ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4482

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.023.378/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Husson
  • J. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de samenleving en vordering tot schadevergoeding

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de samenleving tussen de vrouw en de man, die in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De vrouw vorderde een bedrag van € 5.000,- van de man, dat zij beschouwde als een vergoeding voor de afwikkeling van hun gezamenlijke inboedel en voor door haar betaalde gemeenschappelijke schulden. De vrouw was van mening dat de kantonrechter ten onrechte had overwogen dat haar vordering geheel bestond uit vervangende schadevergoeding, zoals bedoeld in artikel 6:87 BW. De vrouw stelde dat de vordering niet alleen betrekking had op de meubelen, maar ook op andere investeringen en schulden die zij had betaald.

De man heeft de vordering van de vrouw bestreden en stelde dat er een afspraak was gemaakt over de afwikkeling van de samenleving, waarbij bepaalde inboedelgoederen aan de vrouw zouden worden toegewezen. Het hof heeft de stukken van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat er een overeenkomst was gesloten over de afwikkeling van de samenleving. Het hof oordeelde dat de vrouw geen nakoming van deze overeenkomst had gevorderd en dat er geen rechtsgrond was voor de vordering van € 5.000,-.

Het hof heeft het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd en geoordeeld dat beide partijen de gemaakte afspraken moeten nakomen. Tevens heeft het hof besloten dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 20 april 2010 door het Gerechtshof 's-Gravenhage, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 200.023.378
Rolnummer rechtbank : 169043/08-2521
arrest van de familiekamer d.d. 20 april 2010
inzake
[appellante],
wonende te `s-Heer Hendrikskinderen, gemeente Goes,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H. van Es te Goes,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te Zierikzee,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P. de Jonge te Zierikzee.
Het geding
Bij exploot van 15 januari 2009 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 17 november 2008 van de rechtbank Middelburg, sector kanton, tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft gesteld.
Bij memorie van grieven heeft de vrouw één grief geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grief bestreden.
Partijen hebben hun procesdossiers aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
In het procesdossier van de vrouw is niet aanwezig de dagvaarding in hoger beroep.
In het griffiedossier van het hof is wel een dagvaarding in hoger beroep aanwezig.
In het procesdossier van de man ontbreken de stukken die in appel zijn gewisseld.
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. De vrouw vordert, dat het het hof behage het vonnis, waarvan beroep, te vernietigen met veroordeling van [de man], zonodig zonder aanvulling en/of wijziging van gronden, tot betaling van een bedrag van € 5.000,- aan [de vrouw] dan wel een zodanig bedrag als uw hof zal vermenen te behoren.
2. De vrouw is van mening dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de vordering van de vrouw geheel bestaat uit vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW. Zij voert daartoe onder meer aan:
• Het betrof niet alleen vervangende schadevergoeding voor het niet afgeven van de meubelen;
• In het bedrag van € 5.000,- waren begrepen de bedragen van € 195,75 en € 296,50;
• Nagenoeg de gehele inboedel is bij de man gebleven en derhalve is sprake van overbedeling;
• Het bedrag van € 5.000,- betreft eveneens een vergoeding voor mede door de vrouw betaalde investeringen alsmede een vordering wegens door haar betaalde gemeenschappelijke schulden.
3. In de memorie van antwoord stelt de man dat partijen een afspraak hebben gemaakt over de afwikkeling van de samenwoning van partijen. Deze afspraak hield in dat aan de vrouw zou worden toegedeeld 4 armstoelen, twee hoektafels, een dressoir, tv-kast en een tafel. Voorts zou de man voor zijn rekening nemen een schuld van € 327,-.
4. Het hof overweegt als volgt. Uit de gewisselde stukken volgt dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten ter zake de afwikkeling van de samenleving van partijen. De vrouw heeft geen nakoming gevorderd van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst inzake de afwikkeling van de samenleving. Niet is gebleken dat nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst niet meer mogelijk is. Gezien vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er geen rechtsgrond is voor het door de vrouw gevorderde bedrag van € 5.000,-.
5. Het bovenstaande brengt met zich dat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
6. Het hof gaat er wel vanuit dat beide partijen uitvoering gaan geven aan de tussen hen gesloten overeenkomst en dat de man de betreffende inboedelgoederen aan de vrouw zal afgeven.
Proceskosten
7. Gezien het feit dat sprake is van ex-partners acht het hof het redelijk en billijk om de proceskosten tussen partijen te compenseren en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten draagt.
Beslissing
bekrachtigt het vonnis van 17 november 2008 van de rechtbank Middelburg, sector kanton, tussen de partijen gewezen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Husson en van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2010 in aanwezigheid van de griffier.