ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2084

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005897-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor diefstal. De verdachte was betrokken bij meerdere diefstallen in Boskoop, waarbij hij goederen had weggenomen uit schoolgebouwen en bedrijfspanden. Daarnaast was hij beschuldigd van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De verdediging voerde aan dat het binnentreden van de verbalisanten onrechtmatig was, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat er sprake was van een noodsituatie die het binnentreden rechtvaardigde. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep werd de straf herzien. Het hof achtte de bewezenverklaring van de feiten 7 en 8, die betrekking hadden op de Opiumwet en diefstal, gerechtvaardigd. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken voor de bewezen feiten, met een aanvullende straf van 30 weken voor de eerdere veroordelingen, waarvan 10 weken voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar constateerde ook dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn had plaatsgevonden, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005897-07
Parketnummers: 09-535593-07 en 09-525376-06
Datum uitspraak: 29 april 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
25 oktober 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat1:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2007 tot en met 12 augustus 2007 te Boskoop met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schoolgebouw, gelegen op of aan de [adres 1] heeft weggenomen een waterkoker en/of (een) haspel(s) en/of een modem en/of (een) beeldscherm(en) en/of (een) kabel(s) en/of (een) hoofdtelefoon en/of een radio-cd-speler en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [basisschool], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2007 tot en met 8 april 2007 te Boskoop met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand, gelegen op of aan de [adres 2] heeft weggenomen een generator en/of een computer en/of een steekwagen en/of gereedschap en/of een diaprojector en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stichting], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door een raam/ruit uit dat pand te verwijderen en/of (vervolgens) via de aldus ontstane opening dat pand binnen te klimmen/gaan, althans via een geopende/verwijderde raam/ruit dat pand binnen te klimmen/gaan, en/of een deur in dat pand open te breken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2007 tot en met 8 april 2007 te Boskoop met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een) schu(u)r(en), gelegen op of aan de [adres 3] heeft weggenomen (een) kabel(s) en/of gereedschap en/of een bladblazer en/of een heggenschaar en/of een grastrimmer en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Boskoop, in elk geval aan een ander dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door een/de deur(en) van die schu(u)r(en) open te breken;
4.
hij op of omstreeks 01 juli 2007 te Boskoop met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een schoolgebouw, gelegen op of aan de [adres 1] heeft weggenomen een computer en/of een versterker en/of een mengpaneel en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [basisschool], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door een raam van dat pand open te breken en/of de scharnierpennen van een deur uit het scharnier te tikken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 juli 2007 te Boskoop ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schoolgebouw, gelegen op of aan de [adres 1] weg te nemen een computer en/of een versterker en/of een mengpaneel en/of een of meer ander(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [basisschool], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat schoolgebouw te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een raam van dat pand heeft opengebroken en/of de scharnierpennen van een deur uit het schanier heeft getikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2007 tot en met 2 juli 2007 te Boskoop met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand, gelegen op of aan de [adres 2], heeft weggenomen een aanhangwagen en/of luxaflex en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stichting], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door via een gat in een deur dat pand binnen te klimmen/gaan;
6.
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2007 tot en met 12 augustus 2007, althans in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 12 augustus 2007, te Boskoop opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 43, althans een hoeveelheid, pil(len)/tablet(ten) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 t/m 26 juni 2006 te Katwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straat]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden die van (in totaal) ongeveer 240 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 t/m 26 juni 2006 te Katwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan N.V.Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte rechtsmiddel d.d. 8 november 2007 alsmede blijkens de appelschriftuur d.d. 9 november 2007 is het hoger beroep van de verdachte slechts ingesteld tegen de veroordelingen voor het onder 7 en 8 tenlastegelegde, zijnde de feiten met parketnummer 09-525376-06.
Het voorgaande brengt mee, dat het hof - nu in eerste aanleg ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken - op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering alsnog een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 bewezenverklaarde zal bepalen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het kasboek met aantekeningen in het dossier ontbreekt en zoek is geraakt.
Het hof overweegt hiertoe dat niet is gebleken dat sprake zou zijn van een bewust zoekmaken van het kasboek met aantekeningen en het zoekraken levert niet een zodanig zwaarwegend verzuim op, dat dit tot niet- ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte dan wel tot enige andere sanctie moet leiden. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Rechtmatigheid van het verkregen bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat het bewijs onrechtmatig is verkregen. De raadsman baseert dit verweer op de stelling dat de verbalisanten op 26 juni 2006 onrechtmatig zouden zijn binnengetreden in de woning van de verdachte, nu zij geen schriftelijke machtiging hadden om de woning te betreden en geen sprake was van een rechtsgeldige toestemming hiertoe, noch van een noodsituatie in de zin van artikel 2 lid 3 van de Algemene wet op het binnentreden. Het bewijsmateriaal dat als gevolg van het binnentreden is vergaard, dient volgens de raadsman dan ook te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verbalisanten op verzoek van de huismeester naar de door de verdachte gehuurde woning zijn gegaan en zijn binnengetreden na een melding afkomstig van een medebewoner, de benedenbuurman, die had geklaagd over wateroverlast en stank afkomstig uit de woning van de verdachte. Blijkens de verklaringen van de getuigen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hoger beroep had deze benedenbuurman actuele wateroverlast in de vorm van zich uitbreidende vochtplekken op het plafond. Het hof is, gelet op deze bevindingen, van oordeel dat sprake was van een noodsituatie, waarin onmiddellijk ingrijpen geboden was. Blijkens het verslag binnentreden woning d.d. 10 juli 2006 en de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] ter terechtzitting in hoger beroep was doel van het binnentreden het opsporen en beëindigen van de wateroverlast en stank. Nog daargelaten dat de woning bij de verdachte niet in gebruik was als woning, mochten de verbalisanten naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden op grond van artikel 2 van de Politiewet zonder toestemming binnentreden in de woning, nu sprake was van een noodsituatie als bedoeld in artikel 2 lid 3 van de Algemene wet op het binnentreden. Het binnentreden in de woning en daarmee de bewijsgaring zijn dan ook rechtmatig geweest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
7.
hij in de periode van 1 januari 2005 t/m 26 juni 2006 te Katwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan [straat]) 240 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
8.
hij in de periode van 1 januari 2005 t/m 26 juni 2006 te Katwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
en
ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde: Diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de straf ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 bewezenverklaarde zal worden bepaald op een gevangenisstraf voor de duur van 30 weken, waarvan 10 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 7 en 8 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander of anderen een hennepkwekerij in een woning geëxploiteerd en zich daarbij tevens schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Door aldus te handelen heeft de verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en daarmee inbreuk op de rechtsorde gemaakt, met veronachtzaming van de ernstige risico's die dergelijke delicten voor de volksgezondheid opleveren. Voorts brengt diefstal naast overlast, doorgaans ergernis en financiële schade voor de benadeelde met zich mee.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat ter zake van de onder 7 en 8 bewezenverklaarde feiten een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken een passende en geboden reactie vormt.
Naar het oordeel van het hof heeft de behandeling van de zaak evenwel niet plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de termijn voor inzending van de stukken van het geding na het instellen van het hoger beroep met ongeveer 17 maanden is overschreden.
Het hof zal de overschrijding van deze termijn verdisconteren in de strafmaat en in plaats van de hiervoor overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.
Bepaling straf ter zake van de niet aan het oordeel van het hof onderworpen feiten
Ten aanzien van de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 in eerste aanleg bewezenverklaarde feiten, welke feiten in hoger beroep niet langer aan de orde zijn, zal het hof op de voet van het bepaalde bij artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering de straf bepalen met inachtneming van de ernst van die feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - op een gevangenisstraf voor de duur van 30 weken, waarvan 10 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) weken.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de straf voor het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 in eerste aanleg bewezenverklaarde op een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) weken, waarvan 10 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 april 2010.
1 Het vonnis van de rechtbank, waartegen beroep is ingesteld, is gebaseerd op meerdere dagvaardingen. Het hof heeft de feiten, die in die inleidende dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Het hof zal die nummering in dit arrest aanhouden.