ECLI:NL:GHSGR:2010:BM7802

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003324-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs voor medeplegen van geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in Syrië in 1988, was beschuldigd van openlijk geweld tegen een slachtoffer in het toilet van een café in Dordrecht op 27 september 2008. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair geweldpleging, waarbij de verdachte zou hebben samengewerkt met een medeverdachte. Tijdens de zitting heeft het hof vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van medeplegen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, maar het hof oordeelde dat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Het hof wees op de ontoereikendheid van het bewijs en de verklaringen van het slachtoffer, die aangaf dat hij alleen was geduwd door de verdachte. Dit duwen werd door het hof niet als mishandeling gekwalificeerd, omdat het slachtoffer niet had verklaard pijn te hebben ervaren of letsel te hebben opgelopen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003324-09
Parketnummer: 11-712925-08
Datum uitspraak: 21 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 25 juni 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2008 te Dordrecht met een ander of anderen, op een voor het publiek toeganke-lijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten (het herentoilet van) café [naam café] aan de [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [slachtoffer];
Subsidiair: voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten: [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal,
- heeft geduwd tegen het lichaam en/of
- heeft geslagen en/of gestompt in het gezicht, althans tegen het hoofd,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primaire en een werkstraf voor de duur van zestig uren subsidiair dertig dagen hechtenis gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich in het toilet van [naam café] als 'medepleger' heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde, aangezien ontoereikend bewijs voorhanden is voor een zo bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachte [medeverdachte] dat gesproken kan worden van het met verenigde krachten plegen van geweld tegen [slachtoffer], zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is het hof van oordeel dat dit evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden aangezien van medeplegen niet is gebleken en voorts voorzover de verdachte alleen zou hebben gehandeld de aangever [slachtoffer] in zijn tweede verklaring heeft aangegeven dat hij door de Marokkaan (het hof leest: de verdachte) alleen geduwd is. Die duw valt naar het oordeel van het hof niet zonder meer op te vatten als mishandeling te meer nu het slachtoffer, niet expliciet heeft verklaard dat hij door die duw pijn heeft ervaren of letsel heeft opgelopen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. G.J.W. van Oven en mr. M.F.L.M. van der Grinten, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2010.
Mr. M.F.L.M. van der Grinten is buiten staat dit arrest te ondertekenen.