ECLI:NL:GHSGR:2010:BM3059

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004759-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvordering in verkeersdelicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van verschillende verkeersdelicten die plaatsvonden op 4 oktober 2001, waaronder het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, het niet tijdig kunnen stoppen van zijn voertuig en het rijden zonder verzekering. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot geldboetes, maar hij ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Het hof heeft in zijn overwegingen de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte beoordeeld. Het hof constateerde dat de verjaringstermijnen voor de tenlastegelegde feiten waren overschreden. De inleidende dagvaarding was op 7 januari 2003 betekend, en de politierechter had op 26 februari 2003 bij verstek uitspraak gedaan. De vervolging was pas op 6 januari 2010 opnieuw op gang gekomen, wat resulteerde in een periode van meer dan zes jaar voor het misdrijf en meer dan twee jaar voor de overtredingen.

Aangezien de verjaring niet was gestuit, concludeerde het hof dat het recht tot strafvordering was vervallen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Deze uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de vervolging van verkeersdelicten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004759-09
Parketnummer: 09-073100-02
Datum uitspraak: 9 maart 2010
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
26 februari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis in eerste aanleg zal worden vernietigd en dat het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2001 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2001 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (auto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was;
3.
hij op of omstreeks 04 oktober 2001 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto) met het kenteken [kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot geldboetes van respectievelijk EUR 250,- subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, EUR 200,- subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis en EUR 325,- subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte overweegt het hof het volgende.
Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte onder 1 tenlastegelegd dat hij zich op 4 oktober 2001 schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. Dit feit is een misdrijf waarvoor ingevolge artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994 een gevangenisstraf van ten hoogste 3 maanden kan worden opgelegd. Het recht tot strafvordering met betrekking tot voornoemd misdrijf vervalt door verjaring ingevolge artikel 70, eerste lid, onder 2° van het Wetboek van Strafrecht in zes jaren.
Voorts is aan de verdachte bij inleidende dagvaarding onder 2 en 3 tenlastegelegd dat hij zich op 4 oktober 2001 schuldig heeft gemaakt aan respectievelijk de overtreding van artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en aan de overtreding van artikel 30, vierde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Het recht tot strafvordering met betrekking tot voornoemde overtredingen vervalt door verjaring ingevolge artikel 70, eerste lid, onder 1° van het Wetboek van Strafrecht - zoals dit tot 1 februari 2008 luidde - in twee jaren.
Blijkens de stukken van het geding is de inleidende dagvaarding op 7 januari 2003 aan de griffier betekend, waarna op 26 februari 2003 bij verstek uitspraak is gedaan door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De eerstvolgende daad van vervolging vond plaats op 6 januari 2010 door de betekening van de dagvaarding in hoger beroep. Nu tussen 26 februari 2003 en 6 januari 2010 meer dan respectievelijk zes en twee jaren zijn verlopen en de verjaring gedurende die periode niet is gestuit, is het recht tot strafvordering ten aanzien van de ten laste gelegde feiten vervallen, zodat het openbaar ministerie te dien aanzien niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. A.M.P. Gaakeer, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 maart 2010.