ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8553

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-09-00401
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid wegens te late betaling griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 juni 2010 uitspraak gedaan op het verzet van mevrouw [belanghebbende] tegen een eerdere uitspraak van 16 oktober 2009. In die eerdere uitspraak was belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende heeft in verzet aangevoerd dat zij geen kennisgeving van de aangetekende nota had ontvangen en pas op 5 september 2009, na ontvangst van een afschrift, het griffierecht op 17 september 2009 heeft betaald.

Het Hof heeft vastgesteld dat de termijn voor betaling van het griffierecht vier weken bedraagt, beginnend op de dag na verzending van de nota. De nota was op 30 juli 2009 aangeboden, maar niet afgehaald, en is op 26 augustus 2009 geretourneerd. De griffier heeft de nota vervolgens op 3 september 2009 per gewone post verzonden. Het Hof concludeert dat belanghebbende in verzuim is geweest, omdat het griffierecht uiterlijk op 25 augustus 2009 betaald had moeten zijn.

De beoordeling van het verzet leidde tot de conclusie dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat belanghebbende de kennisgeving van de aanbieding van de aangetekende nota niet heeft ontvangen. Het Hof verklaart het verzet ongegrond en bevestigt de eerdere uitspraak. De uitspraak is gedaan op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De belanghebbende kan binnen zes weken na deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00401
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 16 juni 2010
op het verzet van mevrouw [belanghebbende] te [Z] tegen na te noemen uitspraak.
Uitspraak en verzet
1.1. Belanghebbende is in verzet gekomen tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de tweede enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 16 oktober 2009 waarbij belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard omdat het in hoger beroep verschuldigde griffierecht niet is betaald.
1.2. Een mondelinge behandeling van het verzet heeft niet plaatsgehad. Belanghebbende heeft het Hof per fax op 19 mei 2010 bericht bij de mondelinge behandeling die was vastgesteld op 19 mei 2010 niet aanwezig te zullen zijn en heeft daarbij niet om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht.
Standpunt belanghebbende
De gemachtigde van belanghebbende heeft aangevoerd geen kennisgeving van een aangetekend stuk met betrekking tot de nota griffierecht te hebben ontvangen en eerst kennis te hebben gekregen van de door het Hof verzonden nota nadat een afschrift daarvan bij brief van 3 september 2009 door de griffie van het Hof per gewone post aan hem is gezonden. Hij heeft laatstgenoemde brief ontvangen op 5 september 2009 en heeft daarna het griffierecht betaald op 17 september 2009.
Beoordeling van het verzet
3.1. De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht.
3.2. De bij aangetekend schrijven verzonden nota waarbij belanghebbende is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht is ter post bezorgd op 28 juli 2009. De nota is verzonden aan [A] aan het adres [a-straat 1] te [0000 XX] [Z].
Belanghebbende heeft [A] als haar gemachtigde vermeld in het hoger beroepschrift.
3.3. Op 27 augustus 2009 is de enveloppe met de nota ongeopend ter griffie ontvangen. Het Hof leidt uit de door de griffier op de site van TNT Post ingewonnen informatie - die in het dossier is gevoegd - alsmede uit de aantekeningen van TNT Post op de enveloppe, af dat de enveloppe met de nota op 30 juli 2009 door de besteller van TNT Post is aangeboden op het vorenvermelde adres, dat hij op 30 juli 2009 geen gehoor heeft gekregen op dat adres, dat hij aldaar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de enveloppe op het postkantoor [P] kon worden afgehaald en dat de enveloppe met de nota, nadat deze niet op dat postkantoor is afgehaald, door TNT Post op 26 augustus 2009 is geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. Vervolgens heeft de griffier de brief bij gewone post op 3 september 2009 verzonden aan meergenoemd adres.
3.4. Blijkens door de griffier van de gemeente Rotterdam ontvangen schriftelijke inlichtingen, gedagtekend 7 september 2009 staat [A] sinds 27 mei 2003 in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het adres waaraan de nota is gezonden.
3.5. Het griffierecht diende uiterlijk op 25 augustus 2009 ter griffie van het Gerechtshof te zijn gestort, ofwel door contante betaling, ofwel door bijschrijving op de bankrekening die op de nota is vermeld. Uit de administratie van het Gerechtshof blijkt dat het verschuldigde griffierecht op 17 september 2009 is voldaan. Het griffierecht is derhalve te laat betaald.
3.6. Het Hof acht, gelet op de hiervoor weergegeven gang van zaken omtrent de uitreiking van de enveloppe met de nota griffierecht en de gegevens uit de bevolkingsadministratie, waaruit blijkt dat het adres van de gemachtigde overeenkomt met het adres waaraan de nota is gezonden, niet aannemelijk dat de kennisgeving van de aanbieding van de aangetekende nota niet door belanghebbende zou zijn ontvangen. Ook overigens komen uit het dossier geen omstandigheden naar voren op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
3.7. Belanghebbende is terecht niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
3.8. Deze uitspraak is gegeven op grond van de artikelen 8:41, leden 1 en 2, en 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede artikel 27l van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. B. van Walderveen, Th. Groeneveld en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 16 juni 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.