GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.003.467/01
Rolnummer (oud) : 05/1077
Rolnummer rechtbank : 04/638
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 18 mei 2010
[Naam],
wonende te Rotterdam,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. W.P. den Hertog te 's-Gravenhage,
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam.
Het hof heeft in deze zaak op 25 oktober 2007 arrest gewezen. Het verwijst daarnaar voor het procesverloop tot dat arrest. Vervolgens heeft [appellant] een memorie na enquête met producties genomen, waarop de Gemeente bij memorie van antwoord na enquête heeft gereageerd. Ten vervolge daarop heeft [appellant] nog een akte houdende nadere producties na memorie van antwoord na enquête met producties genomen. Daarna heeft de Gemeente bij antwoordakte een reactie ingebracht. Ten slotte heeft de Gemeente kopiestukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Bij voormeld arrest heeft het hof [appellant] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden van het hof dat de door de Gemeente ter uitvoering van de aanschrijving tot woningverbetering ingeschakelde aannemer de volgende werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft geleverd:
a. het verwijderen van begroeiing;
b. het herstellen enz. van de achtergevel;
c. het leveren van materiaal voor een kozijn met raam;
d. het gangbaar maken c.q. aanbrengen van enige ramen en/of deuren;
e. het vernieuwen van beglazing
f. het leveren van enig houtwerk;
g. het aanbrengen tot en met het weghalen van een valbeveiliging;
h. het schilderen van ijzeren hekjes.
Een getuigenverhoor heeft niet plaatsgevonden. [appellant] heeft een schriftelijke verklaring van hemzelf overgelegd, alsmede een verklaring van de eerder door hem ingeschakelde deskundige Hulsebosch, en voorts een aantal kopieën van facturen en van foto's.
2. Met betrekking tot a (verwijderen van begroeiing) heeft [appellant] zijn stelling herhaald dat hij dat zelf heeft gedaan. Ter onderbouwing daarvan heeft hij enige (ongedateerde) kopieën van foto's in het geding gebracht, alsmede een kopie van een factuur van steigerhuur, teneinde te onderbouwen dat de op een foto zichtbare steiger voorafgaand aan de uitvoering van de door de Gemeente opgedragen werkzaamheden aanwezig was. Gelet op het ontbreken van dateringen op de foto's en de onzekerheid of de steiger op de foto de gehuurde steiger is, is het hof van oordeel dat dit onvoldoende betekenis in de schaal legt om het bewijsvermoeden te ontkrachten.
3. Ter zake van b, d, f en h verwijst [appellant] uitsluitend naar de schriftelijke verklaring van Hulsebosch. Deze houdt met betrekking tot b, d en h, niet méér in dan dat deze op 14 maart 2005 heeft geconstateerd dat aan de betreffende elementen geen werkzaamheden waren verricht. Gelet op de omstandigheid dat de werkzaamheden door de aannemer vóór 18 november 2002 waren verricht (en dus meer dan twee jaar te voren), legt deze verklaring, nu daarin een concretisering van deze mededelingen ontbreekt (bijvoorbeeld of en hoe Hulsebosch heeft waargenomen dat er meer dan twee jaar niets is veranderd en wáár niets is veranderd), tegenover het bewijsvermoeden volstrekt onvoldoende gewicht in de schaal. Zo is volgens de factuur van […] het metsel- en voegwerk in de achtergevel hersteld; noch uit de foto's, noch uit de verklaring van Hulsebosch blijkt concreet dat dit niet of onvoldoende hersteld is. De mededeling van Hulsebosch dat de overgelegde rekeningen qua houtmaten en houtsoorten met de bedoelde buitentimmerwerken corresponderen (f), heeft wegens gebrek aan specificatie evenmin voldoende gewicht.
4. Voor het onder c bedoelde kozijn met raam verwijst [appellant] naar de overgelegde rekeningen van een houthandel. Hij verklaart verder dat hij van het raam geen rekening meer bezit. Het hof kan zonder nadere aanwijzingen, die [appellant] niet heeft verstrekt, uit de rekeningen van de houthandel niet afleiden dat het hout voor het betreffende kozijn door [appellant] is betaald; bij gebreke van enig nader bewijs ter zake van het raam zelf blijft ook het bewijsvermoeden dat de aannemer dit heeft geleverd, onaangetast.
5. Over e (vernieuwen van beglazing) verklaart [appellant] dat hij geen tegenbewijs kan leveren, zodat ook terzake het bewijsvermoeden blijft staan. Dat wordt niet anders doordat door de Gemeente en de aannemer niet is gespecificeerd waar de beglazing zou zijn vernieuwd.
6. Inzake g (het aanbrengen en weghalen van valbeveiliging) herhaalt [appellant] dat dat niet is gebeurd, onder verwijzing naar het rapport van Hulsebosch dat valbeveiliging niet nodig was omdat plaatsen van steigers het gebruik van valbeveiliging overbodig maakt. Het herhalen van stellingen en opnieuw verwijzen naar een reeds in beschouwing genomen rapport voegt geen nieuwe gegevens toe, zodat ook op dit punt het bewijsvermoeden onaangetast blijft.
7. De slotsom is dat [appellant] er niet in is geslaagd zodanige twijfel te zaaien aan het bewijsvermoeden dat dit op enig punt niet in stand kan blijven. Dat betekent dat ook de eerste twee grieven niet tot resultaat leiden.
8. Hetgeen [appellant] overigens in zijn akten na het tussenarrest nog naar voren heeft gebracht, geeft het hof geen aanleiding om op zijn overwegingen in het tussenarrest terug te komen. Voor zover [appellant] meent dat het hof over de concrete btw-berekeningen van de Gemeente nog zou moeten beslissen, wijst het hof erop dat [appellant] in zijn memorie van grieven niet heeft geklaagd over het oordeel van de rechtbank op dit punt. Voor een nieuwe grief is in dit stadium van de procedure geen plaats.
9 Het hof concludeert dat het vonnis van de rechtbank dient te worden bekrachtigd. Daarbij past een kostenveroordeling van [appellant].
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 januari 2005;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Gemeente tot op heden vastgesteld op € 291,- aan verschotten en € 4.893,- aan salaris advocaat;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, G. Dulek-Schermers en A.E.A.M. van Waesberghe en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2010 in aanwezigheid van de griffier.