14.00 uur, waartoe de griffier van de wrakingskamer van dit hof met partijen contact zal opnemen;
- bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze uiterlijk twee weken vóór de mondelinge behandeling in kopie aan de griffier van de wrakingskamer en aan de overige genoemde partijen (in de hoofdzaak) te zenden;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaat van) verzoekster [Appellante], alsmede aan [de rechter], voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, en aan (de advocaat van) de belanghebbende [de wederpartij];
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, S.A. Boele en R.M. Bouritius en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2010, in aanwezigheid van de griffier.