GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 mei 2010
Zaaknummer :200.035.069/01 en 200.036.436/01,200.054.248/01, 200.054.576/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-3487
In de zaak, bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.035.069/01:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.H. de Vries te Capelle aan den IJssel,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel,
in de zaak, bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.054.248/01:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.H. de Vries te Capelle aan den IJssel,
in de zaak, bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.036.436/01:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.H. de Vries te Capelle aan den IJssel,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 15 mei 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 18 februari 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage met rekestnummer: FA RK 08-3487, bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.035.069/01.
De vrouw heeft op 10 augustus 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 18 september 2009 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 13 november 2009 en 22 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.
De vrouw is op 19 januari 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 18 februari 2009 en 21 oktober 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage, beiden met rekestnummer: FA RK 08-3487, bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.054.248/01.
De man heeft op 22 maart 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 23 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.
De man is op 20 januari 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 oktober 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage, met rekestnummer: FA RK 08-3487, bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.054.576/01.
Op 9 april 2010 zijn de zaken, samengevoegd, mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, advocaat van de vrouw onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 18 februari 2009 en de beschikking van 21 oktober 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij de beschikking van 18 februari 2009 is – uitvoerbaar bij voorraad –, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is, voor zover in hoger beroep van belang:
-bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 163,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
-het verzoek van de man tot vernietiging van artikel 9 van de – gewijzigde – huwelijkse voorwaarden tussen partijen, althans afwijzing van het beroep van de vrouw op dat artikel, afgewezen;
-het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen om 14 dagen na betekening van de beschikking het bedrag van € 900,-, wegens de nota van de notaris, en € 8.000,- wegens de schuld aan de minderjarigen, aan de man te betalen, afgewezen;
-het verzoek van de vrouw te bepalen dat de man 10% van de overwaarde van de echtelijke woning aan haar dient te voldoen, afgewezen;
-de vrouw toegelaten tot het leveren van bewijs voor haar stelling dat de [auto] (kenteken: [kenteken]) door de man aan haar geschonken is en is iedere verdere beslissing daaromtrent aangehouden.
Bij de beschikking van 21 oktober 2009 is, voor zover in hoger beroep van belang:
-het verzoek van de man om veroordeling van de vrouw tot afgifte aan de man van de [auto] (kenteken: [kenteken]) onbeschadigd, met gelijktijdige afgifte aan de man van alle autosleutels en binnen twee dagen na de betekening van de beschikking op straffe van verbeurte van een bedrag van € 500,- voor iedere dag dat de vrouw weigerachtig is aan deze veroordeling te voldoen, afgewezen;
-het verzoek van de man om veroordeling van de vrouw tot een aan hem te betalen gebruiksvergoeding van € 707,- per maand vanaf 18 april 2008 tot de dag dat bovengenoemde auto bij de man is teruggekomen, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Algemeen
1. In geschil is:
- de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw, (hierna ook partneralimentatie),
- de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden met betrekking tot het gewijzigde artikel 9 van de huwelijkse voorwaarden van partijen van 21 januari 2008,
- de nota van de notaris, van € 1.800,-,
- de schuld aan de minderjarige kinderen van partijen,
- de eigendom van de [auto], en
- de gebruiksvergoeding voor de [auto].
2. De man verzoekt de beschikking van 18 februari 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage te vernietigen en opnieuw beschikkende,
met betrekking tot de partneralimentatie:
primair het verzoek van de vrouw om vaststelling van een partneralimentatie af te wijzen, en subsidiair, een zodanige bijdrage te bepalen als het hof vermeent te behoren, en gelimiteerd tot een termijn van vijf jaren, meer subsidiair, gelimiteerd tot een zodanige termijn als het hof in goede justitie vermeent te behoren;
met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden:
primair, artikel 9 van de akte van huwelijkse voorwaarden van partijen van 21 januari 2008 te vernietigen, althans het beroep van de vrouw op dat artikel af te wijzen, en
subsidiair, het verzoek van de vrouw tot betaling door de man van een bedrag van 10% van de overwaarde van de (voormalige) echtelijke woning te [woonplaats] aan het [adres], af te wijzen, en
meer subsidiair, althans een zodanig (lager) bedrag/percentage te bepalen als het hof in goede justitie zal menen te behoren;
met betrekking tot de nota van de notaris:
de vrouw te veroordelen aan de man de nota van de notaris van 23 februari 2008 van € 1.800,- te vergoeden, en wel binnen één maand na de te wijzen beschikking, te vermeerderen met de wettelijke renten vanaf heden tot de dag der algehele betaling;
met betrekking tot de schulden aan de minderjarigen:
de vrouw te veroordelen een bedrag van € 7.750,- aan de man als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarigen en ten behoeve van de minderjarigen, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der betaling, en wel binnen één maand na de te wijzen beschikking;
met betrekking tot de [auto]:
de beschikking van 21 oktober 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw een bedrag van € 12.726,- aan de man als gebruiksvergoeding van de [auto] zal betalen, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht, en wel binnen een maand na de te wijzen beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der algehele voldoening.
voorts de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding en de kosten van de procedure bij de rechtbank.
3. De vrouw verzoekt de grieven van de man in het principaal appel af te wijzen. De vrouw verzoekt voorts:
- de beschikking van 18 februari 2009 te vernietigen voor wat betreft de daarbij bepaalde partneralimentatie en, in zoverre opnieuw beschikkende,
- de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw vast te stellen op € 2.000,- per maand, zulks met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, te weten 11 maart 2009;
- voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikkingen van 18 februari 2009 en van 21 oktober 2009, voor zover daarin voorkomen de beslissingen ten aanzien van de auto te vernietigen en, opnieuw beschikkende,
- voor recht te verklaren dat de auto van het merk [auto] eigendom was van de vrouw en de man te veroordelen om een bedrag van € 27.000,- aan de vrouw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot aan de voldoening.
4. De man verzet zich tegen het verzoek van de vrouw.
Behoefte en behoeftigheid van de vrouw
5. De vrouw stelt dat haar behoefte hoger is dan dat door de rechtbank is vastgesteld. De vrouw is van mening dat de rechtbank van een te laag netto gezinsinkomen uit is gegaan. De vrouw stelt dat voor het netto gezinsinkomen dient uit te worden gegaan van € 5.300,- per maand.
6. De man stelt dat van een gezinsinkomen van € 3.200,- dient te worden uitgegaan.
7. Ter terechtzitting hebben beide partijen verklaard dat voor de berekening van de behoefte van de vrouw uitgegaan dient te worden van de zogenaamde 60%-Hofnorm.
8. Uitgaande van de 60%-Hofnorm zal het hof de behoefte van de vrouw vaststellen. Uit de jaaropgaaf 2007 volgt dat de man een bruto inkomen had van € 71.853,-. Zijn netto maandinkomen bedroeg € 3.730,-. De man verkreeg volgens zijn zeggen ter terechtzitting een belastingteruggaaf van € 648,- met betrekking tot de aftrek van rente wegens de hypothecaire geldlening. Voorts is ter terechtzitting onomstreden vast komen te staan dat het netto maandinkomen van de vrouw € 600,- bedroeg. Uitgaande van de hiervoor genoemde bedragen begroot het hof in redelijkheid het netto gezinsinkomen op € 4.978,- per maand. Op voornoemd bedrag dienen de kosten van de kinderen in mindering te worden gebracht, hetgeen resulteert in een bedrag van € 3.978,- per maand. Uitgaande van de 60%-Hofnorm bedraagt de behoefte van de vrouw € 2.387,- netto per maand.
9. Ter terechtzitting heeft de vrouw verklaard thans een netto arbeidsinkomen te ontvangen van € 1.150,- per maand, hetgeen niet door de man is betwist. Met inachtneming van dit eigen inkomen van de vrouw is sprake van een aanvullende behoefte van € 1.237,- netto per maand, hetgeen gebruteerd afgerond neerkomt op 1.921,- per maand.
10. Ter discussie tussen partijen staat de draagkracht van de man. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte niet zijn juiste inkomsten en lasten heeft meegenomen bij de bepaling van de draagkracht. Terzake de schulden stelt de man dat met de navolgende schulden rekening dient te worden gehouden:
- de VISA-card schuld van € 11.625,-, en
- de schuld aan de kinderen van € 15.500,-.
11. Ter terechtzitting heeft de man verklaard dat de in de draagkrachtberekening opgenomen schuld alleen betrekking heeft op de schuld aan de VISA. De man heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de opbrengst van de [auto] heeft aangewend ter betaling van andere schulden dan hierboven vermeld waaronder een aanzienlijke declaratie van zijn advocaat.
12. De door de man hiervoor opgevoerde schulden zijn door de vrouw betwist. De vrouw heeft gesteld dat de man de door hem opgevoerde schulden had kunnen aflossen uit de opbrengst van de [auto] van € 24.500,-.
13. Het hof overweegt als volgt. Bij de berekening van de draagkracht dient in beginsel rekening te worden gehouden met alle relevante schulden van de onderhoudsplichtige. Terzake de schuld aan de kinderen heeft de vrouw gesteld dat de saldi inmiddels zijn aangevuld. Het hof begrijpt hieruit dat deze schuld niet meer van invloed is op de draagkracht van de man.
14. Gezien de aard van de VISA-schuld, zal het hof daar rekening mee houden. De hoogte van de schuld bedroeg per 9 januari 2010 € 19.478,-. Uit een rekeningafschrift van VISA volgt dat de maandelijkse aflossing minimaal € 487,- bedraagt. Wel gaat het hof ervan uit dat de man op zo kort mogelijke termijn overgaat tot sanering van zijn financiële positie om de schuldenlast tot aanvaardbare proporties terug te brengen.
15. Voor wat betreft het inkomen van de man gaat het hof uit van de jaaropgaaf 2009. Het inkomen van de man volgens de jaaropgaaf bedroeg € 61.592,-. Door de man is eveneens overgelegd de jaarrekening 2008 van [naam B.V.] B.V. Uit deze jaarrekening blijkt dat er in 2008 een negatief resultaat is bereikt alsmede dat er sprake is van een negatieve algemene reserve. Gezien de aard, omvang en vermogenspositie van de onderneming is het hof van oordeel dat de man geen gelden aan [naam B.V.] B.V. kan onttrekken behoudens zijn hiervoor genoemde loon.
16. De overige in zijn draagkrachtberekening genoemde lasten van de man zijn niet in geschil.
17. Uitgaande van de niet bestreden lasten en uitgaande van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, volgt dat de draagkracht van de man, na brutering een partneralimentatie voor de vrouw met ingang van 11 maart 2009 van € 137,- per maand toelaat. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de daarin vastgestelde partneralimentatie derhalve vernietigen en de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vaststellen op een bedrag van € 137,- per maand.
18. De man heeft verzocht om de duur van de alimentatie te beperken. De vrouw heeft zich hiertegen verzet.
19. Het hof overweegt als volgt. Op basis van de door de man gestelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er geen gronden zijn om de duur van de alimentatie in deze te beperken.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
20. De man stelt dat het op 21 januari 2008 gewijzigde artikel 9 van de akte van huwelijkse voorwaarden vernietigbaar is omdat:
- sprake is van misbruik van omstandigheden van de zijde van de vrouw,
- naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de vrouw rechtens geen beroep op artikel 9 van de akte van huwelijkse voorwaarden toekomt.
21. De man voert daartoe aan dat hij tot de wijziging van de huwelijkse voorwaarden is overgegaan nadat de vrouw aan hem huwelijkse trouw had beloofd en haar relatie met een andere man zou beëindigen.
22. De vrouw heeft gesteld dat het mislukken van het huwelijk zeer spijtig is maar dat zulks geen reden is om te komen tot vernietiging van de gewijzigde overeenkomst van de huwelijkse voorwaarden.
23. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat partijen bewust hebben gekozen voor een wijziging van de huwelijkse voorwaarden, welke onder leiding van een notaris tot stand is gekomen. Het hof gaat ervan uit dat de notaris partijen genoegzaam zal hebben geïnformeerd omtrent de gevolgen van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. Het hof acht beide partijen onverkort gebonden aan de huwelijkse voorwaarden, ongeacht het feit dat partijen zeer korte tijd na de wijziging van de huwelijkse voorwaarden feitelijk uit elkaar zijn gegaan. Van misbruik van omstandigheden van de zijde van de vrouw is, gezien de feiten die door de man zijn gesteld, geen sprake. Voorts zijn de door de man gestelde feiten en omstandigheden niet van dien aard dat de vrouw de man niet gebonden kan achten aan de huwelijkse voorwaarden. Het hof zal de beschikking voor wat betreft dit onderdeel derhalve bekrachtigen.
24. De vrouw heeft ter terechtzitting haar eis vermeerderd in die zin dat zij thans verzoekt te bepalen dat van de overwaarde van de echtelijke woning een bedrag van € 17.977,- door de man aan haar dient te worden betaald. De man heeft tegen de vermeerdering van eis geen verweer gevoerd. Ter terechtzitting is komen vast te staan dat partijen gemeenschappelijk aan een makelaar opdracht hebben gegeven de waarde van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats], vast te stellen. Uit het taxatierapport volgt dat de echtelijke woning op de datum van de ontbinding van het huwelijk een waarde vertegenwoordigde van € 670.000,-. Tussen partijen staat vast dat per datum ontbinding huwelijk de hypotheekschuld € 490.233,- beliep, zodat de overwaarde van de echtelijke woning derhalve € 179.767,- bedroeg. Ingevolge de huwelijkse voorwaarden wordt afgerekend per datum ontbinding huwelijk, te weten 11 maart 2009. Uitgaande van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden en uitgaande van het taxatierapport alsmede van de omvang van de hypothecaire geldschuld, bedraagt de aanspraak van de vrouw jegens de man € 17.977,-. Het hof zal het verzoek van de vrouw dienaangaande toewijzen.
25. De man is van mening dat, nu de vrouw door de wijziging van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden is bevoordeeld, de vrouw de nota van de notaris dient te voldoen. Uit het betoog van de vrouw leidt het hof af dat de vrouw van mening is dat sprake is van normale kosten van de huishouding.
26. Het hof overweegt als volgt. Mede bezien hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen is het hof van oordeel dat de kosten van de notaris kunnen worden gekwalificeerd als normale kosten van de huishouding. Het hof zal de beschikking van 18 februari 2009 op dit punt bekrachtigen.
Schuld aan minderjarige kinderen van partijen
27. De man wenst dat de vrouw aan hem voldoet de helft van de schuld van partijen aan de kinderen, zijnde € 7.750,-.
28. Het primaire verweer van de vrouw is dat deze vordering niet kan worden aangemerkt als een nevenvordering in de zin van artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), aangezien de procedure hier onnodig door wordt vertraagd en beide ouders de wettelijke vertegenwoordigers zijn van de kinderen.
29. Het hof overweegt als volgt. Het hof is met de vrouw van oordeel dat het door de man gevorderde bedrag niet binnen het kader van artikel 827 Rv kan worden gevorderd, aangezien de procedure hierdoor onnodig wordt vertraagd alsmede de aard van de vordering zich hiertegen verzet. Het betreft namelijk een gepretendeerde vordering van de kinderen jegens beide ouders. Het hof zal de beschikking van 18 februari 2009 op dit punt bekrachtigen.
30. De vrouw verzoekt voor recht te verklaren dat de [auto] (hierna: de auto) eigendom was van haar en de man te veroordelen om een bedrag van € 27.000,- aan de vrouw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot aan de voldoening.
31. De man betwist dat de vrouw de eigendom van de auto heeft verkregen. De man heeft daartoe gesteld dat:
- hij de auto niet aan de vrouw heeft geschonken;
- hij in het bezit is van het originele kentekenbewijs deel I en deel II;
- hij de auto heeft betaald;
- de auto alleen om verzekeringstechnische redenen op naam van de vrouw was gesteld hetgeen niet de eigendomsoverdracht teweeg heeft gebracht.
32. Het hof overweegt als volgt. Ter terechtzitting heeft de vrouw desgevraagd nadrukkelijk verklaard dat de auto niet aan haar was geschonken. Wel heeft zij verklaard dat zij tijdens het huwelijk altijd de beschikking had over de auto. Ook de man had de beschikking over een auto. Uit de verklaring ter terechtzitting van de man – niet door de vrouw weersproken – blijkt dat de auto op naam van de vrouw stond vanwege de verzekering. Het enkele feit dat een auto op naam staat van een partij geeft geen uitsluitsel over de vraag wie eigenaar is. Nu de vrouw aan haar eigendomsverkrijging schenking ten grondslag heeft gelegd en het hof deze schenking niet heeft kunnen vaststellen op basis van de door de vrouw gestelde feiten en omstandigheden, kan het hof derhalve eveneens niet vaststellen dat de auto uitsluitend toebehoort aan de vrouw. Het hof zal derhalve de beschikking van de rechtbank van 21 oktober 2009 bekrachtigen.
Gebruiksvergoeding [auto]
33. De man wenst een gebruiksvergoeding te verkrijgen van de vrouw voor het gebruik van de auto. De hoogte heeft hij gebaseerd op het leasetarief dat de [auto]-dealer hanteert. De man stelt dat het feit dat de rechtbank in de voorlopige voorziening het door de vrouw verzochte gebruik van de auto heeft toegewezen, niet impliceert dat hieromtrent geen vergoeding aan de man verschuldigd is.
34. De vrouw betwist dat zij voor het gebruik van de auto aan de man een vergoeding dient te voldoen om de navolgende redenen:
- partijen zijn geen gebruiksvergoeding overeengekomen;
- een deel van het gebruik van de auto vond plaats tijdens het huwelijk van partijen en de kosten van de auto kunnen worden aangemerkt als de normale kosten van een huishouding.
35. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat tussen partijen geen overeenkomst is gesloten tot betaling van enige gebruiksvergoeding met betrekking tot de auto. Gebruik van de auto tijdens het huwelijk kan worden aangemerkt als gewone kosten van de huishouding. Een gebruiksvergoeding na het huwelijk komt het hof, gezien de aard van het goed, niet redelijk en billijk voor. Het hof zal de beschikking van de rechtbank van 21 oktober 2009 in zoverre bekrachtigen.
36. Het hof ziet geen aanleiding om de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren. Het verzoek van de man tot veroordeling van de vrouw in de proceskosten wordt daarom afgewezen.
37. Het hof zal derhalve als volgt beslissen.
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 oktober 2009 ([auto]) voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
vernietigt de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 februari 2009 voor wat betreft de door de rechtbank vastgestelde partneralimentatie, en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man vanaf datum inschrijving echtscheidingsbeschikking aan de vrouw een bijdrage in de kosten van levensonderhoud zal voldoen van € 137,- per maand;
bepaalt dat de man – zoals overwogen in de rechtsoverwegingen 20 tot en met 24. – ter zake afwikkeling huwelijkse voorwaarden aan de vrouw zal voldoen de somma van € 17.977,-;
wijst het anders of meer verzochte af;
bekrachtigt de bestreden beschikkingen voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van Dijk, en Engel, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2010.