GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 april 2010
Zaaknummer : 200.034.095/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-8804
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. de Visser te Zaandam, gemeente Zaanstad,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.M.S. van der Wulp te Zwijndrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 7 mei 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 februari 2009 van de rechtbank Dordrecht.
De moeder heeft op 13 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
Op 5 maart 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de vader – met instemming van de advocaat van de moeder – een salarisstrook van de vader van 1 februari 2010 overgelegd, alsmede een recente draagkrachtberekening.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van 1 september 2008 ten behoeve van de minderjarigen, [minderjarige], geboren [in 2003] te [geboorteplaats], en [minderjarige], geboren [in 2008] te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarigen), een bijdrage in de kostenvan verzorging en opvoeding dient te betalen van € 560,- per maand, telkens voor de eerste van de betreffende maand bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding voor de minderjarigen, hierna ook te noemen: kinderalimentatie.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, subsidiair te wijzigen en opnieuw beschikkende, de door hem te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 september 2008 op nihil te stellen.
3. De vader stelt zich primair op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij binnen de gestelde termijn geen verweerschrift heeft ingediend. Volgens de vader dient de bestreden beschikking daarom vernietigd te worden.
Subsidiair meent de vader dat de bestreden beschikking niet voldoet aan de wettelijke maatstaven, doordat bij de uitspraak van onjuiste en onvolledige gegevens is uitgegaan.
De vader bestrijdt de behoefte van de kinderen niet. Hij meent echter dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de gevraagde bijdrage te voldoen, gelet op zijn inkomen en lasten.
4. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en de verzoeken van de vader integraal af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De moeder betwist dat de vader geen draagkracht heeft en voert verweer tegen enkele door hem opgevoerde lasten.
5. Het hof overweegt als volgt. Indien en voorzover er al van uit moet worden gegaan dat de vader met zijn primaire stelling bedoelt dat sprake is van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor, dan is dit gebrek in hoger beroep hersteld, nu de vader in hoger beroep alsnog voldoende heeft kunnen reageren op het door de moeder in eerste aanleg bij de rechtbank ingediende verzoek. De stelling van de vader leidt derhalve niet tot vernietiging van de bestreden beschikking.
6. Ten aanzien van de stelling van de vader dat de bestreden beschikking niet voldoet aan de wettelijke maatstaven, doordat bij de uitspraak van onjuiste en onvolledige gegevens is uitgegaan, overweegt het hof dat het gaat om kinderalimentatie die in eerste aanleg voor het eerst is vastgesteld. Het door de vader gedane beroep op artikel 1:401 BW is ten onrechte. Nu de vader stelt dat hij - gelet op zijn inkomen en lasten - onvoldoende draagkracht heeft om de gevraagde bijdrage te voldoen, zal het hof zijn draagkracht beoordelen. Allereerst zal het hof beslissen over de ingangsdatum van de kinderalimentatie.
Ingangsdatum kinderalimentatie
7. De moeder heeft ter terechtzitting – onweersproken – gesteld dat de vader tot nu toe geen kinderalimentatie aan haar heeft betaald. De vader heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij op een andere wijze heeft bijgedragen in de kosten van de minderjarigen zoals hij in zijn beroepschrift stelt. Het hof zal evenals de rechtbank als ingangsdatum 1 september 2008 hanteren.
8. De behoefte van de minderjarigen van € 280,- per maand per kind staat als niet weersproken vast.
9. Het hof overweegt als volgt. Op 1 maart 2009 is in werking getreden de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding; Stb. 2008, 500. In deze wet is in artikel 1:400 lid 1 Burgerlijk Wetboek een voorrangsregeling voor kinderalimentatie opgenomen. In vervolg daarop is ingaande 1 maart 2009 van toepassing de nieuwe normering voor kinderalimentatie van de Werkgroep Alimentatienormen. Gelet hierop zal het hof bij de berekening van de draagkracht van de vader met ingang van 1 maart 2009 een draagkrachtpercentage van 70 hanteren.
10. Het voorgaande betekent dat de draagkracht van de vader dient te worden bepaald over twee periodes: vanaf 1 september 2008 tot 1 maart 2009 en vanaf 1 maart 2009.
Periode vanaf 1 september 2008 – 1 maart 2009
11. Uit de door de vader overgelegde salarisspecificatie van 1 september 2008 blijkt dat de vader een jaarinkomen heeft van € 52.710,48. Het hof zal van voornoemd jaarinkomen uitgaan. Ook gaat het hof uit van een inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet van € 187,- per maand.
12. De vader heeft in zijn draagkrachtberekening een bedrag van € 8.664,- per jaar aan hypotheeklasten opgevoerd, alsmede een eigenwoningforfait van € 974,- per jaar.
13. Het hof overweegt als volgt. Het hof zal er in deze periode van uitgaan dat de vader de woonlasten nog kan aftrekken van de belasting en zal, nu de moeder de opgave van de vader niet heeft weersproken, bij de berekening van de draagkracht van de vader uitgaan van genoemde lasten. Verder is ter terechtzitting gebleken dat de vader in deze periode geen huurlasten had omdat hij afwisselend bij vrienden en kennissen woonde. Het hof zal derhalve in deze periode geen rekening houden met huurlasten aan de zijde van de vader.
14. Het hof zal in deze periode uitgaan van de bijstandsnorm van een alleenstaande, nu vaststaat dat de vader in deze periode niet samenwoonde.
Premie ziektekostenverzekering
15. Uit het beroepschrift van de vader en uit de door hem overgelegde “specificatie behorend bij betaling zorgverzekering” blijkt dat de vader in 2009 een premie zorgverzekering betaalde van € 133,- per maand. Het hof gaat ervan uit – bij gebreke van onderbouwing – dat in 2008 zijn premie zorgverzekering ongeveer even hoog is geweest. Gelet op het voorgaande en nu de vader in deze periode als alleenstaande wordt beschouwd, zal het hof rekening houden met € 133,- per maand aan premie zorgverzekering.
16. Nu niet gebleken is dat de vader de kosten daadwerkelijk heeft gerealiseerd, zal het hof geen rekening houden met het eigen risico van € 13,- per maand.
17. Nu de vader ter terechtzitting heeft verklaard dat voor wat betreft de RVS premie rekening dient te worden gehouden met € 108,- per maand en dat de rest van de premie van € 299,- in het bedrag van de hypotheeklasten is opgenomen, zal het hof bij de draagkrachtberekening van de vader uitgaan van een RVS premie van € 108,- per maand.
Premie uitkering bij ziekte
18. De vader heeft niet aangetoond, noch aannemelijk gemaakt dat hij een bedrag van € 191,- per maand betaalt aan premies voor een uitkering bij ziekte e.d. Het hof zal dit bedrag dan ook buiten beschouwing laten bij de draagkrachtberekening.
Premie begrafenisverzekering
19. Het hof houdt geen rekening met de premie begrafenisverzekering, omdat deze geen prioriteit heeft boven de kinderalimentatie
20. Nu niet vast staat dat er omgang plaatsvindt tussen de vader en de minderjarigen zal het hof geen rekening houden met omgangskosten.
21. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de vader als aflossing van zijn studieschuld een bedrag van € 45,- per maand betaalt. Het hof zal hiermee rekening houden.
22. Nu de moeder heeft bestreden dat de vader herinrichtingskosten heeft gemaakt, had het op de weg van de vader gelegen om zijn stellingen hieromtrent nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van bonnen en facturen. Nu de vader heeft nagelaten dit te doen, zal het hof de herinrichtingskosten buiten beschouwing laten.
23. Voor het overige houdt het hof in deze periode rekening met de gebruikelijke heffingskortingen en een draagkrachtpercentage van 60.
24. Op grond van het voorgaande, heeft de vader in deze periode draagkracht om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te betalen.
25. Het hof zal hierna de onderdelen van de draagkrachtberekening behandelen die afwijken van voorgaande periode of waarover partijen van mening verschillen.
26. Anders dan in voorgaande periode zal het hof voor wat betreft het inkomen van de vader uitgaan van het jaarinkomen van € 59.009,- zoals blijkt uit de door hem ter terechtzitting overgelegde salarisspecificatie van 1 februari 2010, nu de vader heeft nagelaten om salarisgegevens over het jaar 2009 over te leggen en hij ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat zijn salaris sinds 2008 is toegenomen. Het hof zal rekening houden met de in het inkomen begrepen fiscale bijtelling van de auto (25% van € 19.285,- zijnde € 4.821.-) zodat voor de draagkracht met een jaarinkomen van € 54.188,- wordt gerekend. Daarnaast houdt het hof rekening met een inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet van € 195,- per maand.
27. Ter terechtzitting heeft de vader gesteld dat hij sinds 1 maart 2009 huurlasten heeft van € 793,- per maand en samenwoont met zijn nieuwe partner die niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
28. Het hof is van oordeel dat de vader niet, althans onvoldoende, aannemelijk heeft gemaakt dat zijn nieuwe partner niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof gaat er derhalve van uit dat de nieuwe partner de helft van de huurlasten voor haar rekening neemt en zal bij de berekening van de draagkracht van de vader in deze periode uitgaan van een huurlast van afgerond € 397,- per maand.
Voorts houdt het hof rekening met de volledige hypotheeklasten van de woning van partijen.
29. Nu het hof ervan uit gaat dat de nieuwe partner in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, zal het hof ook in deze periode uitgaan van de bijstandsnorm van een alleenstaande.
Premie ziektekostenverzekering
30. De vader heeft in de door hem ter terechtzitting overgelegde draagkrachtberekening een premie ziektekostenverzekering opgenomen van € 266,- per maand. De vader heeft deze premie niet met stukken onderbouwd. Ook heeft hij niet onderbouwd waarom de premie is verdubbeld ten opzichte van het jaar 2009. Het hof gaat daarom in deze periode uit van dezelfde premie ziektekostenverzekering van € 133,- per maand als in de vorige periode. Voor zover deze meerpremie betrekking heeft op zijn nieuwe partner geldt hetgeen hiervoor is overwogen.
31. Uitgaande van het draagkrachtpercentage van 70, de gebruikelijke heffingskortingen, en van hetgeen hiervoor omtrent de draagkracht van de vader is overwogen, heeft de vader ook in deze periode draagkracht om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te betalen.
32. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Husson en Mulder, bijgestaan door
mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 april 2010.