Rolnummer: 22-004210-09
Parketnummer: 10-766208-09
Datum uitspraak: 15 april 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
5 augustus 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Benin) op [geboortedatum] 1986,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Detentieboot Vrouwe Justitia I te Zaandam.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1: "hij, op of omstreeks 05 mei 2009 te Schiedam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Nederlandse identiteitskaart [nummer], ten name van [naam], geboren [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats], welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte dit document als legitimaitiebewijs overlegde aan een ambtenaar van politie die hem naar zijn identiteitsbewijs vroeg";
2: "hij op of omstreeks 05 mei 2009 te Schiedam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard".
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 05 mei 2009 te Schiedam als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd - kort en zakelijk weergegeven - dat de verdachte er alles aan heeft gedaan, daar de verdachte een aantal malen heeft gepoogd Nederland te verlaten en hem derhalve geen verwijt kan worden gemaakt van zijn onrechtmatige verblijf in Nederland.
Met betrekking tot bovengenoemd verweer overweegt het hof het navolgende. Uit hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht en uit het dossier blijkt dat de verdachte zijn nationaliteit en identiteit niet kan aantonen, waaruit blijkt dat hij geboren is in Benin. Verder is de verdachte door de Vreemdelingendienst gepresenteerd bij de ambassade van Benin te Brussel en heeft de verdachte persoonlijk geen initiatief ondernomen Nederland te verlaten. Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet gebleken dat verdachte alles heeft gedaan, hetgeen redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, om Nederland te kunnen verlaten. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is tot ongewenst vreemdeling verklaard. Hij wist dat hij niet in Nederland mocht verblijven en heeft dat toch gedaan. De verdachte heeft een eigen verantwoordelijkheid Nederland te verlaten, nu hij daar al geruime tijd tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 maart 2010, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink, mr. N. Schaar en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 april 2010.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.