Rolnummer: 22-004956-09
Parketnummer: 12-700033-09
Datum uitspraak: 29 april 2010
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 28 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Soedan) op [geboortedag] 1970,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zuid West, Huis van Bewaring "De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2009 te Terneuzen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes in het (boven)lichaam heeft gestoken en/of met dat/een mes (een) stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en die [slachtoffer] daarbij in het (boven)lichaam heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover terzake het onder 1 tenlastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 1 februari 2009 te Terneuzen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, (te weten een spuitende slagader en/of een doorboring van de middenkwab van de rechter long, in elk geval longletsel), heeft toegebracht, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes in het (boven)lichaam te steken en/of met dat/een mes (een) stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] te maken en die [slachtoffer] daarbij in het (boven)lichaam te raken;
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair tenlastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 1 februari 2009 te Terneuzen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes in het (boven)lichaam heeft gestoken en/of met dat/een mes (een) stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en die [slachtoffer] daarbij in het (boven)lichaam heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair tenlastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 1 februari 2009 te Terneuzen, opzettelijk en met voorbedachten, althans opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes in het (boven)lichaam gestoken en/of met dat/een mes (een) stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] gemaakt en die [slachtoffer] daarbij in het (boven)lichaam geraakt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, (te weten een spuitende slagader en/of een doorboring van de middenkwab van de rechter long, in elk geval longletsel), in elk geval enig lichamelijk letsel heeft bekomen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij alsmede ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen is beslist als in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
Op de bewakingsbeelden, die op 1 februari 2009 in Terneuzen zijn opgenomen door ter plaatse aanwezige vaste bewakingscamera's van de binnenstad van Terneuzen,1 is te zien dat het slachtoffer en de verdachte op die dag rond 5.03 uur elkaar duwen en aan elkaar trekken. Omstreeks 5.04 uur is te zien dat de verdachte zich bukt en met zijn hand naar zijn sok reikt.2 Getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de verdachte een mes uit zijn sok haalde.3 Vervolgens is op de bewakingsbeelden te zien dat de verdachte rond 5.08 uur van het slachtoffer weg loopt en zich verderop in de straat, deels achter een paal, opstelt. Vervolgens loopt de verdachte terug in de richting van het slachtoffer. Wanneer hij bij het slachtoffer aankomt, maakt de verdachte met zijn hand - waarin op dat moment een lang voorwerp te zien is - een stekende beweging in de richting van dat slachtoffer.4 Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij de verdachte met een mes heeft zien zwaaien.5 Vervolgens is op de beelden te zien hoe de verdachte - het langwerpig voorwerp in de rechterhand houdend - rustig wegloopt.6 Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat op het moment dat hij zag dat de verdachte zich verwijderde, het slachtoffer zijn T-shirt uittrok, waarbij [getuige 1] zag dat het slachtoffer bloed op zijn buik had.7 Getuige [getuige 5] heeft eveneens verklaard dat het slachtoffer zijn T-shirt uittrok, dat hij onder het bloed zat en dat hij vervolgens in elkaar zakte. Zij zag dat het slachtoffer zijn handen op de borst duwde. Toen deze getuige de handen van het slachtoffer van diens borst haalde, vloeide er een aanzienlijke hoeveelheid bloed uit diens borst. [getuige 5] heeft hierop het
T-shirt uit de handen van het slachtoffer gepakt en daarmee op diens borst gedrukt, teneinde het bloeden te stelpen.8 Het slachtoffer is door de Afdeling Spoedeisende Hulp van het ZorgSaam Ziekenhuis te Terneuzen doorverwezen naar het Universitair Ziekenhuis te Gent alwaar bij een operatie werd vastgesteld dat ten gevolge van een messteek een kleine scheur was opgetreden ter hoogte van de middenkwab van de rechterlong, alsmede dat de slagader aan de binnenkant van de thoraxwand (mammaria interna) ten gevolge van die messteek was doorgesneden.9 De lengte van de steekwond bedroeg 12 cm; naar beneden gericht.10Er was specialistische spoedhulp nodig om het leven van het slachtoffer te redden.11
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de verdachte nadien tegen haar heeft gezegd dat het niet zijn bedoeling was 'dit' te doen, daarbij een stekende beweging met zijn hand makend.12 Tegenover getuige van der Plas heeft de verdachte gezegd dat hij spijt had dat hij '[naam]' (het hof begrijpt: [slachtoffer]) had neergestoken, dat het niet zijn bedoeling was geweest het slachtoffer dood te steken en dat hij hem slechts 'een lesje' had willen leren.13
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft - overeenkomstig aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte requisitoir - geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. In de kern weergegeven heeft zij gerequireerd dat op grond van de camerabeelden, zoals ter terechtzitting waargenomen, alsmede de zich in het dossier bevindende verklaringen van verschillende getuigen, de medische informatie betreffende het letsel van het slachtoffer, alsmede de verklaringen die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Tussen het tevoorschijn halen van het mes en het neersteken van het slachtoffer is voldoende tijd geweest waarin de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat zich in het menselijk bovenlichaam vitale organen bevinden bij het uitvallen waarvan de betreffende persoon kan komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. In de kern weergegeven heeft hij - overeenkomstig de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitnotities - het volgende aangevoerd:
- geen van de getuigen heeft het tenlastegelegde delict waargenomen;
- tussen het moment dat de getuigen een mes zouden hebben waargenomen en de vermeende steekpartij zit een tijdspanne van ongeveer vijf minuten in welke tussentijd niemand heeft gezien dat de verdachte een mes in handen had;
- Getuige [getuige 4] heeft als enige verklaard dat hij de verdachte met een mes heeft zien zwaaien. Zijn beschrijving van het mes is zo uitvoerig dat het heel goed mogelijk is dat deze getuige zelf degene is geweest die het slachtoffer met dat mes heeft gestoken. Dit zou op een eerder moment kunnen zijn gebeurd, waarna het slachtoffer pas na enkele minuten op enige afstand van die [getuige 4] ineen is gezakt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij een mes in handen heeft gehad en dat hij het slachtoffer met dat mes heeft gestoken.
Het hof is van oordeel dat op grond van de hiervoor vermelde vastgestelde feiten en omstandigheden, te weten hetgeen op de bewakingsbeelden is te zien, de verklaringen van de ter plaatse aanwezige getuigen, de medische informatie, alsmede de verklaringen van [getuige 5] en [getuige 6] dat de verdachte tegen hen heeft gezegd dat hij het slachtoffer heeft gestoken, wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op enig moment een mes heeft gepakt en met dat mes het slachtoffer heeft gestoken. Ten gevolge van die steekwond met een diepte van 12 cm is een levensbedreigende situatie voor het slachtoffer ontstaan.
Het is slechts aan de adequate reactie van omstanders ter plaatse en aan de specialistische hulp in het ziekenhuis te danken dat het slachtoffer niet aan de gevolgen van de steekwond is overleden.
Gelet op de tijdspanne tussen het pakken van het mes en het neersteken van het slachtoffer - blijkens de tijdweergave van de bewakingsbeelden een kleine vijf minuten - en de omstandigheid dat de verdachte kort voor het neersteken eerst van het slachtoffer is weggelopen om even later naar het slachtoffer terug te lopen en hem te steken, is naar het oordeel van het hof genoegzaam vast komen staan dat de verdachte tijd heeft gehad zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn handelen en zich daarvan rekenschap te geven. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat [getuige 4] het slachtoffer op een eerder moment zou kunnen hebben neergestoken, waarna het slachtoffer pas later in elkaar is gezakt. Immers niet alleen heeft geen van de getuigen gezien of verklaard dat die [getuige 4] een mes bij zich had of met een mes gestoken heeft, maar ook overigens is hiervoor geen enkel aanknopingspunt te vinden in het dossier; dit door de verdediging mogelijk geachte scenario is dan ook volstrekt onaannemelijk naar het oordeel van het hof.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2009 te Terneuzen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in voetnoten zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair bewezenverklaarde: Poging tot moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord door - na aanvankelijk agressief handelen van het slachtoffer jegens de verdachte - op het slachtoffer toe te lopen en met een mes in het bovenlichaam van het slachtoffer te steken. Vervolgens is de verdachte weggelopen en heeft het slachtoffer levensgevaarlijk gewond achtergelaten. Aldus heeft de verdachte op een uiterst grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Delicten als de onderhavige, gepleegd op de openbare weg in aanwezigheid van andere mensen, dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de van het vonnis deel uitmakende beslissing van de eerste rechter ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal worden bevestigd.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen mes staat niet vast dat het feit daarmee is gepleegd. Het hof zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie mes toebehoort.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals een sporttas met verschillende kledingstukken en een GSM telefoon, merk Samsung zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van
EUR 23.969,78, waarvan EUR 16.334,88 wegens materiële schade en EUR 7.634,90 wegens immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de van het vonnis deel uitmakende beslissing van de eerste rechter ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij zal worden bevestigd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve wat betreft het materiële deel worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er eveneens immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich voor wat betreft het immateriële deel - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 3.000,00.
Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij voorzover deze ziet op de geleden immateriële schade niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 19.334,88 aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring van 1 mes ten behoeve van de rechthebbende.
Gelast de teruggave van 1 sporttas met verschillende kledingstukken en 1 GSM, merk Samsung aan de verdachte.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van EUR 19.334,88 (negentienduizend driehonderdvierendertig euro en achtentachtig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering inzoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 19.334,88 (negentienduizend driehonderdvierendertig euro en achtentachtig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 131 (honderdeenendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door
mr. C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen,
mr. G.J.W. van Oven en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. A.M.F.F. van Rede-van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 april 2010.
1 Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 01022009.0312.AMB, d.d. 1 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], betreffende het veiligstellen van de camerabeelden opgenomen op
1 februari 2009 tussen 0.4.45 en 05.30 uur door middel van het vaste cameratoezicht in de binnenstand van Terneuzen.
2 De eigen waarneming van het hof naar aanleiding van het bekijken van de bewakingsbeelden ter terechtzitting in hoger beroep van
16 april 2010.
3 Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 050209.0917.1037.GET, d.d. 5 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], inhoudende de op 5 februari 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van getuige [getuige 1];
Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 010209.1540.0424G, d.d. 1 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], inhoudende de op 1 februari 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van getuige [getuige 2];
Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 0302041225.0421.GET, d.d. 4 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[verbalisant 2] en [verbalisant 5], inhoudende de op 4 februari 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van getuige [getuige 3].
4 De eigen waarneming van het hof naar aanleiding van het bekijken van de bewakingsbeelden ter terechtzitting in hoger beroep van
16 april 2010.
5 Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 17 juli 2009, inhoudende de op 17 juli 2009 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [getuige 4].
6 De eigen waarneming van het hof naar aanleiding van het bekijken van de bewakingsbeelden ter terechtzitting in hoger beroep van
16 april 2010.
7 Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 010209.tijd.1733.GET, d.d. 1 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[verbalisant 6] en [verbalisant 2], inhoudende de op 1 februari 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van getuige [getuige 1];
8 Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 0902021300.0421, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5]en [verbalisant 6], inhoudende de op 2 februari 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van getuige [getuige 5].
9 Brief van het ZorgSaam Ziekenhuis te Terneuzen d.d. 31 juli 2009 opgesteld en ondertekend door A.F.M. Derom, chirurg.
10 Brief van het universitair Ziekenhuis Gent d.d. 25 juni 2009, opgesteld en ondertekend door dr. B. Jacobs.
11 Brief d.d. 29 juli 2009, opgesteld en ondertekend door
J. Frencken, forensisch geneeskundige.
12 Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 0902051350.0421GET, d.d. 5 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[verbalisant 2] en [verbalisant 5], inhoudende de op 5 februari 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van getuige [getuige 5], p. 126.
13 Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 2009008963-19, d.d. 3 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7]en [verbalisant 8], inhoudende de op 2 februari 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van getuige [getuige 6], p. 133.