ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2160

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002548-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van ex-partner met strafmaat en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden voor het stelselmatig belagen van zijn ex-vrouw. De feiten dateren van 2 april 2007 tot en met 10 januari 2008, waarin de verdachte herhaaldelijk contact heeft gezocht met de aangeefster door middel van bedreigende sms-berichten, telefoontjes en door zich in de nabijheid van haar woning op te houden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten, zijn gedrag niet heeft veranderd en dat hij ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, wat ook gevolgen had voor hun dochter.

Het hof heeft het verweer van de verdachte verworpen en geoordeeld dat zijn gedragingen voldoen aan de definitie van belaging zoals vastgelegd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is strafbaar bevonden en de opgelegde straffen zijn gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat invloed heeft gehad op de uiteindelijke strafmaat. De verdachte is onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangeefster en een straatverbod.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002548-08
Parketnummer: 11-710347-08
Datum uitspraak: 26 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van
6 mei 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (Turkije),
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 02 april 2007 tot en met
10 januari 2008 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte
- die [aangever] veelvuldig (dwingende en/of bedreigende)
SMS-berichten gezonden en/of
- veelvuldig telefonisch contact opgenomen met die [aangever] en/of
- zich meermalen, althans eenmaal, in de onmiddellijke nabijheid van de woning van die [aangever] opgehouden en/of
- die [aangever] meermalen (hinderlijk) gevolgd en/of achtervolgd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 02 april 2007 tot en met
10 januari 2008 te Dordrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever], met het oogmerk die [aangever] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte
- die [aangever] veelvuldig (dwingende en/of bedreigende)
SMS-berichten gezonden en
- veelvuldig telefonisch contact opgenomen met die [aangever] en
- zich in de onmiddellijke nabijheid van de woning van die [aangever] opgehouden en
- die [aangever] meermalen hinderlijk gevolgd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Gevoerd verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit - overeenkomstig zijn pleitnota - dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu er geen sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt dienaangaande het volgende.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, is naar het oordeel van het hof genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte gedurende een periode van ongeveer negen maanden veelvuldig heeft getracht om met het slachtoffer in contact te komen, door haar te bellen, (dwingende, bedreigende en/of beledigende) sms-berichten te sturen, zich in de buurt van haar woning te begeven en haar te volgen, in die zin dat hij regelmatig op de hoogte is van het doen en laten van het slachtoffer.
De omstandigheid dat de verdachte wist dat het slachtoffer geen contact met hem wilde, en hij inmiddels veroordeeld was voor belaging, heeft hem er niet van weerhouden om contact met haar te blijven zoeken.
Het hof is van oordeel dat de bovengenoemde gedragingen van de verdachte - gezien de aard, duur en frequentie en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden - zodanig stelselmatig zijn, dat er sprake is van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en de verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan belaging van het slachtoffer [aangever], als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden van een contact- en straatverbod.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vrouw door gedurende een periode van negen maanden herhaaldelijk en op de bewezenverklaarde wijze contact met haar te zoeken, waardoor hij in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw.
Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen bij haar, maar ook bij hun dochter, gevoelens van onrust, angst en overlast veroorzaakt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 april 2010 is de verdachte eerder
- en thans onherroepelijk - veroordeeld wegens belaging van zijn ex-vrouw en tevens voor andersoortige strafbare feiten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof houdt voorts rekening met de omstandigheid dat, blijkens door het slachtoffer afgelegde verklaringen, zij reeds vanaf het moment dat zij van de verdachte is gescheiden in 2001 door hem wordt lastiggevallen.
Voorts neemt het hof het de verdachte zeer kwalijk dat hij, blijkens zijn houding ter terechtzitting, kennelijk nog steeds niet het inzicht heeft verkregen dat zijn handelen als zeer kwalijk is aan te merken en evenmin blijk geeft van enig inzicht in de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
Tot slot constateert het hof dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, nu tussen het instellen van het hoger beroep op 15 mei 2008 en de binnenkomst van het strafdossier ter griffie van het hof op 17 december 2009 ruim 19 maanden zijn verstreken.
Zonder die overschrijding zou het hof in plaats van na te noemen werkstraf een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 150 uren hebben opgelegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd geen direct of indirect contact zal maken of zoeken met [aangever] en zich niet in de straat waar zij woont zal begeven.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof, mr. J. Silvis en mr. F.C.V. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. L.S. van Es.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2010.
Mr. F.C.V. de Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.