ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4694

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-661123-10, raadkamer
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis en tenuitvoerlegging van onherroepelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in de raadkamer over het verzoek van de verdachte om het bevel tot eerste verlenging van de gevangenhouding te schorsen. De verdachte, die een onherroepelijke gevangenisstraf had opgelegd gekregen in een andere zaak (parketnummer 10-611166-08), verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis zodat hij zijn straf kon uitzitten. De raadsvrouwe van de verdachte, mr. Kort, voerde aan dat volgens artikel 5 van het EVRM niemand in voorlopige hechtenis mag worden gehouden als met minder ingrijpende maatregelen hetzelfde resultaat kan worden bereikt. Het hof oordeelde dat de vrijheidsbeneming door de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke gevangenisstraf minder zwaar is dan de vrijheidsbeneming door voorlopige hechtenis. Het hof heeft het verzoek van de verdachte toegewezen en het bevel tot voorlopige hechtenis geschorst onder bepaalde voorwaarden. De voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de schorsing zal onttrekken en dat hij zich gedurende de schorsing niet aan een misdrijf zal schuldig maken. Het hof bevestigde de beschikking waarvan beroep, die het bevel tot eerste verlenging van de gevangenhouding inhield, en schorste de voorlopige hechtenis met ingang van 9 juli 2010 om 14.00 uur voor de duur van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Gerechtshof te 's-Gravenhage
Raadkamer
Parketnummer: 10-661123-10
Gezien de akte van de griffier van de rechtbank te Rotterdam van 02 juni 2010 waarbij door
[naam verdachte]
Geboren [dag] 1962 te [plaats] (Nederlandse Antillen)
[detentieadres]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking d.d. 02 juni 2010 van de rechtbank te Rotterdam houdende bevel eerste verlenging gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Gezien de beschikking waarvan beroep.
Gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw, mr. Kort.
Tijdens de raadkamerbehandeling is namens de verdachte verzocht het bevel eerste verlenging gevangenhouding te schorsen met onmiddellijke ingang, teneinde de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-611166-08 opgelegde onherroepelijke gevangenisstraf mogelijk te maken.
Namens de verdachte heeft zijn raadsvrouwe, mr. Kort, ter toelichting op het verzoek aangevoerd dat uit artikel 5 van het EVRM volgt dat niemand in voorlopige hechtenis mag worden gehouden wanneer met minder vergaande middelen hetzelfde of ten minste een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt. Het doel van de voorlopige hechtenis in deze zaak, namelijk het voorkomen dat de verdachte op vrije voeten komt, kan evengoed bereikt worden wanneer de verdachte in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis de aan hem opgelegde onherroepelijke gevangenisstraf zal kunnen uitzitten.
Naar het oordeel van het hof is het verzoek van de verdachte voor toewijzing vatbaar op de gronden zoals aangevoerd door de raadsvrouwe.
Immers, de vrijheidsbeneming als gevolg van de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk aan de verdachte opgelegde vrijheidsstraf (artikel 5, lid 1a EVRM) is in het algemeen te beschouwen als een minder zware inbreuk op het recht op persoonlijke vrijheid dan de vrijheidsbeneming die het gevolg is van toepassing van voorlopige hechtenis (artikel 5, lid 1c EVRM).
In de onderhavige zaak is er geen reden om van dit algemeen uitgangspunt af te wijken.
Het hof zal derhalve het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte schorsen en aan die schorsing de na te melden algemene voorwaarden verbinden, tot nakoming waarvan de verdachte zich bereid heeft verklaard.
Beschikkende:
Bevestigt de beschikking waarvan beroep, houdende het bevel eerste verlenging gevangenhouding.
Vernietigt de beschikking waarvan beroep, houdende de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Schorst het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 9 juli 2010 te 14.00 uur voor de duur dat de aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-611166-08 opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd;
Onder de voorwaarden:
1. Dat verdachte, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
2. Dat verdachte, ingeval hij wegens het feit, waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan
vervangende hechtenis mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
3. Dat verdachte aan iedere oproeping in deze zaak vanwege justitie of politie gevolg zal geven;
4. Dat verdachte zich gedurende de schorsing niet aan een misdrijf zal schuldig maken;
5 Dat verdachte van iedere adreswijziging tevoren zal kennisgeven aan de Officier van Justitie bij de rechtbank of
aan de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof;
Aldus gedaan op 9 juli 2010 door mr. S.J.A.M. van Gend, voorzitter, mr. B. van Walderveen en mr. P.H. Holthuis, raadsheren, in tegenwoordigheid van P.H. Stempels, griffier, en door de voorzitter en griffier ondertekend.