ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4431

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004518-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en diefstal met beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor mishandeling en diefstal. De verdachte, geboren in Suriname in 1980, was beschuldigd van het opzettelijk slaan van een persoon, [slachtoffer], en het wederrechtelijk wegnemen van een Bose DVD-systeem, evenals het vernielen van diverse goederen van [slachtoffer]. De feiten vonden plaats op 30 april 2008 in Noordwijk, waar de verdachte de aangever meermalen in het gezicht heeft geslagen en verschillende inboedelgoederen heeft beschadigd of vernield. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 90 uur, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 maart 2010 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte zich in een staat van hevige gemoedsbeweging bevond en dat hij een beroep op noodweerexces toekwam. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding, waardoor het beroep op noodweer niet kon worden gehonoreerd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur voor de mishandeling en 30 uur voor de vernieling, met een schadevergoeding aan de benadeelde partij van EUR 1.576,55. De vordering van de benadeelde partij voor het overige werd niet-ontvankelijk verklaard.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van de aangever geschonden en het vertrouwen dat de aangever in hem stelde beschaamd. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot het bedrag van EUR 1.576,55, dat de verdachte aan de Staat moet betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004518-09
Parketnummer: 09-525389-08
Datum uitspraak: 13 april 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 26 augustus 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op
[geboortedag] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 april 2008 te Noordwijk opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 30 april 2008 te Noordwijk opzettelijk en wederrechtelijk:
- een ruit (van een deur) en/of
- een lamp en/of
- twee, althans een schilderij(en) en/of
- een plant en/of
- diverse, althans een, va(a)s(zen) en/of
- twee, althans een, televisie(s) en/of
- een (glazen) (bijzet)tafeltje en/of
- een speaker en/of
- vijf, althans een of meer, (ingelijste) poster(s)/foto(s) en/of
- zes, althans een of meer, (tuin)stoel(en) en/of
- een terraskachel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk
- die ruit in te trappen/in te slaan en/of
- die lamp van het pfafond te trekken en (vervolgens) (vanaf de galerij) naar beneden te gooien en/of
- de glaspla(a)t(en) van de/het schilderij(en) stuk te slaan en/of
- die plant om te gooien en/of
- die va(a)s(zen) stuk te slaan/gooien en/of
- die televisie(s) van de muur te trekken en/of (vervolgens) (op de grond) stuk te gooien en/of
- van die (glazen) (bijzet)tafel de poten eraf te trekkenen/of de glasplaat stuk te slaan/in te gooien en/of
- die speaker (op de grond) stuk te gooien en/of
- die (ingelijste) poster(s)/foto(s) van de muur te trekken en de lijsten kapot te slaan en/of
- die (tuin)stoel(en) (vanaf de galerij) naar beneden te gooien en/of
- die terraskachel om te gooien/trappen;
3.
hij op of omstreeks 30 april 2008 te Noordwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Bose DVD-systeem en/of diverse (persoonlijke) documenten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens de akte rechtsmiddel d.d. 8 september 2009, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Het voorgaande brengt mee, dat het hof - nu in eerste aanleg ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken - op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering alsnog een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde zal bepalen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 april 2008 te Noordwijk opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer], meermalen, in het gezicht, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 30 april 2008 te Noordwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Bose DVD-systeem toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 3 tenlastegelegde nu de verdachte geen opzet heeft gehad op de diefstal van het Bose DVD-systeem. Ter adstructie van zijn betoog heeft de raadsman, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte niet welbewust heeft gehandeld nu hij verkeerde in een staat van hevige gemoedsbeweging.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat de verdachte geen oogmerk heeft gehad op de wederrechtelijke toeëigening van het Bose DVD-systeem, nu de verdachte zich er niet van bewust was dat hij bij het inpakken van een aantal tassen in één van die tassen een Bose DVD-systeem heeft gestopt.
Het hof gaat ervan uit dat het Bose dvd-systeem (ofwel 3,2,1 systeem) een apparaat van enige omvang is. Het plaatsen van een dergelijk systeem in een tas vergt een daarop gerichte handeling. Het hof acht de lezing van de verdachte dat hij het apparaat niet opzettelijk heeft weggenomen niet aannemelijk.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Mishandeling.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Diefstal.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging van het hem onder 1 tenlastegelegde nu de verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Ter adstructie van zijn betoog heeft de raadsman, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte zich heeft verdedigd tegen een onmiddellijke en wederrechtelijk aanranding van zijn eigen lijf nu de verdachte werd beetgepakt door de aangever, die hem uit zijn huis probeerde te zetten. De verdachte heeft daarbij mogelijk de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden als onmiddellijk gevolg van zijn hevige gemoedsbeweging die door de aanranding vanwege de aangever werd veroorzaakt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, voor zover hier van belang, kan naar het oordeel van het hof als vaststaand worden aangenomen dat de aangever de verdachte uit zijn huis heeft geduwd door hem met zijn beide handen bij de kraag vast te pakken en hem naar de voordeur te begeleiden. Nadat de verdachte uit de woning was gezet, heeft de aangever de deur geopend waarop de verdachte de aangever in zijn gezicht heeft geslagen. Gelet hierop verwerpt het hof het beroep op noodweer nu geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden, waaruit kan blijken van enige ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding jegens de verdachte waartegen de verdediging noodzakelijk was in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman bedoeld.
Het hof verwerpt voorts het beroep op noodweerexces nu van een noodweersituatie geen sprake is geweest.
Nu ook overigens uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zowel het bewezenverklaarde als de verdachte strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte - gelet op artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering - ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis en ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige vriend. Hij heeft hem in diens eigen woning, waar hij destijds zelf ook regelmatig verbleef, meermalen in zijn gezicht geslagen. Voorts heeft de verdachte diezelfde avond een Bose DVD-systeem van hem gestolen. Door zich aldus te gedragen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn toenmalige vriend en tevens het vertrouwen dat zijn vriend in hem stelde beschaamd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt op de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten.
Het onder 2 bewezenverklaarde feit betreft de vernieling van inboedelgoederen. Het hof bepaalt de straf voor dit feit op een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 3.956,01.
In hoger beroep is deze vordering tot dit bedrag aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van EUR 1.576,55 en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de schade, die is veroorzaakt aan het lijstwerk en de vazen, is ontstaan in de nasleep van een hevige ruzie tussen de verdachte en de aangever. Mede gelet op de billijkheid en de overige omstandigheden van dit geval zal het hof, gelijk de rechtbank, die schade voor 50% toerekenen aan de verdachte. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij derhalve aangetoond dat tot een bedrag van EUR 1.576,55 aan materiële en immateriële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot het bedrag van EUR 1.576,55 worden toegewezen. Niet gebleken is dat er schade is ontstaan ten gevolge van het onder 3 bewezenverklaarde.
Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 1.576,55 aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Bepaalt de hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde op een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 (dertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van EUR 1.576,55 (duizend vijfhonderdzesenzeventig euro en vijfenvijftig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 1.576,55 (duizend vijfhonderdzesenzeventig euro en vijfenvijftig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 (eenendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 april 2010.