ECLI:NL:GHSGR:2010:BN0689

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000088-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met uitwendig mechanisch geweld op de hals van een 82-jarige man

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die schuldig is bevonden aan doodslag. De verdachte heeft op 23 mei 2006 in Schiedam de 82-jarige [slachtoffer] om het leven gebracht door uitwendig mechanisch geweld op de hals uit te oefenen. De verdachte heeft de keel van het slachtoffer dichtgeknepen en tape om de hals gewikkeld, wat heeft geleid tot verstikking. De patholoog heeft vastgesteld dat de letsels niet verklaard kunnen worden door alleen de tape, maar dat er ook sprake was van samendrukkend geweld. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, wat duidt op voorwaardelijk opzet. De omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, waaronder de leeftijd van het slachtoffer en de gruwelijke wijze waarop hij is behandeld, zijn zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten in Litouwen, wat zijn strafbaarheid verder heeft beïnvloed. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 10 jaar, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000088-10
Parketnummer: 10-611052-09
Datum uitspraak: 25 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1978,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op 23 mei 2006, althans in of omstreeks de periode van 23 mei 2006 tot en met 25 mei 2006 te Schiedam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met dat opzet de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen of dichtgedrukt gehouden, althans uitwendig mechanisch geweld (in de zin van samendrukkend en/of meermalen hevig (botsend) geweld) op de hals van die [slachtoffer] uitgeoefend en/of tape strak om de hals en/of mond en/of neus van die [slachtoffer] gewikkeld en/of geslagen tegen de hals van die [slachtoffer] en/of op/tegen de borst en/of rug van die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal (gewelddadige) (andere) handelingen verricht en/of aangewend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subidiair, voorzover het vorenstaande niet toe een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 23 mei 2006, althans in of omstreeks de periode van 23 mei 2006 tot en met 25 mei 2006 te Schiedam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (bloeduitstortingen links en rechts in de weke delen van de hals en/of een breuk van beide bovenste hoornen van het strottenhoofd en van beide grote hoornen van het tongbeen en/of een breuk van het borstbeen en/of een of meerdere breuken van de linker tweede tot en met de zesde rib heeft toegebracht) door opzettelijk de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen of dicht te drukken, althans uitwendig mechanisch geweld (in de zin van samendrukkend en/of meermalen (hevig botsend) geweld) op de hals van die [slachtoffer] uit te oefenen en/of tape strak om de hals en/of mond en/of neus van die [slachtoffer] te wikkelen en/of te slaan tegen de hals van die [slachtoffer] en/of door op/tegen de borst en/of rug van die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal (gewelddadige) (andere) handelingen(en) te verrichten en/of aan te wenden, terwijl dit de dood tengevolge heeft gehad.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair impliciet primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 mei 2006 te Schiedam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk uitwendig mechanisch geweld in de zin van samendrukkend en/of meermalen hevig botsend geweld op de hals van die [slachtoffer] uitgeoefend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het zeer wel mogelijk is dat de verdachte het slachtoffer niet heeft gewurgd, "zoals", aldus de raadsman, "de recherche in haar onderzoek wil doen geloven". Hij heeft betoogd dat het op basis van de verklaring, die de arts en patholoog G. van Ingen op 5 oktober 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, veeleer aannemelijk is dat de dood van het slachtoffer, met wie de verdachte, zoals hij heeft verklaard, in een met vallen en opstaan gepaard gaande worsteling verwikkeld was geraakt, is te wijten aan een combinatie van factoren. In dit verband heeft de raadsman de eveneens bij de gerechtelijke sectie geconstateerde gebroken ribben enerzijds en het door de verdachte omwikkelen van de hals met tape alsmede het in de hals opgetreden letsel anderzijds genoemd, op grond waarvan tevens aannemelijk moet worden geacht dat het slachtoffer op het moment dat de verdachte diens woning verliet, zoals laatstgenoemde ook heeft verklaard, nog in leven was. In dit standpunt is het meest wezenlijke argument gelegen voor de stelling van de raadsman dat niet valt te bewijzen dat de verdachte met het voor doodslag vereiste opzet heeft gehandeld. Een contra-indicatie voor het aanwezig geweest zijn van dat opzet is volgens de raadsman ook gelegen in het feit dat de verdachte een mes met tape aan een tafelpoot had bevestigd teneinde, naar hij heeft aangegeven, het slachtoffer, wiens handen en enkels door hem eveneens met (onder meer) tape waren omwikkeld en aldus waren samengebonden, de mogelijkheid te bieden zichzelf te bevrijden.
Het hof overweegt dienaangaande het navolgende.
Naar uit het tot bewijs gebezigde deskundigenrapport van de arts en patholoog G. van Ingen - nader te noemen: de patholoog - blijkt, zijn bij de sectie op het lijk van het slachtoffer de in de samenvatting van dat rapport onder B1 en B2 genoemde en onder de bevindingen inzake de inwendige schouwing nader onder punt 30 omschreven letsels in de hals vastgesteld. Dit betreffen bloeduitstortingen links en rechts in de weke delen van de hals (B1) en een breuk van zowel de beide bovenste hoornen van het strottenhoofd als de beide grote hoornen van het tongbeen (B2), welke letsels wijzen op de inwerking van uitwendig mechanisch geweld op de hals, in de zin van samendrukkend en/of eventueel meermalen hevig botsend geweld. De geweldsinwerking, die deze letsels tot gevolg heeft gehad, kan, zo luidt de in het rapport neergelegde conclusie van de patholoog, het overlijden zonder meer verklaren.
In bedoeld deskundigenrapport - hierna ook wel aan te duiden als: het obductieverslag - valt daarnaast onder meer te lezen:
"Deze letsels lijken niet verklaarbaar door strak omsnoeren met tape [...]. Volgens ontvangen gegevens was de omwikkeling van de hals door de tape strak. Hoewel zeer strakke omwikkeling van de hals met tape verstikking kan opleveren, heeft ondergetekende in het onderhavige geval de tape niet met eigen ogen rond de hals zien zitten, en is daarom geen uitspraak door mij mogelijk over het effect van de omwikkeling van de hals met tape. De letsels sub B1, 2 lijken niet verklaarbaar op basis van uitsluitend strakke omwikkeling van de hals met tape"1.
De patholoog is op 5 oktober 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam als getuige-deskundige gehoord en heeft toen onder meer het navolgende verklaard:
"De botletsels B2 waren zowel links als rechts en bovendien iets verder naar achteren. Dit kan niet door één val zijn veroorzaakt. Door het botsende geweld van bijvoorbeeld een val zou je aan één kant letsel zien [...]. Als beide hoornen [hof: de beide bovenste hoornen van het strottenhoofd] zijn gebroken dan kan dat theoretisch door meerdere vallen zijn ontstaan. Dat zou dan wel erg toevallig zijn want dan moet je in ieder geval 2 keer vallen en precies aan beide kanten die plekken in de hals raken. Ik acht dat niet waarschijnlijk. Waarschijnlijker is het dat dit soort letsel door samendrukkend of omsnoerend geweld is ontstaan"2.
"Deze breuken [hof: van de beide grote hoornen van het tongbeen] passen bij samendrukkend geweld. Zoals ik net heb uitgelegd, is het theoretisch mogelijk of valt het niet uit te sluiten dat dit letsel door meerdere vallen is ontstaan. Deze breuken kunnen niet door één val zijn ontstaan"3.
"De tape [hof: rond de hals van het slachtoffer] zoals ik die heb gezien op de foto's van het slachtoffer lijkt mij een dermate diffuse kracht te geven dat die tape geen goede verklaring vormt voor de breuken in het strottenhoofd en het tongbeen"4.
"Mr. Timmermans vraagt mij of de gebroken ribben en de tape om de hals kunnen hebben bijgedragen aan verstikking. Als de omwikkeling van de hals heel strak was, dan zal dat op zichzelf zondermeer het overlijden tot gevolg hebben. De gebroken ribben kunnen de ademhaling bemoeilijken, maar zijn onvoldoende om het overlijden te verklaren. De combinatie van beide kan tot het overlijden van het slachtoffer hebben geleid. Bijvoorbeeld als de tape iets minder strak zat dan zullen de gebroken ribben aan de verstikking hebben bijgedragen [...]. U vraagt mij wat de tekenen van verstikking zijn. Afhankelijk van de hoeveelheid druk en de afknelling van aders of slagaders kan er bloedrijkdom in het hoofd of de hals ontstaan, eventueel met bloedinkjes. De tekenen van verstikking zijn echter erg variabel en niet 100% specifiek voor verstikking. Het gelaat van het slachtoffer vertoonde tekenen van stuwing. Verschillende delen van het hoofd, zoals de schedelhuid, de schedelbeenderen, het bindvlies van de ogen en de lippen, waren bloedrijk. Dit is een indicatie dat de hoeveelheid bloed in het hoofd groter was dan normaal. Er was relatief meer instroom dan uitstroom van bloed. Deze tekenen vind je bij meer vormen van overlijden dan alleen bij verstikking, maar in het onderhavige geval werden ook letsels gevonden die tekenen zijn van geweldsinwerking die verstikking tot gevolg kunnen hebben. Ik bedoel dan de bloeduitstortingen en de breuken die bij inwendig onderzoek in de hals zijn gevonden"5.
Het hof begrijpt een en ander, in onderling verband en samenhang bezien en mede in het licht van hetgeen van het obductieverslag tot bewijs is gebezigd, als volgt.
De bij de gerechtelijke obductie door de patholoog waargenomen letsels - bestaande uit bloeduitstortingen links en rechts in de weke delen van de hals, alsmede breuken van de beide bovenste hoornen van het strottenhoofd en van de beide grote hoornen van het tongbeen - kunnen verstikking tot gevolg hebben. Verstikking kan evenzeer optreden als gevolg van een zeer strakke omwikkeling van de hals met tape dan wel een minder strakke omwikkeling in combinatie met de eveneens bij de gerechtelijke obductie geconstateerde gebroken ribben. Hoewel de omwikkeling van de hals met tape
- afhankelijk van de vraag hoe strak deze omwikkeling was: al dan niet in combinatie met de gebroken ribben - tot verstikking kan leiden, kan die omwikkeling op zichzelf, ook al zou deze strak zijn geweest, evenwel geen goede verklaring voor bedoelde letsels bieden. Naast het omwikkelen van de hals met tape is derhalve sprake geweest van een inwerking van uitwendig mechanisch geweld op de hals. Die geweldsinwerking heeft bedoelde letsels tot gevolg gehad. Het overlijden kan daaruit zonder meer worden verklaard. Dit uitwendig mechanisch geweld heeft, afgaande op het obductieverslag, bestaan uit samendrukkend en/of eventueel meermalen hevig botsend geweld. Mitsdien kunnen, gezien het gebruik van de term "meermalen", de bewuste letsels niet door één val zijn veroorzaakt. Dit is door de patholoog ook op een meer expliciete wijze bij de rechter-commissaris voornoemd aangegeven. Uit diens verklaring van 5 oktober 2009 komt voorts naar voren dat het - zoals ook al uit het gebruik van de term "eventueel" in het obductieverslag valt af te leiden - het meest waarschijnlijk is dat de geweldsinwerking, die tot meerbedoelde letsels heeft geleid, uit samendrukkend geweld heeft bestaan. Hoewel niet valt uit te sluiten dat deze letsels (mede) het gevolg van meermalen hevig botsend geweld zijn, wordt dit door de patholoog minder waarschijnlijk geacht. De gedachte, dat dit - minder waarschijnlijk te achten - meermalen hevig botsend geweld uit het meermalen vallen van het slachtoffer zou kunnen hebben bestaan, wordt als slechts een theoretische mogelijkheid geduid. Dat bij het slachtoffer - zoals vereist om die gedachte tot méér dan een theoretische mogelijkheid te maken - door minimaal twee vallen "precies aan beide kanten die plekken in de hals" zijn geraakt, waardoor de bloeduitstortingen zowel links als rechts in de weke delen van de hals en de breuken van de beide bovenste hoornen van het strottenhoofd alsmede de beide grote hoornen van het tongbeen zijn veroorzaakt, is door dan wel namens de verdachte ook niet gesteld en overigens geenszins aannemelijk geworden.
De geweldsinwerking die het overlijden van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad - te weten uitwendig mechanisch geweld op de hals, in de zin van samendrukkend en/of eventueel meermalen hevig botsend geweld - moet aldus naar het oordeel van het hof uit (een) zodanige gedraging(en) van de verdachte hebben bestaan, dat deze gedraging(en) naar zijn/hun uiterlijke verschijningsvorm kan/kunnen worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich - minst genomen - willens en wetens heeft blootgesteld aan de naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Dit houdt in dat
- minst genomen - het opzet van de verdachte in voorwaardelijke zin op de dood van het slachtoffer was gericht, waaraan niet kan afdoen hetgeen door de raadsman in dit verband voor het overige naar voren is gebracht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair impliciet primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het slachtoffer, een 82 jaar oude man, is in diens eigen woning, waar hij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen, door de verdachte met geweld om het leven gebracht. De toestand waarin de politie het slachtoffer, na door diens buurman te zijn gealarmeerd, heeft aangetroffen, valt niet anders dan als mensonterend te omschrijven: naast het hem fataal geworden, door de verdachte toegebrachte letsel, was hij onder meer zwaar gehavend in zijn gelaat, waren zijn benen ter hoogte van de enkels met een maillot en tape aan elkaar gebonden, waren zijn handen vermoedelijk samengebonden geweest
- hetgeen door de verdachte overigens ook is bevestigd - met (het koord van) een fleece muts en ruim 10 meter tape, was zijn hals en de onderste helft van zijn hoofd omwikkeld met bijna 6 meter tape - die, evenals de overige door de verdachte gebruikte tape, een breedte van circa 5 centimeter had - en was hij met ontkleed onderlichaam achtergelaten. Verwondingen, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat dit hoogbejaarde slachtoffer zich nog tegen het door de verdachte op hem uitgeoefende geweld heeft kunnen verweren, werden niet aangetroffen. De verdachte heeft het slachtoffer aldus niet alleen het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen, maar ook overigens op een gruwelijke en mensonwaardige wijze behandeld. Mede gelet op de leeftijd en de door getuigen als zachtaardig, vriendelijk en vredelievend omschreven natuur van het veelal ook als een eenzame man getypeerde slachtoffer - is niet voor discussie vatbaar dat het door de verdachte gepleegde misdrijf, dat op zich al één van de zwaarste delicten is die de Nederlandse samenleving kent, ook vanwege de omstandigheden waaronder dat is begaan een voor de Nederlandse rechtsorde buitengewoon schokkend karakter draagt. Daar komt bij dat uit de voorhanden processtukken is gebleken dat de verdachte, zoals ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gesteld, in Litouwen meermalen is veroordeeld ter zake van door hem gepleegde strafbare feiten, waaronder een tweetal ernstige geweldsdelicten. De detentie, welke hij uiteindelijk voor beide laatstbedoelde delicten heeft moeten ondergaan, werd, naar de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, eind 2005 beëindigd. Slechts enkele maanden nadien heeft hij zich schuldig gemaakt aan de thans bewezen verklaarde doodslag.
Dat alles in aanmerking genomen, kan naar het oordeel van het hof slechts worden volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zoals nader in het dictum van dit arrest te bepalen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in detentie in Polen ingevolge het Nederlands verzoek om overlevering, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 mei 2010.
Mr. T.J.P. van Os van den Abeelen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, NFI-zaaknummer 2006.05.24.018, Sectie nummer 2006-193/I013, op 25 september 2006 opgemaakt en ondertekend door G. van Ingen, arts en patholoog, beëdigd als vast gerechtelijk deskundige, inzake de door hem op 26 mei 2006 verrichte uit- en inwendige schouwing op het lijk van [slachtoffer], bladzijde 9 onder "Epicrise".
2 Het door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam, mr. W.J. Geurts-de Veld en de griffier D.E. Simons opgemaakte en ondertekende proces-verbaal inzake de door de arts en patholoog G. van Ingen op 5 oktober 2009 afgelegde verklaring, bladzijde 2, derde tekstblok.
3 Het in noot 2 genoemde proces-verbaal, bladzijde 2, vijfde tekstblok.
4 Het in noot 2 genoemde proces-verbaal, bladzijde 3, eerste tekstblok.
5 Het in noot 2 genoemde proces-verbaal, bladzijde 3, tweede en derde tekstblok.