Rolnummer: 22-000784-09
Parketnummers: 09-758037-07 en 09-900649-07
Datum uitspraak: 26 juli 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 januari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1976,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring “De Geniepoort” te Alphen aan den Rijn.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 6 januari 2010 en van 12 juli 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen (parketnummers
09-758037-07 en 09-900649-07). Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09-758037-07
hij, op of omstreeks 12 augustus 2007, te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (geboren 19 april 1955) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes en/of een ander scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals, althans in het lichaam, gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]
is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren 19 april 1955) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer 1] met een mes en/of een ander scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals, althans in het lichaam, gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
hij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 11 augustus 2007, te 's-Gravenhage (op het terras van café Proeflokaal), [slachtoffer 2] heeft bedreigd met openlijk geweld in vereniging tegen personen en/of goederen, en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, (op zeer korte afstand van die [slachtoffer 2]) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"ik weet je wel te vinden. Ik kom terug met de motorclub en dan gaan we je tent verbouwen. Je leven zal goed zuur worden" en/of "Ik kom terug. Je kent me niet. Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(ZAAK PROEF)
hij, op of omstreeks 30 april 2007, te 's-Gravenhage (in cafe Ned Kelly), [slachtoffer 3] en/of [naam 2] en/of een of meer anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of [naam 2] en/of een of meer anderen dreigend de woorden toegevoegd:"ik ga je vijf keer neersteken" en/of "ik ga je doodschieten" en/of "ik kom terug en schiet een wapen leeg in de bar" en/of "ik maak jullie allemaal af" en/of "jullie zijn allemaal dood" (terwijl hij met zijn hand snij- en/of steekbewegingen maakte) en/of "Don't push me or I will kick your fucking head in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Zaak KELLY)
hij op of omstreeks 03 augustus 2007 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een persoon, te weten [betrokkene 1], aan de haren en/of paardestaart getrokken en/of (op het hoofd) geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 04 augustus 2007 te 's-Gravenhage [betrokkene 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan het stuur getrokken van de rijdende auto waarin beide zich bevonden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "kom laten we dan beide doodgaan en/of kom dan gaan we nu dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 03 augustus 2007 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend zijn (stief) moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer 4], tegen de borst, althans het bovenlichaam, heeft geslagen en/of bij de arm gegrepen en/of geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 03 augustus 2007 te 's-Gravenhage [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de voordeur
ingetrapt en/of is op [slachtoffer 4] afgelopen en/of heeft [slachtoffer 4] beetgepakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik vermoord je en/of ik sla je helemaal total loss en/of me huis uit vuile kankerhoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 03 augustus 2007 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur (van de woning aan de [adres 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk deze deur in te trappen;
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4, 5 en 7 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1 primair, 2, 3, 6 en 8 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen beslissingen genomen als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Vaststelling van de feiten in de zaak [naam 1] (feit 1)
Het hof zal voor wat betreft de vaststelling van de feiten grotendeels aansluiten bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in het beroepen vonnis heeft overwogen. Het hof betrekt daarbij dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2010 heeft verklaard dat hij de uitgebreide verklaring die hij bij de rechtbank heeft afgelegd, handhaaft.
Op zondag 12 augustus 2007 was de verdachte samen met zijn vriend [getuige 1] vanaf ongeveer 15.00 uur aanwezig in café ’t Snuitje aan de [adres 2] te Den Haag. Verdachte had daarvoor in andere horecagelegenheden al ongeveer tien glazen bier gedronken. In het café ’t Snuitje dronk hij nog meer bier, al of niet in combinatie met jonge jenever en met Flügels .
Rond 19.00 uur vond in het café een woordenwisseling plaats waarbij de verdachte betrokken was. De broer van de eigenaar van het café, [getuige 3] zei daarbij tegen de verdachte dat hij moest oprotten.
De verdachte heeft op enig moment hierna het café verlaten en is de parkeerplaats opgelopen die tegenover het café ligt .
Op deze parkeerplaats vond vervolgens een scheldpartij plaats. Verdachte heeft naar personen die aan de deur van het café stonden dingen geroepen als: “Ik maak je dood, ik schiet je, ik steek je neer” en –in de Engelse taal-: “I’m gonna kill you” .
Vervolgens is verdachte de parkeerplaats afgelopen . Hij is daarna ten minste drie kwartier tot een uur weggeweest van het café .
Omstreeks 21.45 uur was de eigenaar van het café, [slachtoffer 1] achter de bar aan het werk. Na dit tijdstip is er een man het café binnen gelopen. Deze man heeft [slachtoffer 1] geroepen. [slachtoffer 1] is met die man mee naar buiten gelopen .
Buiten heeft de verdachte [slachtoffer 1] met een groot mes gestoken en hem in de hals geraakt . Dit gebeurde op de stoep bij de deuropening van het café .
De verdachte is van het café weggerend over de Westduinweg in de richting van de Ripperdastraat, naar het huis van zijn vriend [getuige 1] . Later die avond belde hij zijn vader en zei dat hij iemand had vermoord of doodgestoken .
[slachtoffer 1] is zwaargewond het café weer binnen gelopen. Hij is korte tijd buiten geweest . Hij bloedde hevig uit zijn hals. Om 22.15 uur is door de bemanning van de ter plaatse gekomen ambulance aan hun meldkamer gemeld dat het slachtoffer was overleden .
De doodsoorzaak was verstikking door bloedinademing, bloedverlies en weefselschade ten gevolge van een doorsteek door de hals. Het steekkanaal begon net onder de kin met een grote huidperforatie van circa vier centimeter en eindigde rechts achter in de nek met een kleine huidperforatie van circa 1 centimeter. Het steekkanaal was circa 23 centimeter lang. Tevens was er sprake van een scherpe kerving van de rechter achterzijde van de derde halswervel. Dit was het gevolg van inwerking van hevig uitwendig perforerend mechanisch geweld zoals kan worden opgeleverd door het krachtig steken met een groot mes .
Standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 1
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, evenals in eerste aanleg, primair een beroep gedaan op (putatief) noodweer dan wel noodweerexces. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van doodslag.
Daartoe is, kort gezegd, het volgende aangevoerd.
Niet is komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die het latere slachtoffer [slachtoffer 1] naar buiten heeft geroepen, nu in de visie van de verdediging geen sprake is van een eenduidig signalement. De mogelijkheid dat de Chinese of Indonesische man, waarover de verdachte eerder heeft verklaard, het slachtoffer naar buiten heeft geroepen kan volgens de verdediging niet worden uitgesloten. De verdachte werd buiten het café ’t Snuitje door de man met het Chinees/Indonesiche uiterlijk, die naast het latere slachtoffer [slachtoffer 1] stond, bedreigd met een wapen. In een reflex pakte hij het mes dat hij bij zich droeg uit zijn achterzak en zwaaide ermee, ten gevolge waarvan, onbedoeld, het latere slachtoffer [slachtoffer 1] in de hals werd geraakt. Niet kan derhalve worden bewezen dat de verdachte voorafgaand aan de uitvoering van deze geweldshandeling heeft gehandeld met voorbedachten rade. De raadsman wijst in dit verband nog naar de verklaring van de vader van de verdachte [betrokkene 1], die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de verdachte in België, derhalve kort na het delict, reeds tegen hem zei dat hij het slachtoffer in paniek heeft doodgestoken toen hij een Chinees en de eigenaar van de bar voor het café zag staan en een van beiden een pistool in zijn hand had.
De beoordeling van de tenlastelegging
Het hof gaat, evenals de rechtbank, gelet op de inhoud en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, uit van het volgende:
De verdachte is op 12 augustus 2007 met zijn vriend [getuige 1] naar café ’t Snuitje te ’s-Gravenhage gegaan. Toen hij daar omstreeks 15.00 uur aankwam had hij al een behoorlijk aantal glazen bier gedronken. In ’t Snuitje heeft hij opnieuw een aanzienlijk aantal glazen bier en andere alcoholische consumpties genuttigd.
De getuigen [getuige 13] en [getuige 14] waren in het café aanwezig toen verdachte en [getuige 1] samen in het café waren. De getuige [getuige 14] vertelde dat de ene man Nederlands en Engels sprak, en dat de ander een Engelsman was die Dave of David heette. De getuige [getuige 13] heeft het in zijn verklaring over “de Engelsman” en een man die Nederlands sprak en een tatoeage op zijn arm had. Zij verklaarden beiden dat ‘de Engelsman’, waarmee ze op [getuige 1] doelden, op enig moment het café heeft verlaten. [getuige 1] zelf heeft verklaard dat hij om ongeveer 18.00 uur het café heeft verlaten .
De getuige [getuige 14] heeft iets voor zevenen het café verlaten, waarna [slachtoffer 1] zijn dienst heeft overgenomen. De broer van [slachtoffer 1], [getuige 3], en de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] zijn het café binnen gekomen, nadat [getuige 1] al was vertrokken.
Hierna heeft er in het café een woordenwisseling plaatsgevonden. In tegenstelling tot wat de verdachte heeft verklaard, gaat het hof er, evenals de rechtbank, vanuit dat de verdachte in het café een woordenwisseling heeft gehad met [slachtoffer 1], waar ook diens broer [getuige 3] zich in mengde. De aanleiding van deze woordenwisseling was, zo valt op te maken uit de getuigenverklaringen van [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5], het feit dat verdachte zijn gouden ketting als onderpand wilde geven om geld van [slachtoffer 1] te lenen, zodat hij verder kon gokken aan de gokkast en nog een biertje kon betalen. [slachtoffer 1] wilde verdachte echter geen bier meer geven, omdat hij een eerder biertje ook nog moest betalen en omdat hij vond dat verdachte genoeg had gedronken. Hij weigerde ook de ketting als onderpand te nemen . De getuige [getuige 13] heeft verklaard dat hij zag dat de Nederlandse man telkens naar [slachtoffer 1] liep, en dat er een woordenwisseling ontstond. Hij hoorde dat [getuige 3] tegen de man zei dat hij nu maar moest oprotten.” . Ook [getuige 5] en [getuige 4] waren getuige van deze ruzie . Dit vindt tevens bevestiging in de verklaring van [getuige 3] die de verdachte in niet mis te verstane woorden heeft gezegd dat hij niet langer gewenst was in het café .
Verdachte heeft daarop volgens de getuigen boos het café verlaten.
[getuige 3] verklaarde dat hij hierna met zijn broer aan de deur van het café stond om duidelijk te maken dat verdachte er niet meer in kwam. Verdachte riep hen toen dingen toe als: “Ik maak je dood, ik schiet, ik steek .” Ook getuige [getuige 4] heeft in deze zin verklaard. De getuige [getuige 5] vermeldde ook bedreigingen in de Engelse taal door verdachte: “you gone die”, “I gone kill you” . Ook omwonenden beschreven een man die stond te schelden op het parkeerterrein. De getuige [getuige 15] verklaarde dat er werd geschreeuwd in de richting van ’t Snuitje “You are dead” . De man maakte daarbij met zijn hand een schietgebaar en [slachtoffer 1] de uitbater stond met een andere persoon in de deuropening . Deze verklaringen worden ondersteund door verklaringen van [getuige 16] en van [getuige 17], die aangaf dat er werd geroepen: “Je gaat eraan, je gaat dood, I’m going to fucking kill you” . Ook de verdachte zelf heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het zou kunnen dat hij bij die gelegenheid heeft geroepen “I’m gonna kill you” en “Ik steek je dood” en ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij nog verklaard dat het zou kunnen dat hij [slachtoffer 1] met de dood heeft bedreigd .
Het hof concludeert uit het bovenstaande, evenals de rechtbank, dat verdachte voor het café ’t Snuitje naar aanleiding van een ruzie met [slachtoffer 1] en [getuige 3] bedreigingen met de dood aan hun adres heeft geuit.
Vervolgens is verdachte geruime tijd niet meer in de buurt van het café geweest en is hij kort voor 22.00 uur weer bij het café aangekomen .
De verklaring van de verdachte dat hij het café niet meer binnen is geweest, dat [slachtoffer 1] met een Indonesische of Chinese man buiten voor de deur van zijn café stond en verdachte wenkte, dat verdachte zich vervolgens tegen deze man en [slachtoffer 1] moest verdedigen, en dat [slachtoffer 1] daarna met die man weer het café in liep, wordt op geen enkele manier door bewijs ondersteund. Dat de verdachte in een van de vele lezingen van het incident een keer tegenover zijn vader heeft gesproken over de aanwezigheid van een Chinees/Indonesische man, zoals door de verdediging terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd doet daar niet aan af.
In het onderzoek is direct na de steekpartij een groot aantal van de bezoekers die op dat moment in het café waren als getuige gehoord. Geen enkele van die getuigen heeft verklaard dat [slachtoffer 1] door een man met een Indonesisch of Chinees uiterlijk naar buiten is geroepen.
Wel is er één getuige ([getuige 14]) die verklaarde dat de man die [slachtoffer 1] naar buiten riep een Aziatisch uiterlijk had, maar hij lichtte al in datzelfde verhoor toe dat hij daarmee doelde op iemand van Turkse of Irakese afkomst en in een nader verhoor benadrukte hij dat hij daarmee zeker geen Chinese of Indonesische man had bedoeld .
De beschrijvingen door de getuigen van het signalement van de man die [slachtoffer 1] naar buiten riep, zijn onderling vrij consistent. De man die [slachtoffer 1] naar buiten heeft geroepen is een man van ongeveer 1,80 meter lang, met een slank tot normaal postuur, ongeveer 35 jaar, met een blanke, zongebruinde of lichtgetinte huid en kort donker haar en stoppelbaard .
Dit signalement past bij het signalement van verdachte .
Wanneer er, zoals door de verdachte wordt beweerd, voor het café een man naast [slachtoffer 1] heeft gestaan toen die door de verdachte met een mes werd gestoken, had het voor de hand gelegen dat die man met [slachtoffer 1], die door de messteek gewond was geraakt en in het café om hulp vroeg, mee het café in was gelopen (verdachte heeft immers zelf ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij beide mannen na het steekincident naar het café zag lopen) en dan had de aanwezigheid van die man minstgenomen door één of meerdere in het café aanwezige getuigen bevestigd kunnen worden. Deze beweerdelijke man is echter, behalve kennelijk door de verdachte, door niemand gezien. Geen enkele van de getuigen die [slachtoffer 1] het café binnen zagen komen nadat hij gestoken was, heeft er melding van gemaakt dat er een andere man bij hem was, integendeel: volgens de getuigen was [slachtoffer 1] alleen. Ook het onderzoek van de politie naar deze man heeft niets opgeleverd. Evenmin heeft zich iemand die voldoet aan een dergelijk signalement bij de politie gemeld, ondanks het feit dat de zaak veel publiciteit heeft gekregen. Ook van een ander voor de hand liggend scenario, namelijk dat de bewuste man de achtervolging van verdachte had ingezet, is niet gebleken. Een getuige die zeer kort na het voorval een man keihard heeft zien wegrennen met een langwerpig metaalkleurig voorwerp in zijn hand, verklaarde dat de rennende man alleen was .
Het hof hecht derhalve geen geloof aan de lezing van de verdachte en gaat er, evenals de rechtbank, dan ook van uit dat er, anders dan de verdachte wil doen geloven, geen Indonesische of Chinese man is geweest en dat niemand anders dan de verdachte [slachtoffer 1] uit café ’t Snuitje kwam halen.
Aan deze overtuiging draagt nog bij dat de verdachte eerst bij de rechter-commissaris, in februari 2008, dus een half jaar na de steekpartij, voor het eerst heeft verklaard over het bestaan van een deze Chinees / Indonesische man. Noch in de getapte telefoongesprekken met zijn vader kort na het gebeuren, noch bij de politie in België heeft verdachte gerept over een man die naast [slachtoffer 1] stond. In zijn verklaring bij de politie in België sprak verdachte over één man, de eigenaar van het café, die hem zou hebben geroepen en tegen wie hij zich zou hebben moeten verdedigen .
Gelet op het vorenstaande gaat het hof er, evenals de rechtbank, vanuit dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] uit café ’t Snuitje naar buiten heeft geroepen.
[slachtoffer 1] hoorde en zag verdachte; hij maakte nog even een praatje met een klant af, schonk nog wat drankjes in en liep toen mee naar buiten . Hij was maar heel kort weg. De verklaringen hieromtrent lopen uiteen van 10 seconden tot 2 minuten; de tijd die je voor een stoplicht stilstaat of nodig hebt om een drankje te bestellen . In die tijd stak verdachte [slachtoffer 1] met een mes net onder zijn kin door zijn hals.
Verdachte rende weg in de richting van het huis van [getuige 1]. Later die avond belde hij zijn vader en zei dat hij iemand had vermoord of doodgestoken .
Geen sprake van (putatief) noodweer(exces)
Uit het vorenstaande blijkt dat het hof, evenals de rechtbank, aan de lezing die verdachte van de gebeurtenissen geeft, op de relevante punten geen geloof hecht. De verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over de gebeurtenissen voorafgaand aan de steekpartij worden niet ondersteund door getuigenverklaringen, integendeel, zij kunnen op grond van deze getuigenverklaringen als onjuist worden bestempeld. De verklaring van de verdachte dat hij met het mes in een vloeiende beweging heeft gezwaaid en daardoor het slachtoffer heeft geraakt is naar het oordeel van het hof volstrekt onaannemelijk gelet op de bevindingen van de patholoog-anatoom zoals die in het obductieverslag zijn weergegeven.
Het hof gaat er derhalve van uit dat verdachte ten tijde van de steekpartij met [slachtoffer 1] alleen was. Het beroep op noodweer, voor zover het berust op de aanwezigheid van een derde man, faalt reeds hierom. Een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1] zelf neemt het hof, evenals de rechtbank, evenmin aan, nu door of namens de verdachte niets is aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat hij genoodzaakt was zich te verdedigen tegen een voorafgaande ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer [slachtoffer 1]. Dit betekent dat het beroep op noodweer faalt. Hetzelfde lot treft het subsidiair aangevoerde verweer dat sprake is geweest van (putatief) noodweerexces, danwel putatief noodweer, aangezien een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding noch een verontschuldigbare dwaling waaruit de handelwijze van de verdachte verklaard zou kunnen worden niet aannemelijk is geworden. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het hof gaat, mede gelet op het vorenoverwogene, uit van de volgende gang van zaken.
Verdachte was in café ’t Snuitje het middelpunt van een ruzie. Meerdere getuigen hoorden daarna dat hij op de parkeerplaats de gebroeders [naam 1], waaronder het latere slachtoffer [slachtoffer 1], heeft toegeroepen dat hij hen om het leven zou brengen. Geruime tijd later, in elk geval ruim genoeg om over dat voornemen te kunnen nadenken en zich (behoorlijk) rekenschap te geven van datgene wat hij ging doen, is hij teruggekeerd, heeft hij [slachtoffer 1] naar buiten geroepen en hem met een lang mes dat hij bij zich had in de hals gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden. Uit deze loop van de gebeurtenissen leidt het hof, evenals de rechtbank, af dat sprake is geweest van voorbedachte raad. Dat niet is kunnen komen vast te staan hoe en wanneer verdachte het mes precies heeft verkregen, doet daar niet aan af.
Gelet op het voorgaande en op de inhoud van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij, op 12 augustus 2007, te 's-Gravenhage opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes in de nek/hals gestoken tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
De overige tenlastegelegde feiten.
Over de waardering van het bewijs met betrekking tot dit feit heeft de verdediging zich niet uitgelaten.
Het hof zal wat de motivering van de bewezenverklaring van dit feit betreft geheel aansluiten bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in het beroepen vonnis heeft overwogen, omdat het hof zich daarmee verenigt, terwijl die overwegingen ook in hoger beroep nog onverkort van toepassing zijn.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] en de diverse getuigenverklaringen leidt het hof het volgende af.
Op een zaterdagmiddag in de periode van 1 juli 2007 tot en met 11 augustus 2007, tussen 16.00 en 17.00 uur, vroeg een man aan de aangever [slachtoffer 2], barman van het café “Proeflokaal” aan de [adres 3] te Den Haag, om een biertje. Deze man werd door aangever tijdens een meervoudige fotoconfrontatie herkend als zijnde de verdachte . De barman, die met twee klanten op het terras voor het café zat, gaf hem een biertje. Een tweede biertje werd de verdachte door aangever geweigerd. De verdachte werd hierdoor boos op aangever en deed vervolgens steeds een stap dichter in diens richting, totdat hij vlak voor hem stond. Aangever verzocht de verdachte weg te gaan. Ook een van de twee klanten zei dat de verdachte moest vetrekken. Verdachte riep vervolgens: “Ik weet je wel te vinden.” Hij liep een paar meter weg, draaide zich om en zei: “Ik kom terug met de motorclub en dan gaan we de tent verbouwen. Je leven zal goed zuur worden.” . Getuige [getuige 19] heeft verklaard dat zij verdachte heeft horen zeggen: “Wacht maar, ik weet je wel te vinden, ik zal wel langskomen met vrienden van de motorclub.” Getuige [getuige 20] heeft verklaard dat verdachte heeft gezegd: “Ik kom terug, je kent me niet, ik maak je dood.”
De getuige [getuige 21] heeft verklaard dat verdachte vlak bij aangever stond toen hij de bedreigingen uitte . Aangever [slachtoffer 2] voelde zich door de bedreigingen van de verdachte vreselijk bang en angstig.
Gelet op het voorgaande en op de inhoud van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij, in de periode van 1 juli 2007 tot en met 11 augustus 2007, te 's-Gravenhage (op het terras van café Proeflokaal), [slachtoffer 2] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kom terug met de motorclub en dan gaan we je tent verbouwen." en "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Over de waardering van het bewijs met betrekking tot dit feit heeft de verdediging zich niet uitgelaten.
Het hof zal ook wat de motivering van de bewezenverklaring van dit feit betreft vrijwel geheel aansluiten bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in het beroepen vonnis heeft overwogen, omdat het hof zich daarmee verenigt, terwijl die overwegingen ook in hoger beroep nog onverkort van toepassing zijn.
Het hof leidt, evenals de rechtbank, uit het proces verbaal van bevindingen aangaande de verklaring van [slachtoffer 3] de volgende feiten af.
Op 30 april 2007 kwam de verdachte om 14.00 uur café Ned Kelly binnen aan de [adres 4] te Den Haag. De uitbater van dit café, [slachtoffer 3], kende de verdachte. Verdachte was dronken en [slachtoffer 3] vroeg hem weg te gaan.
Buiten het café stelde verdachte zich agressief op tegenover [slachtoffer 3]. Hij zei dat hij hem vijf keer zou steken en later dat hij hem dood zou schieten. [slachtoffer 3] was hierdoor doodsbang . De getuige [getuige 22] verklaarde dat verdachte tegen de omstanders, voornamelijk klanten van café Ned Kelly, riep: “Ik kom terug en schiet een wapen leeg in de bar”, “Ik maak jullie allemaal af” en “Jullie zijn allemaal dood”. Hij maakte daarbij snijbewegingen met zijn hand. Hij bleef maar omstanders bedreigen en riep dan: “I’ll do you!”, hetgeen volgens [getuige 22] inhield dat de verdachte die persoon van kant wilde maken .
Gelet op het voorgaande en op de inhoud van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij, op 30 april 2007, te 's-Gravenhage (in cafe Ned Kelly), [slachtoffer 3] en/of anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of anderen dreigend de woorden toegevoegd:"ik ga je vijf keer neersteken" en "ik ga je doodschieten" en "ik kom terug en schiet een wapen leeg in de bar" en "ik maak jullie allemaal af" en "jullie zijn allemaal dood" (terwijl hij met zijn hand snijbewegingen maakte), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van de feiten 6 en 8 heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2010 een bekennende verklaring afgelegd.
Het hof acht, mede gelet op de aangifte, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 augustus 2007 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend zijn (stief) moeder, te weten [slachtoffer 4], bij de arm heeft gegrepen en geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 03 augustus 2007 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur (van de woning aan de [adres 1]), toebehorende aan [betrokkene 1] en [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk deze deur in te trappen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Mishandeling, begaan tegen zijn (stief) moeder.
Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is tijdens de procedure in eerste aanleg onderzocht door psychiater J. de Jong, die in zijn rapport heeft geconcludeerd dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Ook wat alcoholconsumptie betreft speelt naar de mening van de psychiater ontoerekeningsvatbaarheid geen rol, nu verdachte moet hebben geweten welke invloed excessief alcoholgebruik op hem kan hebben.
Ter terechtzitting van 6 januari 2010 heeft het hof de observatie van de verdachte in het Pieter Baan Centrum bevolen en de advocaat-generaal verzocht dit instituut een rapport te laten uitbrengen.
In het rapport van het Pieter Baan Centrum van 24 maart 2010 hebben klinisch psycholoog A.T. Spangenberg en psychiater S. Went, vermeld dat het onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte voortijdig is afgebroken omdat de verdachte weigerde daaraan zijn medewerking te verlenen. Voorts is in het rapport vermeld dat het op grond van onvoldoende onderzoek niet mogelijk is om de door het hof geformuleerde vragen te beantwoorden.
Gelet op het bovenstaande zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Wat de verdere motivering van de op te leggen straf betreft zal het hof hier vrijwel woordelijk aansluiten bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in het beroepen vonnis heeft overwogen, omdat het hof zich daarmee zo goed als geheel verenigt, terwijl die overwegingen ook in hoger beroep nog onverkort van toepassing zijn.
De verdachte heeft, onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, op brute wijze het slachtoffer, [slachtoffer 1], met een mes om het leven gebracht, kennelijk omdat [slachtoffer 1] hem eerder die dag bier had geweigerd en evenmin geld gaf om (verder) te gokken. Bij die gelegenheid heeft de verdachte al kenbaar gemaakt het latere slachtoffer te zullen vermoorden en dit voornemen heeft hij later die dag ook daadwerkelijk tot uitvoering gebracht.
De wijze waarop de verdachte dit besluit ten uitvoer heeft gebracht, getuigt van geen enkel mededogen jegens het slachtoffer. Verdachte heeft [slachtoffer 1] naar buiten geroepen en heeft hem vrijwel direct met kracht in zijn hals gestoken. De vele getuigenverklaringen laten er geen twijfel over bestaan dat [slachtoffer 1] daarna een ellendige dood is gestorven. Voor zijn vrouw en de mensen die hem nog probeerden te redden, is het een schokkende ervaring geweest hem te zien lijden en sterven. Ook vele anderen heeft deze brute moord geraakt.
Uit de dossiers rijst het beeld op van de verdachte als een man die onder invloed van drank een gevaar vormt voor iedereen die het waagt hem een voet dwars te zetten. Ook in andere horecagelegenheden heeft verdachte personeel en omstanders uitgescholden en met de dood bedreigd nadat hem drank was geweigerd en hem was gevraagd te vertrekken. Zelfs zijn ouders zijn niet veilig voor hem, getuige ook de bewezenverklaarde mishandeling van zijn stiefmoeder en de vernieling van de deur van de ouderlijke woning.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij kort voor het plegen van de moord al een paar dagen vast had gezeten op verdenking van de geweldsfeiten gericht tegen zijn vader en stiefmoeder die hij in dronkenschap had gepleegd. In de verhoren bij de politie gaf verdachte toen aan spijt te hebben van wat hij had gedaan. Hij was zich op dat moment ten volle bewust van de slechte invloed die alcohol op hem heeft. In een zich in het dossier bevindende brief van 5 augustus 2007 aan zijn ouders schreef hij: “Ik weet ik heb een drankprobleem en ik laat me er aan helpen. Dat vraag ik de rechter ook.” Toch ging verdachte, zodra hij vrij was, gewoon verder met het drinken van grote hoeveelheden alcohol, hetgeen er op 12 augustus 2007 zeker toe heeft bijgedragen dat hij een moord beging.
Het hof rekent de verdachte de gepleegde feiten bijzonder ernstig aan. Gelet op de aard van de feiten en de persoon van verdachte acht het hof een gevangenisstraf van zeer lange duur een passende straf. Dit is op zijn plaats om de dood van [slachtoffer 1] en het onherstelbare leed van zijn nabestaanden, voor zover mogelijk, te vergelden. Daarnaast moet de maatschappij gedurende lange tijd beschermd worden tegen de verdachte, die onvoorspelbaar en gevaarlijk is als hij alcohol heeft gedronken.
Ten slotte overweegt het hof dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 juni 2010, meermalen onherroepelijk veroordeeld is voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De op de beslaglijst onder nummer 3 en 4 vermelde voorwerpen, te weten een patroon en een huls van een 9 mm patroon, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de rechthebbenden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 57, 285, 289, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 6 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en ingevolge een Nederlands uitleveringsverzoek in het buitenland in detentie doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 3 en 4, te weten een patroon en een huls van een 9 mm patroon.
Gelast de teruggave van de overige voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbenden.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof,
mr. R.A.Th.M. Dekkers en mr. S.A.J. van 't Hul,
in bijzijn van de griffier mr. M.C. Zuidweg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juli 2010.
Mr. S.A.J. van ’t Hul en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.