ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8627

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006189-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachte rade door verdachte met messteken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan moord. De verdachte heeft op 9 maart 2009 in Hoogvliet, gemeente Rotterdam, het slachtoffer met opzet en met voorbedachte rade van het leven beroofd door hem meermalen met een mes in de nek, zij en lies te steken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes drie verwondingen heeft toegebracht aan het slachtoffer, wat leidde tot diens overlijden. De verdachte heeft het verweer van noodweer-exces en putatief noodweer verworpen, omdat er geen bewijs was dat de verdachte zich moest verdedigen tegen een wederrechtelijke aanranding. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte als aanvallend moesten worden gekwalificeerd. De verdachte is eerder veroordeeld voor een levensdelict, wat meegewogen is in de strafmaat. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaren, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006189-09
Parketnummer: 10-700098-09
Datum uitspraak: 22 juni 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
GBA-adres: [adres 1]
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 juni 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 maart 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals en/of zij en/of lies, althans in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 maart 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals en/of zij/lies, althans in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast op basis van wettige bewijsmiddelen.
Op 9 maart 2009 is de verdachte op enig moment gebeld door [medeverdachte 1]. In dit telefoongesprek is aan de verdachte gevraagd mee te gaan naar het huis van [getuige] aan de [adres 2] te Rotterdam1, waar [slachtoffer] op dat moment tijdelijk verbleef.2 [medeverdachte 1] heeft tijdens dat telefoongesprek aan de verdachte gevraagd wat hij wist over hetgeen was voorgevallen tussen de meiden (het hof begrijpt: [betrokkene 1] en [betrokkene 2]) en [slachtoffer] en de verdachte heeft vervolgens gezegd dat er diezelfde middag wat was geweest.3 De verdachte trof vervolgens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enige tijd later bij de woning van [betrokkene 1]. Van daaruit zijn de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [getuige] aan de [adres 2] te Rotterdam gegaan.4 [medeverdachte 1] had een honkbalknuppel bij zich.5 De verdachte droeg twee messen bij zich in zijn jas.6 Bij de woning van [getuige] aangekomen, werd er aangebeld bij de voordeur. [slachtoffer] deed de deur open.7 [medeverdachte 1] liep meteen naar binnen en sloeg [slachtoffer] in de hal van de woning met de honkbalknuppel.8 De verdachte pakte één van de messen die hij bij zich droeg9 en stak in de gang van de woning [slachtoffer] meerdere malen in het lichaam.10 [slachtoffer] liep vervolgens naar de woonkamer en ging op de bank zitten. De verdachte volgde hem naar de woonkamer en zei tegen [getuige] die daar aanwezig was: "bel een ziekenwagen want je vriend gaat dood".11 [slachtoffer] overleed later die nacht in het ziekenhuis als gevolg van weefselschade door bloedverlies ten gevolge van meervoudige steekletsels. Deze letsels bestonden uit een doorsteekkanaal van circa 6 centimeter in zijn nek, een steekkanaal van circa 17 centimeter met een insteek van rechts aan de borst door het middenrif en de lever, en een steekkanaal van circa 17 centimeter in de rechterlies door de spieren tot net achter de onderste holle aders waar enkele aftakkingen waren doorgesneden.12
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 09 maart 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes, in de nek en zij en lies gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op grond van de feiten en omstandigheden die in de hiervoor - in de voetnoten - weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - verkort en zakelijk weergegeven - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, nu geen sprake is geweest van voorbedachte raad. De verdachte heeft [slachtoffer] weliswaar geraakt met zijn mes, maar niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de tijd en gelegenheid heeft gehad voor kalm beraad en rustig overleg. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld; hij is niet planmatig te werk is gegaan.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt te dien aanzien als volgt.
Vast staat dat de verdachte naar de woning aan de [adres 2] te Rotterdam is meegegaan, terwijl hij wist van een bestaand conflict met het slachtoffer. Vrijwel direct na het binnengaan van bedoelde woning heeft de verdachte één van zijn messen uit zijn jas gehaald en het slachtoffer daarmee meermalen gestoken. De verdachte heeft met het mes drie verwondingen toegebracht, iedere verwonding in een ander deel van het lichaam van die [slachtoffer] en heeft dusdoende in drie verschillende delen van het lichaam van [slachtoffer] vitale structuren geraakt.
De verdachte heeft daarmee naar het oordeel van het hof uitgevoerd waartoe hij bereid was en waarop hij zich had voorbereid en het hof is op grond van deze gang van zaken van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld. Hij heeft de tijd gehad zich te beraden op het genomen besluit zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - verkort en zakelijk weergegeven- betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer en hij daarom ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. De verdachte heeft met zijn mes een zwaaiende beweging gemaakt nadat het slachtoffer een armbeweging had gemaakt. De verdachte was er daardoor van overtuigd dat het slachtoffer een wapen bij zich droeg, reden waarom hij kon en mocht aannemen dat hij door het slachtoffer ogenblikkelijk en wederrechtelijk zou worden aangerand en dat hij zichzelf en/of anderen moest verdedigen.
Zoals eerder is overwogen, is het hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer] met een mes meermalen heeft gestoken.
De verklaring van de verdachte over een armbeweging van het slachtoffer die zou hebben geduid op de aanwezigheid bij het slachtoffer van een wapen, wordt buiten de eigen verklaring van de verdachte ter zake niet door enig ander zich in het dossier bevindend bewijsmiddel ondersteund. Dat de verdachte zich zelf of anderen heeft moeten verdedigen tegen enige wederrechtelijke aanranding is niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt het verweer.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, stelt het hof vast dat het bewezenverklaarde oplevert:
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft - verkort en zakelijk weergegeven - betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep op noodweer-exces, dan wel op putatief noodweer en in ieder geval op afwezigheid van alle schuld toekomt.
Als zou worden aangenomen dat de verdachte zich het gevaar afkomstig van de kant van [slachtoffer] heeft ingebeeld, dan is sprake van verontschuldigbare dwaling, hetgeen blijkt uit het feit dat de verdachte altijd stellig is geweest in zijn verklaring dat hij een wapen heeft gezien.
Het hof verwerpt de respectieve verweren.
Naar het oordeel van het hof kunnen de beroepen niet worden aanvaard omdat de gedragingen van de verdachte, zoals die naar het oordeel van het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast zijn komen te staan zoals hiervoor overwogen, noch op grond van de bedoeling van de verdachte noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen kunnen worden aangemerkt als verdedigend, maar - naar de kern bezien - als aanvallend.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad met drie messteken van het leven beroofd.
Moord, het opzettelijk en doelbewust vernietigen van een mensenleven, is één van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. Met het plegen van dit feit heeft verdachte aan [slachtoffer] het meest kostbare dat een mens bezit, zijn leven, ontnomen.
Naast het verdriet dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan, brengen dergelijke gewelddadige feiten in de samenleving verbijstering en gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
In het nadeel van de verdachte heeft voorts te gelden dat de verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 mei 2010 - in juni 2000 reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, voor het plegen van een levensdelict dat is gekwalificeerd als doodslag. Gebleken is dat ook toen het slachtoffer met messteken om het leven is gebracht. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich wederom aan een dergelijk strafbaar feit schuldig te maken.
De verdachte heeft niet mee willen werken aan enige vorm van onderzoek door gedragsdeskundigen ter beantwoording van vragen naar de mogelijke oorzaak van het handelen van de verdachte in dezen en de mogelijkheid van behandeling ter voorkoming van herhaling in de toekomst. Tegen die achtergrond rest het hof niets anders dan het opleggen aan de verdachte van een zeer langdurige gevangenisstraf teneinde de maatschappij gedurende lange tijd te beschermen tegen de verdachte.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 juni 2010.
[op deze plaats zijn in het getekende arrest de vindplaatsen van de gebezigde bewijsmiddelen weergegeven]