Rolnummer: 22-004221-08
Parketnummer: 09-900825-07
Datum uitspraak: 23 april 2010
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats (Marokko),
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 20 november 2009 en 9 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 september 2007 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toegevoegd de woorden: "waarom heb je aangifte gedaan tegen mijn broer" en/of "jij gaat betalen voor iedere dag dat mijn broer vastzit, jij gaat dood" en/of "wie heeft mijn broertje verraden, die maken we dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 september 2007 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de [horecagelegenheid], gevestigd in perceel [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het
- één of meerdere ma(a)l(en) slaan met een stok, althans met een hard voorwerp, op en/of tegen een/de arm(en) en/of rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- één of meerdere ma(a)l(en) slaan met een of meer (val)helm(en), althans met een of meer hard(e) voorwerp(en), op en/of tegen een/de ruit(en) van dat perceel waardoor die ruit(en) kapot is/zijn gegaan en/of glasscherven van die ruit(en) in het gezicht en/of hals van die [slachtoffer 1] is/zijn gekomen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
- één of meerdere ma(a)l(en) met een stok, althans met enig hard voorwerp, op en/of tegen een/de arm(en) en/of rug, althans het lichaam van een persoon (te weten [slachtoffer 2]) heeft geslagen en/of
- één of meerdere ma(a)l(en) met een of meer (val)helm(en), althans hard(e) voorwerp(en), op en/of tegen een/de ruit(en) van het perceel [straatnaam] heeft geslagen, waardoor die ruit(en) kapot is/zijn gegaan en/of glasscherven van die ruit(en) in het gezicht en/of de hals van een persoon ( te weten [slachtoffer 1]) zijn gekomen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 11 september 2007 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de [horecagelegenheid], gevestigd in perceel [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit
- het omver trappen van één of meer bromfietsen en/of
- het gooien en/of slaan van/met één of meer valhelm(en), althans een of meer hard(e) voorwerp(en) tegen één of meer ruit(en) van dat perceel en/of
- het lostrekken van een beeldscherm van een computer en/of het (vervolgens) loslaten en/of op de vloer/grond gooien van dat beeldscherm;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
- één of meer bromfiets(en) en/of
- één of meer ruit(en) van perceel [straatnaam] en/of
- een beeldscherm,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk
- die bromfiets(en) omver te trappen en/of
- één of meer valhelm(en), althans hard(e) voorwerp(en) tegen die ruit(en) te gooien en/of te slaan en/of
- dat beeldscherm los te trekken van de computer en/of (vervolgens) dat beeldscherm los te laten en/of op de vloer/grond te gooien.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beslissing op het aanhoudingsverzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorwaardelijk - namelijk indien het hof tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten zou komen - verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, teneinde de door het openbaar ministerie aangekondigde vervolging van de getuige [persoon 1] wegens meineed en de daaruit voortvloeiende resultaten af te wachten.
Het hof wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak af, nu het hof daartoe geen noodzaak aanwezig acht. De verklaringen die door [persoon 1] in het kader van de strafzaak van de verdachte zijn afgelegd, zullen niet voor het bewijs worden gebezigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 september 2007 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] toegevoegd de woorden: "waarom heb je aangifte gedaan tegen mijn broer" en "jij gaat betalen voor iedere dag dat mijn broer vastzit, jij gaat dood" en "wie heeft mijn broertje verraden, die maken we dood", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 11 september 2007 te 's-Gravenhage met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats en in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de [horecagelegenheid], gevestigd in perceel [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het
- meerdere malen slaan met een stok tegen de armen en rug van die [slachtoffer 2] en
- meerdere malen slaan met een (val)helm tegen de ruiten van dat perceel waardoor die ruiten kapot zijn gegaan en glasscherven van die ruiten in het gezicht van die [slachtoffer 1] zijn gekomen;
3.
hij op 11 september 2007 te 's-Gravenhage met anderen, op de openbare weg, de [straatnaam], en in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de [horecagelegenheid], gevestigd in perceel [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit
- het omver trappen van bromfietsen en
- het gooien met één valhelm, tegen ruiten van dat perceel en
- het lostrekken van een beeldscherm van een computer en het vervolgens loslaten of op de grond gooien van dat beeldscherm.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan bedreiging van twee personen. Daarmee heeft hij de betrokkenen angst aangejaagd.
Voorts heeft de verdachte samen met zijn mededaders openlijk geweld gepleegd tegen diezelfde twee personen, waarbij één slachtoffer letsel heeft bekomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Ook heeft de verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen goederen die zich zowel in als buiten het pand van de [horecagelegenheid] bevonden, alwaar eerdergenoemde slachtoffers werkzaam waren. De verdachte heeft door zijn handelwijze ernstig inbreuk gemaakt op het eigendom van één van de slachtoffers, [slachtoffer 2] en hem financiële schade berokkend. Tevens worden door feiten als het onderhavige de openbare orde verstoord en gevoelens van angst en onrust in de samenleving teweeg gebracht.
Het hof houdt voorts rekening met de omstandigheid dat de verdachte een initiërende rol in het geheel heeft gespeeld. Hij heeft verhaal willen halen, omdat één van de slachtoffers aangifte had gedaan tegen één van zijn broers.
Daarnaast is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2010, reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft geconstateerd dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de stukken ruim negen maanden na instellen van het hoger beroep ter griffie van het hof zijn ontvangen. Gelet op de voortvarende behandeling in hoger beroep, kan naar het oordeel van het hof echter met de enkele constatering van deze - beperkte - schending worden volstaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat met een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenis-straf van na te melden duur - zoals ook door de officier van justitie ter terechtzitting van de rechtbank 's-Gravenhage is gevorderd - kan worden volstaan en een passende en geboden reactie vormen.
Het hof heeft bij het bepalen van voornoemde straf de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken in aanzienlijke mate mee laten wegen en is daardoor tot een lagere straf en een andere strafmodaliteit gekomen dan door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is gevorderd.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 750,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 400,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 2 primair bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 400,--.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 400,-- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 5.749,76.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 3.580,05.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade is geleden tot een bedrag van € 3.580,05 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve in zoverre worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 200,--, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.580,05 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 primair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het gevorderde bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat een bedrag te betalen van
€ 400,00 (vierhonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het gevorderde bedrag van
€ 3.580,05 (drieduizend vijfhonderdtachtig euro en vijf centen) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op € 200,00 - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat een bedrag te betalen van
€ 3.580,05 (drieduizend vijfhonderdtachtig euro en vijf centen) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. C.G.M. van Rijnberk en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 april 2010.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.