Rolnummer: 22-003698-08
Parketnummer: 12-705216-08
Datum uitspraak: 29 maart 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 30 juni 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2006 tot en met 20 november 2007, in de gemeente Schouwen-Duiveland, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door die [slachtoffer] vele malen schriftelijk (via email) ongewenst te benaderen;
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis, te voldoen in vijf maandelijkse termijnen van elk € 100,-, alsmede tot een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en een bijzondere voorwaarde als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 28 juni 2006 tot en met 20 november 2007, in de gemeente Schouwen-Duiveland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, door die [slachtoffer] vele malen schriftelijk (via e-mail) ongewenst te benaderen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: Belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is genoegzaam komen vast te staan dat de aangeefster [slachtoffer] gedurende enige maanden een relatie heeft gehad met de zoon van de verdachte en dat zij tijdens die relatie zwanger is geraakt. Tevens is komen vast te staan dat[slachtoffer] toen enige tijd bij de verdachte en haar zoon in huis heeft gewoond. Nadat genoemde relatie was geëindigd en kort voordat[slachtoffer] op 28 juni 2006 van haar dochter [naam] is bevallen, heeft zij elk contact met de verdachte verbroken.
Hierop heeft de verdachte gedurende een periode van ongeveer 17 maanden, middels een groot aantal
e-mailberichten en enkele brieven gepoogd om het contact met[slachtoffer] te behouden en haar ertoe te bewegen om informatie over, en foto's van het kind waarvan zij dacht of redelijkerwijs kon denken dat het haar kleinkind was, aan haar te doen toekomen. Tevens heeft de verdachte herhaaldelijk verzocht om haar vermeende kleindochter [naam] te mogen zien.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, en in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat de verdachte zich sindsdien niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan belaging en blijkens haar verklaring ter terechtzitting in hoger beroep het laakbare van haar handelen heeft ingezien, acht het hof het raadzaam om op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat aan de verdachte ter zake geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Bepaalt dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. A.H. de Wild en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van.
Mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.