Rolnummer: 22-004225-09
Parketnummers: 09-900720-09 en 09-611753-08 (TUL)
Datum uitspraak: 27 april 2010
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van 18 augustus 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname)
op [geboortedag] 1974,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk een of meerdere perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]),
- (die [slachtoffer 1]) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of tegen het lichaam heeft geduwd en/of - (die[slachtoffer 2]) in het gezicht heeft geslagen en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
In eerste aanleg is de verdachte van de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 2] vrijgesproken.
Ter zake van de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 1] is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland (Parnassia/Palier), ressort Den Haag, zolang die instelling(en) zulks nodig acht(en).
De vordering tot tenuitvoerlegging van de niet-tenuitvoergelegde straf is afgewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hof legt de tenlastelegging uit als een impliciet cumulatieve tenlastelegging, met als eerste impliciet cumulatief tenlastegelegde de mishandeling van [slachtoffer 1] en als tweede impliciet cumulatief tenlastegelegde de mishandeling van [slachtoffer 2].
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het tweede impliciet cumulatief tenlastegelegde, te weten de mishandeling van [slachtoffer 2].
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het eerste impliciet cumulatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon(te weten
[slachtoffer 1],
- tegen het hoofd heeft geslagen,
- waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 1] zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] tijdens een woordenwisseling op straat mishandeld door haar te slaan. Aldus handelende heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 1] geschonden. Het hof heeft bovendien acht geslagen op de omstandigheid dat er kinderen in de directe nabijheid van het gebeuren waren die de mishandeling hebben moeten aanschouwen, hetgeen het hof als uiterst kwalijk beschouwt. Daarnaast brengt een feit als het onderhavige, gepleegd op de openbare weg, bij de omstanders angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 maart 2010, eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Anderzijds heeft het hof bij de strafbepaling in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij te kennen heeft gegeven sinds het gebeuren zijn ex-vriendin niet meer te hebben gezien en geen contact meer met haar te hebben. Voorts heeft de verdachte verklaard thans een baan te hebben via Stichting de Werkbij te Den Haag.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof tevens in aanmerking genomen het adviesrapport d.d. 21 augustus 2009 van Reclassering Nederland, regio Den Haag, opgesteld en ondertekend door J. Smaling, reclasseringswerker, en mede ondertekend door M. Verburgt, unitmanager.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, geen aanleiding de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf te verbinden.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 15 april 2009 onder parketnummer 09-611753-08 is de verdachte onder meer veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met bevel dat die hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de - gewijzigde - vordering van de officier van justitie in eerste aanleg, strekkende tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de niet-tenuitvoergelegde straf.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering is in beginsel gegrond.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er evenwel geen termen aanwezig zijn voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het eerste impliciet cumulatief tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van1 (één) week.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 15 april 2009 onder parketnummer 09-611753-08 opgelegde voorwaardelijke straf af.
Dit arrest is gewezen door mr. T.W.H.E. Schmitz, mr. S.A.J. van 't Hul en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 april 2010.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.