Rolnummer: 22-004149-09
Parketnummer: 11-500204-09
Datum uitspraak: 26 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 3 augustus 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres volgens GBA: [adres]
adres ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman van de verdachte opgegeven: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 6 mei 2009 te Zwijndrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde verdachtes echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met gebalde vuist tegen haar borstkas heeft geslagen en/of een kopstoot heeft gegeven, terwijl de uitvoeringvan dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 6 mei 2009 te Zwijndrecht opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer], (meermalen) met gebalde vuist tegen haar borstkas heeft geslagen en/of een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 4 mei 2009 te Zwijndrecht en/of elders in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], zijnde zijn levensgezel en/of echtgenoot), heeft geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt een individuele ambulante behandeling bij een psycholoog en een straatverbod voor het woon- en werkadres van [slachtoffer] alsmede het woonadres van [persoon 1].
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Ter zake van het verzoek van de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep tot het horen van een deskundige omtrent de waarde van de GGD-letselrapportage d.d. 11 mei 2009, opgesteld door forensisch arts H.M.M. Haarmans, het verslag van de huisarts van het slachtoffer, [huisarts], en de waarschijnlijkheid van zichtbaar en objectief vast te stellen letsel naar aanleiding van het beweerdelijk geweld door het slachtoffer, beslist het hof als volgt.
Blijkens voornoemde medische verklaringen hebben beide artsen, na eigen onderzoek, vastgesteld dat er sprake is geweest van pijn bij het slachtoffer. Het hof is van oordeel dat het - gelet op de verstreken tijd - voor een deskundige niet meer mogelijk is om dit op juistheid te onderzoeken. De forensisch arts verklaart in zijn rapportage voorts ter toelichting dat het ook denkbaar is dat er hard wordt geslagen zonder dat uitwendig letsel zichtbaar is. Van een concrete onderbouwing, dat voornoemde medische verklaringen nader onderzoek door een deskundige vergen, is niet gebleken. Aldus bestaat er geen redelijk verdedigingsbelang bij een onderzoek als door de raadsman verzocht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan -overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het strafdossier is naar het oordeel van het hof het volgende komen vast te staan.
De toenmalige echtgenote van de verdachte - aangeefster in onderhavige zaak - heeft verklaard dat zij op 5 mei 2009 rond 23.10 uur thuiskwam in Zwijndrecht.1 De verdachte heeft bij de politie bevestigd dat zijn toenmalige echtgenote op voornoemde datum rond 23.15 uur thuis was.2 Voorts heeft aangeefster bij de politie verklaard dat de verdachte - nadat zij thuis was gekomen - tegen haar begon te schreeuwen en haar met gebalde vuist opzettelijk twee keer tegen haar borstkas sloeg, waardoor zij direct pijn voelde. De aangeefster heeft verklaard dat zij na de mishandeling bij haar zoontje in bed is gaan liggen en de hele nacht niet heeft kunnen slapen van de pijn.3 De verdachte heeft bevestigd dat aangeefster die nacht bij hun zoontje in bed heeft geslapen.4
De huisarts, [huisarts], heeft het slachtoffer op 6 mei 2009 onderzocht en vastgesteld dat het drukken op de borstkas erg pijnlijk voor haar was.5 De forensisch arts, werkzaam bij de GGD, die aangeefster op 11 mei 2009 heeft onderzocht, heeft verklaard dat, op basis van zijn medisch onderzoek, door aangeefster aan de voorzijde van de borstkas, op het borstbeen en er omheen, een pijnlijk gebied werd aangegeven. Tevens heeft de forensisch arts ter toelichting verklaard dat, alhoewel hij geen uitwendig letsel heeft gezien, dit geenszins de inwerking van uitwendig geweld uitsluit.6
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Standpunt van de verdediging
De verdachte - niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen - heeft bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg ontkend aangeefster op de bewuste avond te hebben mishandeld en heeft verklaard alleen een rustig gesprek met haar te hebben gehad.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman -overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnotities - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, nu hij ten stelligste ontkent zijn toenmalig echtgenote te hebben geslagen en er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot bewezenverklaring daarvan.
Door de forensisch arts, H.M.M. Haarmans, en de huisarts van aangeefster, [huisarts], is medisch onderzoek gedaan naar aanleiding van de verklaring van aangeefster dat zij twee keer hard op haar borst zou zijn geslagen door de verdachte. Het hof is - anders dan door de raadsman bepleit - van oordeel dat zowel de forensisch arts als de huisarts onafhankelijk medisch onderzoek heeft verricht en - op basis van dat medisch onderzoek - heeft vastgesteld dat er sprake is geweest van pijn bij aangeefster op het borstbeen en het gebied daaromheen. Derhalve is het hof van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van pijn bij aangeefster, zoals onder 1 subsidiair tenlastegelegd.
Het hof acht op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 6 mei 2009 te Zwijndrecht opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer], meermalen met gebalde vuist tegen haar borstkas heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige echtgenote op de wijze als bewezen verklaard. Hierdoor heeft het slachtoffer pijn ondervonden. Geweld in de relationele sfeer kan langdurige en emotionele gevolgen met zich mee brengen. Door deze gedraging heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van zijn toenmalige echtgenote geschaad en daarnaast gevoelens van angst en onrust teweeggebracht.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte rapportages, onder meer het rapport van 11 juli 2009, opgemaakt door de psycholoog drs. J.J. van der Weele en het rapport van de reclassering d.d. 21 juli 2009. Uit de rapportage van de psycholoog komt onder meer naar voren dat de verdachte tot een stuk zelfreflectie dient te komen, in casu gaat begrijpen wat hij met "zijn goede bedoelingen" bij anderen bewerkstelligt en minder in "ik-vorm" en meer in "wij-vorm" leert denken. Door de psycholoog wordt de mogelijkheid voor de verdachte om contact te hebben met een psycholoog of gedragsdeskundige aanbevolen. Hij adviseert daartoe een individueel en ambulant therapeutisch contact binnen het kader van een verplicht toezicht door de reclassering. De reclassering
onderschrijft het advies van de psycholoog.
Door en namens de verdachte is - ter terechtzitting in eerste aanleg - aangegeven dat de verdachte bereid is om met zichzelf aan de slag te gaan. In hoger beroep heeft de raadsman aangegeven dat de verdachte bereid is om mee te werken aan een verplicht reclasseringscontact.
Tevens heeft het hof kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 april 2010 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat hij al eerder is
veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Gelet op het voorgaande en alles overwegende, is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact (en zonodig een ambulante behandeling bij een psycholoog), een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken.
Bepaalt dat een op 2 (twee) weken bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit nodig oordeelt, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij een psycholoog.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. S. Zamani. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2010.
1 Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Zuid-Holland-Zuid, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het eind proces-verbaal, d.d. 6 mei 2009, p. 17. Opmerking: tenzij anders vermeld zijn hierna de in de noten genoemde processen-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en) van de politie Zuid-Holland-Zuid.
2 Het proces-verbaal van 1e verhoor, d.d. 7 mei 2009, p. 34.
3 Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 6 mei 2009, p. 17.
4 Het proces-verbaal van 1e verhoor, d.d. 7 mei 2009, p. 40.
5 Brief huisarts [huisarts], los opgenomen bij het eind proces-verbaal, p.1.
6 Letselrapportage GGD-arts H.M.M. Haarmans, los opgenomen bij het eind proces-verbaal, d.d. 11 mei 2009, p. 1 en 2.