ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4463

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005803-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugssmokkelzaak na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor drugssmokkel, waarbij hij werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden MDMA. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste vond plaats tussen 10 juni en 5 november 2003, waarbij de verdachte ongeveer 210.086 gram MDMA had vervoerd, en de tweede tussen 3 en 24 november 2003, met ongeveer 11,59 gram MDMA.

Tijdens de zitting heeft het hof de verklaringen van de vrouw van de verdachte, die in Oekraïne was veroordeeld voor een gerelateerd feit, beoordeeld. Het hof oordeelde dat haar verklaringen inconsistent waren en niet betrouwbaar genoeg om als bewijs te dienen. Bovendien kon het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen hoe de vingerafdrukken van de verdachte op de onderschepte spiegel met MDMA waren gekomen.

Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, concludeerde het hof dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005803-09
Parketnummer: 15-668123-07
Datum uitspraak: 21 april 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende te 's-Gravenhage
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 25 juli 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2003 tot en met 5 november 2003 te Zaandam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 210.086 gram, althans 2472 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 5 november 2003 te Lliv, land Oekraïne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 210.086 gram, althans 2474 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 november 2003 tot en met 24 november 2003 te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 11,59 gram, althans 145 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal heeft het hof - op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep - niet met voldoende mate van zekerheid kunnen vaststellen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier is komen vast te staan dat verdachte eind september 2003 met zijn vrouw naar Oekraïne is gegaan alwaar zijn vrouw een afspraak heeft gemaakt met [persoon 1] om hem te ontmoeten. Op 5 november 2003 ging de vrouw van verdachte in Lviv een gebouw binnen terwijl verdachte in de auto bleef wachten. Korte tijd later kwam zijn vrouw met een doos naar buiten. In die doos zat -naar later bleek- een spiegel met daarin 2472 tabletten bevattende MDMA.
Op 24 november 2003 werd in de Oekraïne nog een tweede doos onderschept inhoudende een spiegel met daarin 145 tabletten MDMA. Op die spiegel zaten de vingerafdrukken van de verdachte.
Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de uitvoer van de in de tenlastelegging genoemde tabletten, bevattende MDMA. De vrouw van verdachte, [naam vrouw verdachte], die in Oekraïne voor het onderhavige feitencomplex is veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, heeft in totaal negen verklaringen afgelegd.
Het hof beoordeelt de verklaringen van de vrouw van de verdachte, met name gelet op de wisselende inhoud daarvan, als onvoldoende betrouwbaar en overtuigend, zodat deze niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Voorts heeft het hof - op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep - niet met voldoende mate van zekerheid kunnen vaststellen hoe de vingerafdrukken op die spiegel zijn gekomen en dus ook niet of dit ten tijde van het inpakken is gebeurd.
De verdachte dient derhalve van het hem tenlastgelegde te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.Th.M. Dekkers, mr. H.M.A. de Groot en mr. D.J.C. van den Broek, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 april 2010.