Rolnummer: 22-001238-09
Parketnummer: 11-710293-08
Datum uitspraak: 11 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 24 februari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Dordrecht op [geboortedag] 1966,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
27 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 7 mei 2007 tot en met 1 januari 2008 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte, ondermeer -zakelijk weergegeven,
- op of omstreeks 9 mei 2007 in het zicht van en/of in de richting van die [aangever] een snijdende beweging langs haar keel gemaakt, (waarbij ze die [aangever] strak aankeek) en/of
- in of omstreeks voornoemde periode zich (telkens) in het zicht en in de directe nabijheid van de woning van die [aangever] bevonden en/of is zij, verdachte, (telkens) door de straat waarin voornoemde woning zich bevindt gereden en/of gelopen en/of is zij, verdachte, (telkens) stil gaan staan en/of stil blijven staan voor voornoemd woning en/of
- in of omstreeks voornoemde periode (telkens) schriftelijk en/of telefonisch en/of per SMS en/of persoonlijk contact gezocht met die [aangever] en/of (daarin en/of daarbij) bedreigende en/of beledigende woorden geuit tegen die [aangever] en/of
- op of omstreeks 13 september 2007 die [aangever] opgewacht en/of aan haar haren vastgepakt en/of vastgehouden en/of (met kracht) aan haar haren getrokken en/of
- in of omstreeks voornoemde periode meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk BMW, kleur grijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
* op of omstreeks 7 mei 2007 op (de passagierszijde van) die auto een of meer krassen aan te brengen en/of
* op of omstreeks 10 mei 2007 op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of * op of omstreeks 1 juni 2007 op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of * in of omstreeks de periode van 2 september 2007 tot en met 4 september 2007 te ongeveer 07.10 uur op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of
* in of omstreeks de periode van 4 september 2007 te ongeveer 18.00 uur tot en met 5 september 2007 te ongeveer 18.00 uur op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of
* op of omstreeks 12 september 2007 en/of
13 september 2007 meermalen, althans eenmaal (telkens) de lucht uit een van de banden van die auto te laten lopen en/of het ventieldopje van die band en/of dat wiel weg te nemen en/of weg te maken;
SUBSIDIAIR, voor zover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 7 mei 2007 tot en met 1 januari 2008 te Dordrecht meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk BMW, kleur grijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
- op of omstreeks 7 mei 2007 op (de passagierszijde van) die auto een of meer krassen aan te brengen en/of
- op of omstreeks 10 mei 2007 op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of - op of omstreeks 1 juni 2007 op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of - in of omstreeks de periode van 2 september 2007 tot en met 4 september 2007 te ongeveer 07.10 uur op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of
- in of omstreeks de periode van 4 september 2007 te ongeveer 18.00 uur tot en met 5 september 2007 te ongeveer 18.00 uur op (de bestuurderszijde van) die auto een of meer kras(sen) aan te brengen en/of
- op of omstreeks 12 september 2007 en/of
13 september 2007 meermalen, althans eenmaal (telkens) de lucht uit een van de banden van die auto te laten lopen en/of het ventieldopje van die band en/of dat wiel weg te nemen en/of weg te maken;
zij op of omstreeks 02 september 2007 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever] bij haar keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (met kracht) in de keel en/of de hals van die [aangever] heeft geknepen en/of is blijven knijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR, voor zover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 02 september 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever]), bij haar keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (met kracht) in haar keel en/of haar hals heeft geknepen en/of is blijven knijpen en/of aan haar haren heeft getrokken en/of aan haar haren heeft vastgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat de verdachte een behandeling moet ondergaan voor haar persoonlijke problematiek bij een door de Reclassering aan te wijzen instelling. Aan de Reclassering is de opdracht verstrekt om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij het naleven van de bijzondere voorwaarde. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij is beslist als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Klacht te laat ingediend
Het hof verwerpt het (op pagina's vijf en zes van de pleitnota vermelde) verweer dat het slachtoffer voor de vervolging van stalking, gepleegd vóór 18 juni 2007, te laat een klacht heeft ingediend, waardoor de desbetreffende feiten buiten beschouwing zouden moeten blijven.
Het slachtoffer had voordat zij op 16 september 2007 met betrekking tot stalking een klacht indiende, al diverse malen aangifte gedaan, onder meer van de incidenten van vóór 18 juni 2007. Eerst later werd duidelijk dat niet alleen sprake was van vernielingen, maar dat dit stelselmatig plaatsvond en dat er verdenking was van stalking. Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep -waaronder de inhoud van die aangiftes- vast dat het slachtoffer ten tijde van het opmaken daarvan de bedoeling had dat tegen de verdachte een vervolging zou worden ingesteld wegens vernielingen en dat gelet op het stelselmatig karakter daarvan later klacht is gedaan van stalking. Hieruit volgt dat de resultaten verkregen naar aanleiding van de vordering verstrekking gebruiksgegevens ex artikel 126na van het Wetboek van Strafvordering d.d. 22 juni 2007 rechtmatig verkregen zijn.
Stelselmatige observatie
Het hof verwerpt ook het (op pagina's 6 tot en met 8 vermelde) verweer dat bij het maken van camerabeelden van de auto van het slachtoffer sprake was van stelselmatige observatie, zodat de beelden waarop de verdachte is te zien -bij gebreke van een bevel ex artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering- van het bewijs zouden moeten worden uitgesloten.
Naar 's hofs oordeel is geen sprake geweest van het stelselmatig volgen van de verdachte of het stelselmatig observeren van haar aanwezigheid of gedrag als bedoeld in artikel 126g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De camera is niet gericht op de verdachte of haar onmiddellijke woonomgeving, maar is stationair gericht geweest op een enkele straten van haar woning gelegen parkeerplaats op de openbare weg.
Door het maken van camerabeelden van de (parkeerplaats van de) auto van het slachtoffer is op geen enkele manier inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Dat zij op enkele beelden is te zien, maakt dat niet anders: die beelden beperkten zich tot de registratie van het voor iedereen waarneembare gedrag van de verdachte op de openbare weg ten opzichte van die auto.
Tenslotte verwerpt het hof het (op pagina 8 van de pleitnota vermelde) verweer met betrekking tot -kort gezegd- onduidelijkheid rond de correcte toepassing van het Besluit Technische Hulpmiddelen Strafvordering, omdat het berust op een verkeerde lezing van het proces-verbaal d.d. 25 september 2007 met nummer PL1810/07-100980 (blz. 48 van het politieproces-verbaal). Hierin wordt immers vermeld dat op 9 juli 2007 een goedgekeurd observatiemiddel werd geplaatst door personeel van de afdeling Sectie Technische Ondersteuning van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 7 mei 2007 tot en met 13 september 2007 te Dordrecht wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever] met het oogmerk die [aangever] te dwingen iets te doen, niet te doen, en vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte, onder meer -zakelijk weergegeven,
- in voornoemde periode zich (telkens) in het zicht en in de directe nabijheid van de woning van die [aangever] bevonden en is zij, verdachte, (telkens) door de straat waarin voornoemde woning zich bevindt gereden en gelopen en is zij, verdachte, (telkens) stil gaan staan voor voornoemde woning en
- in voornoemde periode (telkens) schriftelijk en telefonisch en per SMS en persoonlijk contact gezocht met die [aangever] en (daarin en/of daarbij) bedreigende en/of beledigende woorden geuit tegen die [aangever] en
- omstreeks 13 september 2007 die [aangever] opgewacht en aan haar haren vastgepakt en (met kracht) aan haar haren getrokken en
- in voornoemde periode meermalen opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk BMW, kleur grijs), toebehorende aan [aangever] beschadigd door
* op of omstreeks 7 mei 2007 op (de passagierszijde van) die auto een kras aan te brengen en
* op of omstreeks 10 mei 2007 op (de bestuurderszijde van) die auto een kras aan te brengen en
* op 1 juni 2007 op (de bestuurderszijde van) die auto een kras aan te brengen en
* in de periode van 2 september 2007 tot en met 4 september 2007 te ongeveer 07.10 uur op (de bestuurderszijde van) die auto een kras aan te brengen en
* in de periode van 4 september 2007 te ongeveer 18.00 uur tot en met 5 september 2007 te ongeveer 18.00 uur op (de bestuurderszijde van) die auto een kras aan te brengen en
* op 12 september 2007 en 13 september 2007 de lucht uit een van de banden van die auto te laten lopen en/of het ventieldopje van die band weg maken;
zij op 02 september 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever]), bij haar keel heeft vastgepakt en met kracht in haar keel heeft geknepen en aan haar haren heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde: Belaging;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde: Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Zij is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot de straf die in eerste aanleg aan de verdachte is opgelegd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft - kennelijk uit frustratie over de beëindigde relatie met haar ex-man - gedurende een periode van ruim vier maanden diens nieuwe vriendin gestalkt. Zij heeft haar op verschillende manieren lastiggevallen, onder andere door naar haar woning te gaan en/of haar op te wachten, het slachtoffer op te bellen en haar post en berichten te sturen. Daarbij heeft de verdachte ook bedreigende of beledigende taal geuit. Daarnaast heeft de verdachte tot vijf maal toe de auto van het slachtoffer bekrast en twee maal een van de banden laten leeglopen. De verdachte heeft het slachtoffer ook nog een keer mishandeld.
Zij heeft zodoende herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de (bewegings)vrijheid van het slachtoffer en haar - blijkens onder meer haar verklaring tegenover Slachtofferhulp Nederland - angstig en onzeker gemaakt. Door het slachtoffer te mishandelen heeft de verdachte haar bovendien fysiek pijn gedaan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 april 2010, is zij niet eerder veroordeeld en ook na het plegen van de onderhavige feiten niet meer met politie of justitie in aanraking gekomen.
In de rapportages d.d. 20 juni en 2 december 2008 van de Reclassering Nederland wordt geadviseerd aan de verdachte geen verplicht reclasseringscontact op te leggen. Toch wordt in eerstgenoemd rapport overwogen -zakelijk weergegeven- dat de emotionele toestand van de verdachte nog altijd kwetsbaar is en dat zij niet is bestand tegen invloeden van met name haar ex-man. Volgens de rapporteur dient het verwerkingsproces nog op gang te worden gebracht, waarin in het bijzonder aandacht dient te komen voor het vergroten van verdachtes assertiviteit.
Het hof deelt dit oordeel: de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de indruk gewekt hulp (van de reclassering) nodig te hebben bij het verwerken van het gebeurde en ook aangegeven daarvoor open te staan.
Gelet op het voorgaande en mede vanuit een oogpunt van speciale preventie, is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact (en zonodig behandeling voor haar persoonlijke problematiek), een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 4.940,16.
Het betreft EUR 2.040,- aan immateriële en EUR 2.900,16 aan materiële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot EUR 4.940,16.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering tot vergoeding van materiële schade (EUR 1.656,16), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige. Dat wil zeggen de rest van de vordering ter zake van materiële alsmede de gehele vordering wegens immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Materiële schade
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van EUR 1.656,16 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Nu de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat de offerte d.d. 16 mei 2008 voor nog te herstellen schade (ad EUR 1.244,--) een strafbaar feit betreft dat na de in de tenlastelegging vermelde periode is begaan, zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 1.000,--.
Voor het overige acht het hof de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade. Deze kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof stelt vast dat de verdachte in totaal tot een bedrag van EUR 2.656,16 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, welk bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Een en ander brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 2.656,16 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,
te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet
heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat de verdachte een behandeling moet ondergaan voor haar persoonlijke problematiek bij een door de Reclassering aan te wijzen instelling.
Verstrekt aan de Reclassering opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] tot een bedrag van EUR 2.656,16 (tweeduizend zeshonderdzesenvijftig euro en zestien cent), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag -te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening- tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever] aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 2.656,16 (tweeduizend zeshonderdzesenvijftig euro en zestien cent), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 36 (zesendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in haar vordering tot vergoeding van materiële schade tot een bedrag van EUR 1.244,--.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] voorts niet-ontvankelijk in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van EUR 1.040,--.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 mei 2010.
Mr. Bartels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.