ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4450

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005980-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een vervalst reisdocument

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Sierra Leone in 1978, was beschuldigd van het bezit van een vervalst reisdocument. De tenlastelegging betrof het bezit van een op zijn naam gesteld reisdocument voor vluchtelingen, waarvan hij wist dat het vervalst was. De vervalsing bestond uit het wijzigen van het laatste cijfer van het jaartal in de expiratiedatum van 2005 naar 2008.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, maar hij ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 april 2010 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat de vervalsing overduidelijk was en dat de verdachte, die het document altijd bij zich droeg, op de hoogte moest zijn van de vervalsing. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, maar vond dat een voorwaardelijke straf voldoende was.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005980-08
Parketnummer(s): 10-766134-08
Datum uitspraak: 23 april 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 7 november 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sierra Leone) op [geboortedag] 1978,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2008 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, in het bezit was van een reisdocument, te weten een op zijn, verdachters, naam gesteld reisdocument voor vluchtelingen van Nederland (model 2001), voorzien van het documentnummer [NUMMER], waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat de (machinaal) aangebrachte documentgegevens (persoons- en autorisatiegegevens) op een onjuiste en/of afwijkende wijze waren aangebracht (het laatste cijfer van het jaartal met betrekking tot de expiratiedatum was gewijzigd van 2005 in 2008 door middel van het toevoegen van lijnen).
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 weken met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Namens de verdachte is aangevoerd dat de verdachte niet wist dat er met zijn reisdocument was geknoeid. Het hof acht deze stelling onaannemelijk gelet op het feit dat de vervalsing overduidelijk was en het feit dat de verdachte heeft verklaard dat hij het document altijd in zijn jaszak had en dus de beschikking had over het document en kennis moet hebben genomen van de vervalsing.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 september 2008 te Rotterdam, in het bezit was van een reisdocument, te weten een op zijn, verdachtes, naam gesteld reisdocument voor vluchtelingen van Nederland (model 2001), voorzien van het documentnummer [NUMMER], waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was, bestaande de vervalsing hieruit dat de machinaal aangebrachte documentgegevens persoons- en autorisatiegegevens op een onjuiste en/of afwijkende wijze waren aangebracht het laatste cijfer van het jaartal met betrekking tot de expiratiedatum was gewijzigd van 2005 in 2008.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Op 11 september 2008 was de verdachte in het bezit van een reisdocument waarvan de 5 van het jaartal 2005 in de expiratiedatum was veranderd in een 8. Aldus heeft de verdachte op laakbare wijze inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld. Tegen dergelijk handelen dient in beginsel streng opgetreden te worden. Het hof overweegt echter dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2010 weliswaar eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar dat dit overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 betrof en geen soortgelijke feiten. Voorts houdt het hof in vergaande mate rekening met zijn persoonlijke omstandigheden zoals ter terechtzitting in hoger beroep door zijn raadsman naar voren gebracht.
Het hof is derhalve anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur volstaat als een passende en geboden reactie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L.J. van Strien, mr. C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. E.J.M. van der Laan. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 april 2010.