ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4369

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004065-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en poging tot mishandeling, schuldig aan poging tot zware mishandeling in penitentiaire inrichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank was veroordeeld voor poging tot doodslag en poging tot mishandeling. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot doodslag op een medegedetineerde en poging tot mishandeling van een penitentiair inrichtingsmedewerker. Echter, het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling van de medegedetineerde. De feiten vonden plaats op 13 maart 2009 in Alphen aan den Rijn, waar de verdachte met een scherp voorwerp, een handvat van een emmer, meerdere keren in de richting van het lichaam van het slachtoffer heeft gestoken, waarbij het slachtoffer in de bovenarm is geraakt. Het hof oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, maar het hof heeft uiteindelijk een straf opgelegd van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De verdachte heeft een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur en er is sprake van impulsiviteit en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het hof heeft geoordeeld dat de straf een passende reactie vormt op het bewezenverklaarde feit en heeft het in beslag genomen voorwerp onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004065-09
Parketnummer: 09-535214-09
Datum uitspraak: 2 april 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1975,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Flevoland, locatie Huis van Bewaring te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 7 januari 2010 en 22 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2009 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een recht gebogen en scherp geslepen stalen handvat van een emmer, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans één maal heeft gestoken in de richting van het lichaam en/of in de (boven)arm van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezen-verklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2009 te Alphen aan den Rijn opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]), met een recht gebogen en scherp geslepen stalen handvat van een emmer, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken in de (boven)arm, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2009 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een penitentiair inrichtings-medewerker genaamd [p.i. medewerker]van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een recht gebogen en scherp geslepen stalen handvat van een emmer, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans één maal heeft gestoken in de richting van het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [p.i. medewerker], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezen-verklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2009 te Alphen aan den Rijn opzettelijk en wederrechtelijk een overhemd, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [p.i. medewerker]en/of de PI Alphen aan den Rijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een recht gebogen en scherp geslepen stalen handvat van een emmer, althans een scherp en/of puntig voorwerp in dat overhemd te steken, althans dat overhemd te scheuren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, impliciet primair tenlastege-legde (poging tot doodslag) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een bijzondere voorwaarde als vermeld in het vonnis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als vermeld in het vonnis. Tevens is beslist omtrent het inbeslag-genomen voorwerp als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, impliciet primair (poging tot doodslag) en 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De motivering van de vrijspraken zal hieronder bij de bewijsmotivering worden besproken.
Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden1:
- Op 19 maart 2009 heeft [directeur], directeur van de penitentiaire inrichting Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn, aangifte gedaan van zware mishandeling dan wel poging daartoe en poging tot doodslag op penitentiair inrichtingswerker [p.i. medewerker]en gedetineerde [slachtoffer], gepleegd op 13 maart 2009.2
- [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 13 maart 2009 aan het werk was als penitentiair inrichtingswerker van de Penitentiaire Inrichting te Alphen aan den Rijn toen hij een gedetineerde hoorde roepen dat er een steekpartij aan de gang was.[getuige 1] zag vervolgens de verdachte in de deuropening van een cel staan. [getuige 1] zag dat de verdachte in een aanvallende, agressieve houding stond tegenover een andere gedetineerde. [getuige 1] trok de verdachte naar achteren. [getuige 1] zag dat de verdachte een wilde blik in zijn ogen had en dat hij iets in zijn handen had dat hij probeerde recht te buigen. Hij zag vervolgens dat de verdachte een zwaaiende beweging maakte om hem, [getuige 1], weg te duwen en dat de verdachte weer op [slachtoffer], de andere gedetineerde, af wilde gaan. [getuige 1] heeft de verdachte weer van achteren beetgepakt en werd daarbij geholpen door [p.i. medewerker]. Toen zij de verdachte richting de deur duwden, kwam [slachtoffer] op de verdachte af en zij zagen dat de verdachte toen weer een stekende beweging in de richting van [slachtoffer] maakte.3
- [getuige 2], die als stagiare in de Penitentiaire Inrichting werkzaam was, heeft bij de politie verklaard dat zij hoorde dat gedetineerde [naam gedetineerde] riep: "[getuige 2], steekpartij". Op dat moment zag zij dat de verdachte op de galerij met een soort lang dun mes een stekende beweging in de richting van gedetineerde [slachtoffer] maakte die daar ook stond. Haar collega's zijn toen naar boven gesneld en hebben de verdachte en [slachtoffer] uit elkaar getrokken. Zij zag dat de verdachte weer verschillende stekende bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer]. Toen de verdachte en [slachtoffer] uit elkaar waren gehaald, zag zij dat [slachtoffer] op zijn bovenarm een bloedende wond had op de plek waar de stekende beweging van de verdachte heen was gegaan.4
- [getuige 3], afdelingshoofd in de Penitentiaire Inrichting, heeft bij de politie verklaard dat hij op 16 maart 2009 met [slachtoffer] sprak in zijn isoleercel. [slachtoffer] verklaarde hem toen dat hij op 13 maart 2009 met zijn rug naar de opening van een cel stond waar hij op bezoek was, toen hij een jongen uit die cel hoorde zeggen: "Kijk uit". [slachtoffer] draaide zich om en zag dat de verdachte hem aanviel. [slachtoffer] vertelde dat hij geraakt werd in zijn bovenarm door de verdachte.
Hij liet aan [getuige 3] een wondje zien op zijn bovenarm.5
- [p.i. medewerker]heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte een soort zelfgeslepen priem had van ongeveer 30 centimeter lang. Later zag hij dat het wapen een hengsel was van een emmer. De punt was geslepen en scherp. De andere kant van het hengsel was dubbelgevouwen waardoor een handvat was ontstaan. Toen hij, Van Steen-wijk, en [getuige 1] de verdachte vast hadden, hoorde [p.i. medewerker] de verdachte meerdere malen schreeuwen: "Ik maak hem dood".6
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat hij op de trap in de penitentiaire inrichting stond te praten toen [slachtoffer] langs hem liep en hem hard in zijn rug sloeg. Verdachte is vervolgens achter hem aan gerend en heeft stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] gemaakt omdat [slachtoffer] hem had geslagen en hij vond dat [slachtoffer] dat niet mocht doen.
Het standpunt van de advocaat-generaal
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte, door met een scherp en puntig voorwerp in de richting van de medegedetineerde [slachtoffer] te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer aldus van het leven zou beroven, zodat naar zijn mening het onder 1 primair, impliciet primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is de advocaat-generaal -anders dan de rechtbank- van oordeel dat de verdachte, door met een scherp en puntig voorwerp in de richting van de penitentiair inrichtingsmedewerker
[p.i. medewerker] te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer aldus zwaar lichamelijk letsel toe zou brengen, zodat naar zijn mening het onder 2 primair, impliciet subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de raadsman
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken omdat de verdachte niet het opzet had -ook niet in voorwaardelijke zin- [slachtoffer] van het leven te beroven danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken omdat de verdachte niet het opzet had -ook niet in voorwaardelijke zin- [p.i. medewerker] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld hoe de schade aan het overhemd van [p.i. medewerker] is ontstaan, zodat de verdachte daarvan eveneens dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan worden afgeleid dat de verdachte van korte afstand met een scherp en puntig voorwerp meermalen in de richting van de medegedetineerde [slachtoffer] heeft gestoken, waarbij [slachtoffer] in de bovenarm is geraakt.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, niet van dien aard is geweest dat kan worden aangenomen dat de kans aanmerkelijk is geweest dat [slachtoffer] daarbij het leven zou laten.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte van het onder 1 primair, impliciet primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) dient te worden vrijgesproken.
Uit de verschillende verklaringen die zijn afgelegd blijkt dat de verdachte op korte afstand van [slachtoffer] meermalen met een scherp en puntig voorwerp, dat een lengte had van ongeveer 30 centimeter, in de richting van diens lichaam heeft gestoken. [slachtoffer] is hierbij geraakt in zijn bovenarm. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat hij [slachtoffer] aldus zwaar lichamelijk letsel toe zou brengen en daarbij met opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, heeft gehandeld.
Het hof acht derhalve het onder 1 primair, impliciet subsidiair tenlastegelegde (poging tot zware mishande-ling) wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende.
Op het moment van het ontstaan van de scheur in het overhemd van [p.i. medewerker] was er sprake van een
worsteling om de verdachte en [slachtoffer] uit elkaar te houden. De verdachte wilde loskomen van de bewaarders om [slachtoffer] opnieuw te lijf te gaan en later wilde hij zich verweren tegen [slachtoffer] die met een stalen prullenbak op hem af kwam. [p.i. medewerker] heeft als enige verklaard dat hij met het voorwerp in zijn overhemd is gestoken, andere getuigen hebben dit niet waargenomen. De verdachte heeft consequent verklaard dat hij nimmer opzet heeft gehad
op het raken van [p.i. medewerker] met het scherpe voorwerp. Ook uit de getuigenverklaringen blijkt dat de verdachte om [p.i. medewerker] heen stak. In het dossier bevinden zich foto's van het overhemd. Op die foto's is te zien dat precies op de rechteroksel-naad een verticale scheur is ontstaan. Een steekgat is niet te zien.
Gelet op het vorenstaande, ook in samenhang bezien, is het hof -anders dan de advocaat-generaal- van oordeel dat de toedracht, laat staan het vereiste opzet op het veroorzaken van de dood of zwaar lichamelijk letsel bij [p.i. medewerker] dan wel op het vernielen van het overhemd van [p.i. medewerker], niet buiten redelijke twijfel is vast te stellen, zodat de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 maart 2009 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een scherp en puntig voorwerp, meermalen,heeft gestoken in de richting van het lichaam en in de (boven)arm van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierboven weergegeven en door middel van voetnoten nader aangeduide bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 primair, impliciet primair en 2 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent het inbeslaggenomen voorwerp als vermeld in de vordering.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een medegedetineerde.
Voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit was er over en weer onenigheid ontstaan die er uiteindelijk toe leidde dat het slachtoffer verdachte op de trap een klap in zijn rug gaf. De verdachte is achter het slachtoffer aan gegaan met een scherp en puntig voorwerp dat hij bij zich droeg. In de cel van een andere medegedetineerde, alwaar het slachtoffer zich op dat moment bevond, heeft de verdachte het slachtoffer met het steekvoorwerp in de bovenarm gestoken. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 maart 2010, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte rapportages, onder meer neergelegd in een pro justitia rapportage d.d. 12 juli 2009 opgemaakt door mr. drs. M.C. Schipper, gezondheids-zorgpsycholoog en drs. E.S.J. Roorda-de Man, supervisor. Hieruit komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur, met enige impulsiviteit en tekortschietende controle- en spannings-regulatiemechanismen en een antisociale persoonlijkheids- stoornis met schizotypische trekken. De psycholoog komt tot de conclusie dat het feit in enigszins verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, welke conclu-sie naar het oordeel van het hof genoegzaam door de bevindingen van de deskundige wordt ondersteund.
Het voorlichtingsrapport van Palier, gedateerd 10 juli 2009, betreffende de verdachte, maakt melding van het feit dat verdachte nog een verplicht reclasseringscontact heeft van drie jaar, reden waarom geen nieuw reclasse-ringstoezicht wordt geadviseerd. Het hof ziet daarvoor evenmin voldoende aanleiding.
Hoewel de verdachte van de tenlastegelegde poging tot doodslag wordt vrijgesproken is het hof van oordeel dat de ernst van hetgeen in hoger beroep is bewezenverklaard, alsmede de omstandigheid dat het incident zich heeft afgespeeld in een beperkte ruimte, een gevangeniscel, en dat de verdachte een zelf gefabriceerd steekvoorwerp heeft gebruikt, een gevangenisstraf als door de rechtbank opgelegd alleszins rechtvaardigen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf strekt er mede toe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals dit vermeld is op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, met behulp waarvan het bewezenverklaarde feit is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet primair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van18 (achttien) maanden.
Bepaalt, dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp zoals dit vermeld is op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.K. Welbedacht, S. van Dissel en G. Knobbout, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 april 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde (pagina's 1 t/m 35) proces-verbaal van de Politie Hollands Midden, gedateerd 17 april 2009, met het nummer PL 1630/09-003081.
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 13
3 Proces-verbaal van verhoor, p. 18-19
4 Proces-verbaal van verhoor, p. 20-21
5 Proces-verbaal van verhoor, p. 26
6 Proces-verbaal van aangifte, p. 31, onderaan en p. 32 eerste en tweede alinea