ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8442

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003133-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Wurzer
  • B.A. Stoker-Klein
  • S.J.A.M. van Gend
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot alcoholgebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van het overtreden van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, door als bestuurder van een voertuig onder invloed van alcohol te rijden. De tenlastelegging betrof het rijden op 25 april 2009 te Nieuwkoop, waarbij het alcoholgehalte in de adem van de verdachte 1045 microgram per liter bleek te zijn, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 28 uur, een geldboete van EUR 1.000,00, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zwaarder gestraft zou worden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de eerdere veroordeling niet in stand kon blijven.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, te vervangen door 25 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een geldboete van EUR 1.000,00, met een vervangende hechtenis van 20 dagen bij gebreke van betaling. Tevens is de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor een periode van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003133-09
Parketnummer: 09-733851-09
Datum uitspraak: 2 april 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
16 juni 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1951,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
"zij op of omstreeks 25 april 2009 te Nieuwkoop als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1045 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn".
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van achtentwintig uren, subsidiair veertien dagen hechtenis, een geldboete van EUR 1.000,00, subsidiair twintig dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de duur dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 25 april 2009 te Nieuwkoop als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1045 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van achtentwintig uren, subsidiair veertien dagen hechtenis, een geldboete van EUR 1.000,00, subsidiair twintig dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de duur dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormen. Daarnaast is het hof van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 25 (vijfentwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid voor een gedeelte van 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze bijkomende straf wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. B.A. Stoker-Klein en mr. S.J.A.M. van Gend, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 april 2010.
mr. B.A. Stoker-Klein is buiten staat dit arrest te ondertekenen.